De Wonderjaren - Bruno Tobback
Nogal wat zonen en dochters van rocksterren, tv-figuren en toppolitici hebben het niet makkelijk om van onder de vleugels van hun beroemde vader of moeder weg te raken.
Maar ze kunnen tegelijk wel profijt halen uit de ervaring en de connecties van hun papa- of mamalief - zeker als ze het in dezelfde branche willen waarmaken. Daar kan SP.A-voorzitter Bruno Tobback (42), oudste telg van vader Louis, over meespreken: 'Ik heb als kind vaak brieven van de SP gevouwen en folders in brievenbussen gestoken. Wat daar allemaal in stond wist ik niet, maar ik vond het normaal dat ik mijn ouders en hun kennissen af en toe hielp.' De Wonderjaren!
HUMO Je werd geboren in het gezegende jaar 1969: Woodstock! Man op de maan! In bed met John en Yoko! Dan leken de jaren zeventig waarin je opgroeide toch kleurlozer.
Bruno Tobback «Dat viel best mee, hoor: ik herinner me vooral een onbezorgde tijd bij mijn grootouders. We woonden wel in Leuven, maar omdat mijn ouders allebei hard werkten, brachten mijn drie jaar jongere broer en ik veel meer tijd door bij de ouders van mijn moeder, in Kessel-Lo. We gingen daar ook naar de kleuterschool en lagere school. Mijn moeder bracht ons ’s morgens naar school, en ’s avonds kwam ze ons ophalen bij mijn grootouders, bij wie we ’s middags en ’s avonds aten. In het weekend gingen mijn broer en ik vaak naar mijn andere grootouders, die een stuk ouder waren en in het centrum van Leuven woonden, omdat mijn ouders dan dikwijls naar politieke bals en andere bijeenkomsten moesten.
»Ik heb mijn ouders als kind weinig gezien, maar dat heb ik nooit erg gevonden. Mijn grootouders in Kessel-Lo woonden in een sociale wijk waar iedereen elkaar kende, waar alle kinderen naar dezelfde school gingen, en waar het openbare leven zich voor een groot stuk op straat afspeelde. Als de school uit was, gingen alle jongens uit de buurt op een pleintje aan het einde van onze straat voetballen, élke dag. Daar zaten meestal ook een paar gepensioneerden op een bank, die tegen ons van hun oren maakten als we te veel kabaal maakten of onze bal te vaak in hun richting schopten, maar dat hoorde erbij: dat is van alle tijden.»
HUMO Wat voor een kind was je?
Tobback «Ik was een onopvallende, rustige jongen. Ik was geen haantje-de-voorste, eerder het omgekeerde: een verlegen kind dat niet graag het voortouw nam. Dat is nog altijd zo: ik kijk liever eerst de kat uit de boom dan dat ik me meteen ergens in smijt.
»Ik las wel erg veel. Mijn ouders hebben me nooit verplicht om te lezen, maar ze zijn allebei belezen mensen, dus dat ging vanzelf. Er waren altijd veel boeken in huis - Mijn vader heeft een enorme bibliotheek met vooral Franse literatuur, en ik ben daar vrij vroeg in beginnen te lezen.
»Wie me wél bewust heeft gestimuleerd, was mijn leraar in het vijfde studiejaar. Ik ging geregeld bij hem thuis in Kessel-Lo boeken halen waarvan hij vond dat ik ze zeker moest lezen. Als een leraar vandaag één van zijn leerlingen bij hem thuis zou uitnodigen, zouden veel mensen dat verdacht vinden, maar toen was dat heel gewoon. Hij was het soort leerkracht dat begaan was met zijn leerlingen, en het individuele contact was in die tijd sowieso veel groter.»