Deafheaven - New Bermuda
Deafheaven stond voor de moeilijke taak om een opvolger te maken voor het machtige ‘Sunbather’ (2013), dat – kort door de bocht – een stijldans van black metal en postrock mag worden genoemd. Op ‘Sunbather’ werden ook melodie en harmonie aan een doorgaans vrij bruut klinkend genre toegevoegd.
De plaat heeft een snaar geraakt, al troffen wij op een willekeurig metalforum uiteraard ook een paar trage, suffe trollen: ‘Metalmuzikanten met kort haar, daar begin ik niet aan’. ‘Tumblr-emo-faggot-core’. ‘Verman je, gooi je lief buiten en luister naar Bolt Thrower’. Ach, achter de onlinebagger zitten verschillende soorten volkjes. En het hoort er gewoon bij.
Opener ‘Brought to the Water’ begint met een korte ‘Voor wie de klok luidt’, en is al snel – zo weten kenners – meer black metal dan Deafheaven ooit is geweest, waardoor wij meteen een korte samenvatting krijgen van wat van het genre is blijven plakken, na al die jaren van Kiss-schmink en pentagrammen boven het vuur van een in brand gestoken Noorse kerk. Blastbeats dus, en snelle, tremolo gespeelde gitaarpartijen, daarboven een schreeuwrasp uit de hoogste registers. Maar Deafheaven biedt vrij snel meer: een galopperende riff bij het begin van het tweede deel, een hemelse sologitaar die er bescheiden tussen kronkelt terwijl de drums back to basics gaan, de sfeer van ‘Mellon Collie and the Infinite Sadness’ van Smashing Pumpkins tot in de song alle metalen death-, black- en doomtalen worden verlaten voor een streepje Mogwai, en de groep zo grondig opruimt dat ons via een pianostukje de uitgang wordt getoond.
‘Luna’ is een veel gemenere riff-athon, en groeit uit tot een dreuner en een rammer die ons gaandeweg op de grond dreigt te meppen, maar net dan komt een rust over de plaat, die alleen al vanwege het contrast indrukwekkend is. George Clarke krijst zich ook knap over het golvende middelpunt heen, dat eigenlijk geen middelpunt is, want in Deafheaven-songs zitten soms veel halverweges.
Uit het uit ‘Sleep’ van Godspeed You! Black Emperor overgeschreven introdoosje van ‘Come Back’ springt sneller dan verwacht een duiveltje dat aan een geluidsmuur van Slayer doet denken. Die muur verbrokkelt niet, maar versmelt in iets van – opnieuw – Mogwai en Godspeed. Als u er een mooie slidegitaar bij denkt, komt u nog dichter in de buurt van de waarheid die wij op ‘New Bermuda’ nergens in het midden horen liggen.
Dé grote sprong in het onbekende zit in de tweede helft. ‘Baby Blue’ begint niet met postrock zoals we die kennen, maar met een bedaardheid even warm-weemoedig als die van Red House Painters, die gaandeweg even catchy wordt als in een powerballad van Metallica. De muur van geluid is ondertussen nergens meer dik en ruw en diepzwart en ondoordringbaar. Het klinkt integendeel kraakhelder, de ritmewendingen zijn buitengewoon, en aan het eind zit – opnieuw volgens het recept van Moeder Godspeed – een boodschap van openbaar nut.
In afsluiter ‘Gifts for the Earth’ kampen twee gitaristen met ritmische hoogdringendheid. Met de screams van George Clarke erboven doet de song even aan ‘Tame’ van de Pixies denken, maar een paar minuten later lijkt er plots een sierlijke aanzet tot een Oasis-song opgedoken, die in- en uitvloeit richting het zwaardere werk. Clarke moet ons zijn laatste, volstrekt onverstaanbare reptielengesis en -gegrom nog schenken, en op de radiozender die wij zouden willen beluisteren kan iemand – na het ingetogen einde – zo ‘No Suprises’ van Radiohead inschuiven. Zo’n rare, knappe, overweldigende en – tegen alle doemtrends in – een beetje hoop en beterschap belovende plaat is ‘New Bermuda’ geworden.