Erik Wieërs, de nieuwe Vlaamse bouwmeester, moet rust brengen na het mandaat van Leo Van Broeck. Die nam geen blad voor de mond, maar inhoudelijk zitten de twee op dezelfde lijn: vrijstaand bouwen moet voltooid verleden tijd zijn. ‘Het is niet omdat Leo Van Broeck weg is, dat het probleem ook plots weg is.’
- Na de tumultueuze passage van uw voorganger besliste de Vlaamse regering dat de bouwmeester zich moet ‘terugplooien op zijn kerntaken’. Wat betekent dat?
ERIK WIEËRS (lacht) «Ik weet dat eigenlijk ook niet goed.»
- Betekent het niet dat u uw mond moet houden over bijvoorbeeld klimaat en mobiliteit? Leo Van Broeck was op dat vlak heel erg kritisch voor het beleid.
WIEËRS «Ik interpreteer het in de zin dat er van de bouwmeester advies wordt verwacht, geen beleid. Dat is soms een moeilijke grens, dus in dat opzicht is het een terechte opmerking. Ons advies gaat natuurlijk over ruimtelijke kwaliteit. Dat is meer dan alleen gebouwen: het gaat ook over openbaar domein, landschap, mobiliteit, waterwegen, natuur. Het behoort ook tot de taak van de bouwmeester om de analyse te maken van wat er niet goed loopt. Ik denk dus niet dat Leo Van Broeck buiten zijn kerntaken is gegaan.»
- Hij heeft wel veel mensen tegen zich in het harnas gejaagd, ook binnen het beleid.
WIEËRS «Van Broeck heeft heel hard gehamerd op de problematiek van onze ruimtelijke ordening, en de samenhang met de milieuproblematiek. Het is ook goed dat hij daar zo op gehamerd heeft. Het is natuurlijk een problematiek die al veertig jaar bestaat, en die met Leo Van Broeck spijtig genoeg niet zal verdwijnen. Anderzijds denk ik wel dat het zinvol is om te proberen met concrete projecten aan het probleem te werken, op een verzoenende manier.»
- Dat klinkt bekend. Bij het begin van zijn mandaat zei Van Broeck in deze krant: ‘Natuurlijk is het gemakkelijk om te staan roepen. Ik zie mezelf eerder als diplomaat.’ Dat is toch anders uitgedraaid.
WIEËRS (lacht) «Ik denk niet dat Leo per se het conflict opgezocht heeft. Hij heeft de dingen wel scherp en duidelijk geformuleerd. Misschien is hij gaandeweg geschrokken hoe weinig zijn boodschap – die onder experts al lang gedeeld wordt – in Vlaanderen leeft. Veel mensen denken nog steeds dat onze situatie goed is en dus niemand om verandering moet vragen. Van Broeck heeft proberen duidelijk te maken dat onze bestaande situatie helemaal niet goed is, en dat verandering dus noodzakelijk is. Er is gewoon geen keuze. Maar dat stoot natuurlijk op weerstand bij wie dat niet doorhad.»
- Is het de rol van de Vlaamse bouwmeester om ongemakkelijke waarheden te brengen?
WIEËRS «De bouwmeester moet het beleid adviseren, en oplossingen zoeken voor de problemen die er zijn. Het is zijn rol om de vinger te leggen op de dingen die ertoe doen en die aan de orde zijn. En zich daarbij niet heel erg te bekommeren om de vraag of mensen het nu graag gaan horen of niet.»
- Wie dacht dat de nieuwe bouwmeester een ander verhaal zou brengen, is bij dezen ook weer een illusie armer.
WIEËRS «Ik zal misschien de boodschap op een andere manier brengen, maar de situatie is niet veranderd. Het is niet omdat Leo Van Broeck weg is, dat het probleem plotseling weg is. Je kan nu niet opeens komen vertellen dat ons woonmodel niet problematisch is. We ervaren allemaal, elke dag, dat dat wél het geval is.»
- Zijn analyse klopte?
WIEËRS «Vlaanderen nog steeds een idee dat het woonideaal erin bestaat dat je rond je woning kan wandelen, ergens in een verkaveling. Dat kan niet blijven duren.»
- U zegt dus net als Van Broeck dat we terug in de stads- en dorpskernen moeten gaan wonen?
WIEËRS «Ik denk absoluut dat ons beleid daarop gericht moet zijn.»
- Anders gesteld: de vrijstaande fermette of witte kubus is verleden tijd.
WIEËRS «Het is alleszins niet de toekomst.»
- Uw voorganger ging nog iets verder. Hij noemde vrijstaand bouwen ‘crimineel’.
WIEËRS «Ik heb het daar met hem over gehad. Hij vindt het fout dat architecten vandaag nog vrijstaande villa’s bouwen. Mijn eigen architectenbureau, Bureau Collectief Noord, bouwde ook geen vrijstaande woningen meer. Maar het is complexer dan dat. Op het moment dat iemand naar een architect stapt om zo’n woning te bouwen, heeft hij die grond al gekocht en is die al legaal bouwgrond. Het stadsbestuur heeft dan al beslist dat er riolering in die straat komt. Maar zelfs als je als architect het nobele principe huldigt om niet op zo’n plek te bouwen, kom je al te laat.
»De schuldige moet je daar dus niet zoeken, en ook niet bij de mensen die in die huizen wonen. Op zeker moment is het nu eenmaal het beleid geweest om zo veel mogelijk mensen zo ver mogelijk van de stad in hun eigen woning te krijgen. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat dat een ideale situatie is.»
- Kan je mensen verwijten dat ze niet in de stad willen wonen? De stad brengt haar eigen moeilijkheden met zich mee: gebrek aan parkeerplaatsen, lawaai van de buren, weinig groen.
WIEËRS «Heel veel mensen wonen zogezegd in het landschap, maar in realiteit staat er zes meter naast hen een buur – en die kan evengoed veel lawaai maken. Vanuit hun tuin kijken ze uit op een andere tuin met daarachter een huis. Het idee om op de buiten te wonen, blijkt dan snel een illusie.
»Ik woon zelf in het centrum van de stad Antwerpen, en ik hoor alleen maar vogels fluiten. Ik doe de meeste verplaatsingen met de fiets. En ik woon op vijf minuten wandelen van het station, dus ik heb geen last om een plek te vinden voor mijn wagen. In de supermarkt hoef ik niet te gaan aanschuiven, want ik kan tot 3 uur ’s nachts eender wat gaan kopen bij mij in de buurt. Dat kan je niet in een verkaveling. Er zijn een hele hoop voordelen aan wonen in de stad. Vanuit mijn woonkamer kijk ik uit op vier notenbomen. Dat is minstens even goed.»
- U woont zelf in een gedeelde woning. Is cohousing het wonen van de toekomst?
WIEËRS «Ik denk het wel. Waar we wonen, stond vroeger een drukkerij, maar die is helemaal afgebroken en vervangen. We delen de tuin met drie gezinnen en een bureau. Tijdens de coronacrisis is dat een ideale woonvorm gebleken. Iedereen had de bubbel van zijn eigen gezin, maar in de tuin hadden we ook sociaal contact – op afstand, natuurlijk. Ik denk echt dat daar de toekomst zit. Het is niet alleen economisch en ecologisch een betere situatie, maar ook sociaal.»
- Dan moet je wel mensen vinden met wie je op dezelfde golflengte zit. Als u een verwilderde tuin wilt en uw buren een afgemeten exemplaar vol plastic meubelen, moet iemand inbinden.
WIEËRS «Je moet altijd samenleven en samenwonen, dat is nu eenmaal wat een maatschappij is. Maar in onze situatie heeft iedereen zijn eigen, groot dakterras. Daar kan ik alle plastic spullen stapelen die ik maar wil. Ik kan de keuze maken: ga ik naar de tuin en neem ik deel aan het collectief, of ga ik naar mijn terras om bijvoorbeeld geconcentreerd te werken of een intiem gesprek te voeren.»
- Heeft de ommezwaai waar u voor pleit wel kans op slagen? U zegt zelf dat de analyse over ons ruimtelijk beleid al decennia gemaakt wordt. Maar de grote transformatie blijft uit.
WIEËRS «We hebben nu een woonmodel dat bijna uitsluitend privaat en publiek bezit kent. Het ideale model ziet er anders uit, met meer collectieve ruimte. Je kan het ene niet zomaar door het andere vervangen. Je zal dat dus op een heel voorzichtige manier moeten doen om de omslag op lange termijn te realiseren.
»De eerste stap bestaat er natuurlijk in om het onmogelijk te maken de huidige situatie te behouden. Als het morgen niet meer mogelijk is om een stuk grond te kopen en er een vrijstaande villa op te bouwen, dan zal je wel een alternatief moeten bedenken. Het zal onze taak zijn om aan te tonen dat dichter op elkaar wonen niet betekent dat je in een toren moet hokken met een klein terrasje, waar je overal je buren hoort. In de kern wonen hoeft niet te betekenen dat je inboet aan woonkwaliteit. Je kan nog altijd een grote tuin hebben, en veel water en groen vlakbij.»
- Uw voorganger stelde voor om de Mobiscore te gebruiken om mensen financieel te stimuleren elders te gaan wonen. Lijkt dat u wat?
WIEËRS «Als je het mij vraagt, was die uitspraak net een brug te ver. Hij heeft zich daar te veel op het vlak van het beleid gewaagd. De Mobiscore is een interessant instrument om bereikbaarheid te gaan meten. Maar hoe je daar dan regelgeving aan koppelt, daar moeten democratisch verkozen mensen maar over beslissen. Niet de bouwmeester.»
- Denkt u dat iedereen klaar is voor de omslag die u voorstelt? Veel mensen blijven toch verknocht aan het idee van hun eigen plek, die ze niet moeten delen?
WIEËRS «Het is belangrijk dat we weg raken uit de tegenstelling tussen degenen die voor en tegen zijn. Hier is geen voor en tegen. We moeten aanvaarden dat de situatie van vandaag niet kan worden voortgezet. We moeten dus alternatieven zoeken. En we moeten die op de juiste manier in de markt zetten, zodat iedereen mee is in de verandering.»
- Dus ook de mensen onderaan op de sociale ladder?
WIEËRS «Dat is een tweede probleem van onze ruimtelijke ordening, dat we nu ook gemerkt hebben in de coronacrisis: het zijn altijd degenen in de moeilijkste woonsituaties die het meeste last hebben. Misschien zijn de noodzakelijke veranderingen ook een kans om de woonkwaliteit te verbeteren van degenen die helemaal onderaan bengelen.»
- Maar kwaliteitsvol wonen betekent steeds vaker energieneutraal, met een warmteboiler en zonnepanelen. Bouwnormen worden steeds strikter en duurder. In de stad zijn gerenoveerde woningen zelfs voor middenklassegezinnen stilaan erg duur, laat staan voor de minst vermogenden.
WIEËRS «Dat klopt. Wij kunnen wel allemaal pleiten dat je meer in de kernen moet gaan wonen, maar we zien ook dat de stad alleen maar duurder wordt. Daar zit een tegenstrijdigheid. Ik kan je alvast verklappen dat wonen een speerpunt zal zijn van ons werk. De Vlaamse overheid bouwt relatief weinig woningen. In andere landen is dat helemaal anders. Het zou goed zijn om na te gaan of wij het beleid kunnen adviseren andere woonvormen te stimuleren op zo’n manier dat stedelijk wonen ook voor sociaal zwakkeren betaalbaar is.»
(DM)