#MeToo in de psychiatrieDelphine Lecompte getuigt
Delphine Lecompte getuigt: ‘Ik zal nooit meer een aangename, zorgeloze persoon worden, dat werd mij lang geleden afgepakt’
‘Ik werd verliefd op de enige mannelijke nachtverpleger. Een wolf in schapenvacht, maar dat zou ik pas na een vijftal weken aan den lijve ondervinden.’ Op haar 21ste werd Delphine Lecompte (44) opgenomen in een psychiatrische instelling. Haar verblijf werd een langgerekte nachtmerrie: één van de zorgverleners heeft haar daar zeventien maanden lang misbruikt. Nu doet ze voor het eerst haar relaas: ‘Ik ben een onaantrekkelijke egocentrische dichteres met een abominabele kop en een rotkarakter, maar ook mijn verhaal mag gehoord worden.’
In de populaire media wordt vrijwel uitsluitend aandacht geschonken aan de #MeToo-verhalen van mooie jonge guitige kerngezonde vedetten en kokette welbespraakte hoogopgeleide vrouwen. Mensen vinden het nu eenmaal makkelijker om mee te leven met personen die een symmetrisch gezicht, koddige wimpers, pronte jukbeenderen en een aanvaardbare taille hebben. Zwartgallige schepselen met eczeem, een haakneus, taaie slijmen, een leefloon en zakken van de Aldi, mensen die nomadisch leven en om 11 uur ’s ochtends in groep pilsjes drinken, naar The Stranglers luisteren op een anachronistische Bosnische gettoblaster en voor zogenaamde overlast zorgen… In het incestverleden en de verkrachtingsverhalen van die zielige schreeuwerige morsige vervelende lompe werkloze paria’s is haast niemand geïnteresseerd.
En werkelijk niemand wil zich identificeren met de stugge zwaarlijvige alcoholistische bipolaire vrouw met een invaliditeitsuitkering en een paars trainingspak ofschoon ze nooit jogt, maar enkel naar buiten strompelt om pickleschips en cola light en roséwijn in de Carrefour Express te gaan halen. Een vrouw die zinloze baardagamen en kitscherige dolfijnen in sneeuwbollen en afgrijselijke gadgets van Iron Maiden verzamelt, en die haar vuilniszak te vroeg buitenzet, waardoor de meeuwen en de katten en de Bulgaarse clochards vrij spel hebben, en de straat door haar schuld een walmende beschamende marginale smeerboel wordt. Dat de vrouw in het paarse trainingspak in een niet zo ver verleden werd mismeesterd door een perverse zorgverlener in een psychiatrische instelling, zal jullie worst wezen.
LEES OOK:
#MeToo aan de faculteit Geneeskunde: ‘Aan de operatietafel vroeg hij: kan een Vlaamse leeuw je behoeften niet meer bevredigen?’
Dirk werd als man slachtoffer van seksueel misbruik: ‘Er zit een dubbel stigma op wat mij is overkomen’
Maar ook afatische truffelraapsters, dementerende orgeldraaiers en luide vuile onaantrekkelijke theatrale borderlinefeeksen kunnen het slachtoffer worden van seksueel overschrijdend gedrag. Ook met hen moeten we leren mee te leven.
Ook deze vaak woeste korzelige onaangepaste snerende provocerende gehavende paria’s verdienen een hart onder de riem. Ook hun getuigenissen zijn beklagenswaardig en gruwelijk. Ook zij verdienen het om gehoord te worden. Alleen ontbreekt het de meeste verschoppelingen aan de welbespraaktheid, de redelijkheid, de hoffelijke terughoudendheid en serene waardige netheid om hun pijn en woede te uiten. Of ze vinden niet de juiste kanalen. Of erger: ze worden niet geloofd en/of het zwijgen opgelegd.
Mes in je rug
De #MeToo-verhalen liggen voor het rapen in de psychiatrie. Maar niemand is geïnteresseerd.
Psychiatrische patiënten zijn raar.
Psychiatrische patiënten zijn marginaal.
Psychiatrische patiënten zijn manipulatief.
Psychiatrische patiënten zijn mythomanen.
Psychiatrische patiënten zijn sociopaten en narcisten.
Ze zijn verward, onvoorspelbaar, gewelddadig en onbetrouwbaar, ze confabuleren, ze winden je om hun vinger, ze dissociëren, ze doen alsof ze dissociëren, ze bijten in de hand die ze voedt, ze zijn achterbaks, slim, berekenend, verleidelijk, charmant, corrupt en uitgekookt… Ze zijn complex.
Ja, dat klopt. Ik ben één van hen en ik kan het beamen: wij zijn complex, anorectisch, stoer, kwetsbaar, manisch, woedend, hulpbehoevend, verongelijkt, opstandig, ondankbaar, agressief, rauw, ontredderd. Verguisd en getraumatiseerd, weggestoken en gemarginaliseerd, beschimpt en weggehoond. Soms verminken we onszelf om aandacht te krijgen. Op andere momenten heeft de zelfverminking een andere, meer private functie, een efficiënte doch destructieve manier om even verlost te raken van de verschrikkingen uit het verleden.
We hebben angsten, trauma’s, nachtmerries, demonen. We willen dat je ons met rust laat. Of willen we vooral gekoesterd en begrepen worden? Willen we vooral naar waarde worden geschat en niet te horen krijgen dat we een deel van het probleem zijn? Of het volledige probleem?
We bezondigen ons aan promiscuïteit, aan kleptomanie en aan middelenmisbruik. We liegen en we breken ruiten. We zijn dociel en we steken een mes in je rug. Maar we zijn geen onscrupuleuze degoutante onuitstaanbare branieschoppers die het allemaal zelf gezocht hebben.
Sommige slachtoffers van seksueel misbruik krijgen een afkeer van seks, ze zonderen zich af en vinden soelaas in vreetbuien en poetsdwang. Dat vindt het bredere publiek fijn en begrijpelijk. Dat er ook slachtoffers van seksueel misbruik bestaan die net koortsig op zoek gaan naar seks met gewelddadige mannen, die het seksuele misbruik proberen te herhalen, die sekswerker of ‘slet’ worden, dat vinden de meeste mensen raar en ziekelijk en onnatuurlijk.
Maar er bestaat niet één zaligmakende manier om met seksuele trauma’s om te gaan en je kop boven water te houden. Er zijn tal van psychiatrische problematieken en geen enkele psychiatrische patiënt is gelijk. Sommige psychiatrische patiënten hebben geen stem: ze zijn letterlijk stom. Neurologisch. Fysiologisch. Of ze zijn door een combinatie van ontberingen en van aangeboren hulpeloosheid en van waardeloze ouders en van de regen in de drop en van pleegouders en van paardentranquillizers en van seksueel geweld en van nooit aflatende exploitatie en… en… en… verward en incoherent geworden. Stom geslagen.
Wat helaas wel opgaat voor bijna elke persoon die in aanraking komt met de psychiatrie, is een verleden van seksueel misbruik. Bijna elke psychiatrische patiënt draagt een seksueel trauma of meervoudige trauma’s met zich mee. Ik kan geen stem geven aan al die verdoemde getraumatiseerde liefdeloos behandelde met de nek aangekeken verschoppelingen.
Ik kan enkel mijn grimmige banale sinistere verhaal vertellen.
Vastgebonden
Ik betrad de psychiatrie op 21-jarige leeftijd, niet eens minderjarig. Ik kwam uiteraard binnen met wonden: anorexia, een drankprobleem, liefdesverdriet, een lichte vorm van dwangneurose, genetische opvliegendheid, nymfomanie, zelf aangebrachte krassen op mijn ledematen, een alcoholvergiftiging, lichte psychotische verschijnselen, dissociatieve symptomen, een verleden van seksueel misbruik, wanen, stemmen in mijn hoofd, ongeschoeid en reeds weken te panisch om te douchen… Niets opmerkelijks, de meeste patiënten hadden meer wonden dan ik.
Het was dan ook een bont allegaartje: woeste onvoorspelbare junkies, weke bijgelovige ex-hoeren, verweerde sentimentele paardengokkers, godsdienstwaanzinnige ex-kraanmachinisten, gevallen baronnen, megalomane zwembadopzichters, stotterende pornosterren, schuldbewuste tandeloze pooiers, analfabete gigolo’s, narcistische makelaars, fotomodellen met vergiftigingswanen, paranoïde golfspelers, bipolaire vissers (veel bipolaire vissers), schizofrene alpacafokkers… En alle leeftijden door elkaar: van 14 tot en met 94 jaar.
Ik werd verliefd op de enige mannelijke nachtverpleger. Uiteraard! Hij was 40 jaar, maar hij zag er jonger uit. Hij was mager, blond, guitig, ontwapenend, jongensachtig. Hij droeg een bril en kwam een beetje sullig over. Zijn witte verpleeguniform boezemde natuurlijk ook vertrouwen in. Een wolf in schapenvacht, maar dat zou ik pas na een vijftal weken aan den lijve ondervinden.
Hij was zo zacht en geduldig. Hij luisterde lankmoedig en mild, hij bewaarde afstand. Hij was eerst uiterst hoffelijk, fijngevoelig en correct. Tot hij niet meer correct was, tot hij plots volledig omsloeg. Zonder waarschuwing.
Op een nacht nam hij me mee naar de lege isoleercel, hij vroeg of hij me mocht strelen.Ik zei: ‘Ja.’
Hij verkrachtte me anaal. Meermaals. Maandenlang. Toen de relatie seksueel werd, begon hij me ook verbaal te vernederen en me te bedreigen.
We spraken soms overdag af: in de stal van zijn pony, in de duinen, in een bos, en enkele keren in zijn huis, waar hij me vastbond aan het echtelijke bed. Op een andere keer nam hij me te grazen in de slaapkamer van zijn zoon, waar hij knoestige groenten in mijn aars propte. Niet genietbaar en niet hygiënisch.
Ik was overigens niet zijn enige prooi, maar daar kwam ik pas later achter. De zwaarlijvige vrouw in het paarse trainingspak werd ook mismeesterd door dezelfde nachtverpleger. En een jonge man van mijn leeftijd, een ex-patiënt met wie ik tot 2006 bevriend was, vertrouwde me op een dag toe dat de nachtverpleger hem had proberen aan te randen tijdens zijn opname, maar hij had hem de huid vol gescholden en de sullige sadist was afgedropen.
Ik had die assertiviteit niet, ik voelde me angstig en nietswaardig en zeer verward tijdens mijn opname. En ik was zwaar gesedeerd: 6 mg Xanax en andere versuffende brol waarvan ik de naam ben vergeten. Het was het jaar 2000, iedereen was een beetje gek.
De nachtverpleger had geluk: hij had de afdeling voor zich alleen. Dat zou een beetje later veranderen, een beetje later waren ze met twee. Om uitwassen te vermijden? Toen was het voor mij al te laat.
Het meest vieze en verwoestende aan die hele episode met de nachtverpleger was dat ik nachtenlang mijn hart heb uitgestort over het seksuele misbruik dat mij in het verleden als kind was aangedaan, en dat de nachtverpleger aanvankelijk een luisterend oor bood en op een zachte correcte manier reageerde.
Maar later kwam ik tot de wrange vaststelling dat de wrede sinistere nachtverpleger mij had uitgehoord en pijnlijke details had gevraagd over het misbruik omdat hij daarop kickte, omdat hij er geil en hitsig van werd.
Misschien had er een alarmbel moeten afgaan toen ik aan een verpleegster die overdag werkte en die een standbeeld verdient, maar helemaal geen standbeeld wil, vertelde dat ik zulke fijne gesprekken had met de nachtverpleger, en zij vreemd opkeek en zei dat er niets van onze gesprekken terug te vinden was in mijn dossier.
Nymfomaan kreng
Toen de nachtverpleger me begon te molesteren, besefte ik dat onze gesprekken over het seksuele misbruik dat ik als kind had meegemaakt, hem hadden opgewonden, en het maakte me kapot. Nog meer kapot.
Ook mijn anorexia wond hem op, omdat ik met mijn uitgemergelde lijf kon doorgaan voor een 15-jarige jongen – als ik op mijn buik lag, tenminste. En hij hield van 15-jarige jongens. Hij vertelde me constant over zijn seksuele fantasieën met minderjarige jongens, en hij liet me vaak op treiterige wijze weten dat ik eigenlijk veel te oud was voor hem, en dat ik bovendien van het verkeerde geslacht was. Hij haatte vrouwen, sterke vrouwen intimideerden hem – dat gaf hij letterlijk toe.
Allicht liet hij zich daarom overplaatsen naar de jeugdpsychiatrie: het ideale jachtterrein voor een verdorven nachtverpleger die aasde op onschuldige aarzen en weerloze prooien zonder netwerk, zonder stem, zonder hoop. Weerloze minderjarige prooien die hunkerden naar de aandacht en de troostende woorden van een grappige luchtige zoetgevooisde smetteloos ogende nachtverpleger.
Hij raakte me beu nadat ik mijn anorexia had overwonnen en niet meer kon doorgaan voor een 15-jarige jongen. Hij liet me na zeventien helse maanden vallen. Zijn afscheidssalvo: ‘Heb je al genoeg geld bijeengespaard om je lelijke scheve neus onder handen te laten nemen door een plastisch chirurg?’ Want hij vernederde me niet alleen fysiek, ook verbaal probeerde hij me te kleineren en te verwoesten.
Ik heb meteen na de ‘breuk’ zowel zijn oude als zijn nieuwe werkgever op de hoogte gebracht van mijn ervaringen met de wrede perfide genadeloze verpleger. Ze zeiden dat ik wraak wilde nemen omdat hij mij had afgewezen.
Natuurlijk wilde ik wraak nemen! Dat neemt niet weg dat die man gestoord was, een sadist en een roofdier was, en niets te zoeken had in de psychiatrie. En al helemaal niet in de jeugdpsychiatrie. Maar men heeft er toen, in 2002, voor gekozen om hem een hand boven het hoofd te houden en om mijn getuigenis niet ernstig te nemen. Victim blaming was toen nog de normaalste zaak van de wereld.
De hoofdpsychiater benadrukte ook steeds dat ik een nymfomane was en een zelfdestructief borderlinekreng dat intelligenter was dan de gemiddelde patiënt: een labiel leugenachtig onbetrouwbaar schepsel dat aan hyperseksualiteit leed en haar promiscue gedrag nooit corrigeerde, maar hardnekkig voortzette.
Hij suggereerde dat ik de schuldige was: een manipulatieve gewiekste uitgekookte femme fatale die een getrouwde man in haar netten had gestrikt!
Ondertussen heeft de wrede gore nachtverpleger ongetwijfeld tientallen (honderden?) slachtoffers gemaakt en mensen voor de rest van hun leven verknoeid. Mensen die al worstelden met angsten en eetstoornissen en automutilatie en wanen en misbruik.
Verliefde patiënte
Ik heb lang gedacht dat ik de relatie in gang had gestoken, ik was immers verliefd op die man. Ik heb de relatie ook lang goedgepraat: ik was meerderjarig, ik had hem verleid, ik had een geschiedenis van promiscuïteit en iemand kan toch niet door zijn begeerde en aanbeden liefdesobject verkracht worden? (Toch wel!) Ik was intelligenter en listiger en perverser dan hij, ik sprak uit vrije wil met hem af buiten het ziekenhuis, enzovoort.
Pas nu weet ik hoe scheef en fout die verhouding was: ik was enorm kwetsbaar, ik was gewond, ik was al het slachtoffer van seksueel misbruik, ik nam benzodiazepines en andere sederende medicatie, ik had een angststoornis, ik was erg naïef, en ik was in de ban van die kwaadaardige nachtverpleger met zijn zoete flemerige valse stem.
Hij had de touwtjes in handen: hij had de macht, hij had de sleutels van de afdeling, hij bepaalde wanneer ik in welke kamer moest klaarliggen (soms was er een kamer van een pas ontslagen patiënt vrij, dan schreef hij het kamernummer op de rug van zijn hand, anaal verkracht worden in de kamer van een pas ontslagen alcoholistische onderwaterlasser was zoveel romantischer dan anaal verkracht worden in een isoleercel; zelf lag ik in een tweepersoonskamer waar hij me slechts kon molesteren als mijn kamergenote op weekend ging).
Hij heeft me compleet verpulverd.
Ik herinner me dat hij me op een nacht in de isoleercel zelfgenoegzaam vertelde dat een patiënte aan de hoofdverpleegster had gezegd (‘geklikt’) dat ze de nachtverpleger al enkele keren tijdens zijn nachtdienst de isoleercel en andere lege kamers had zien betreden met mij. De hoofdverpleegster had de nachtverpleger aangesproken en hij had uiteraard alles ontkend, en de geruchten als jaloerse achterklap van een verliefde patiënte afgedaan. Aan mij werd niets gevraagd!
Ik ben zeer achterdochtig geworden en nog meer beschadigd geraakt door dat misbruik op de enige plek waar je geen misbruik zou verwachten. Ik wil er wel stoer en luchtig over doen, maar ik ben er, eerlijk gezegd, erg bitter over. Ik verwachtte geen genezing in de psychiatrie, ik verwachtte wel veiligheid en koestering.
Dat ik meermaals verkracht zou worden in een naargeestige isoleercel en verbaal vernederd zou worden (‘Je lijkt op een Holocaustoverlevende, je hebt lelijke tepels, je bent oud’) en met de grond gelijk gemaakt zou worden, was wrang en traumatisch en onvergeeflijk.
Dat ik de psychiatrie zou verlaten met nóg meer demonen en nóg meer littekens en nóg meer verkrachtingen op de teller, is hallucinant en haast niet te bevatten, maar ik ben helaas niet de enige patiënt met gelijkaardige ervaringen.
Dat de hoofdpsychiaters mij zo koud en achteloos en hooghartig en hypocriet en paternalistisch hebben behandeld, heeft mij enorm gechoqueerd en gedegouteerd. En opstandig gemaakt. Beide heren waren uitsluitend begaan met het prestige, de goede naam, de reputatie en de standing van hun instituut. Ze hebben mij afgewimpeld uit angst dat ik hun blazoen zou besmeuren. De hoofdpsychiater van de eerste instelling snoerde mij zelfs de mond en noemde mij ‘een egocentrische klootzak’ toen ik in zijn kabinet mijn beklag deed over de sadistische seksuele wandaden en agressie van de nachtverpleger. Mijn pijn, schaamte en ontreddering konden hem geen zier schelen.
De nachtverpleger was ondertussen overgeplaatst en de eerste hoofdpsychiater was zichtbaar opgelucht dat de boeman nu ergens anders werkte. Hij vond dat de kous daarmee af was, dat het hem niet meer aanging!
Het was stuitend om zo harteloos bejegend te worden, maar ik dacht dat het aan mij lag: dat ik een aansteller was, een zwakke hysterische trut.
Na die eerste opname ging het op een gegeven moment zelfs zo slecht met mij dat ik maar gedichten ben beginnen te schrijven!
Sorry, ik kon het niet laten: ik wilde een vrolijke noot introduceren, een kwinkslag. Maar er is niets vrolijks aan mijn relaas. Het is donker en afschuwelijk en niemand heeft mij gehoord.
Lief en aaibaar
Ik heb me jaren kapotgeschaamd, schuldig gevoeld en mijn soelaas gezocht op foute manieren: drank, drugs, gewelddadige mannen, winkeldiefstallen, boulimie, automutilatie… Alle mogelijke clichés.
Elke dag word ik geplaagd door paniekaanvallen, zelfhaat, dwanghandelingen en herbelevingen. De nachten zijn afschuwelijk, ik blijf altijd waakzaam, schrikachtig, hyperalert.
Is dat de schuld van de gebrekkige psychiatrie in Vlaanderen? Ja, eigenlijk wel.
Ik ben een onaantrekkelijke niet meer zo jonge korzelige weerspannige egocentrische dichteres met een abominabele kop en een rotkarakter, maar ook mijn verhaal mag gehoord worden. En naar het verhaal van de zwaarlijvige alcoholistische boertige pokdalige gênante vrouw in het paarse trainingspak moet ook geluisterd worden.
Het is niet gemakkelijk om empathie en mededogen op te brengen voor een stekelige lelijke agressieve persoon die op je zenuwen werkt. Niemand wil zich identificeren met een marginale ex-psychiatrische patiënt, zoals de stugge lompe norse onbevallige snerende vrouw in het paarse trainingspak. Of met een wrokkige venijnige verbolgen versleten drankzuchtige antipathieke dichteres zonder vrienden, zoals ik.
Ik zal niemand bedanken voor de empathie en het mededogen, als ik empathie en mededogen zou ontvangen na dit artikel. Misschien spuw ik zelfs in het gezicht van de personen die zich inbeelden dat ze mij een hart onder de riem moeten steken.
Ik zal nooit meer een aangename beschaafde hartelijke genereuze zorgeloze persoon worden, dat werd mij lang geleden afgepakt. Of misschien heeft het nooit in mij gezeten.
Maar een slachtoffer moet ook helemaal niet lief en aaibaar en meegaand en proper en afgeborsteld zijn. Een slachtoffer moet niet elegant en waardig en sereen zijn. Een slachtoffer mag gerust een schurftige schuimbekkende irrationele nijdige chagrijnige ondankbare onuitstaanbare tegendraadse misfit en asshole zijn!
Tot slot: ik heb vaak gesakkerd en gefoeterd op de #MeToo-beweging, ik weet het.
Maar dat ik vandaag deze getuigenis durf neer te schrijven zonder de angst om achteraf geridiculiseerd te worden en afgeschilderd te worden als promiscue slet en zondebok, heeft natuurlijk alles te maken met de veranderende tijdgeest die in gang werd gezet door die beweging.
Dus, #MeToo-beweging: sorry en bedankt voor alles! Je bent waardevoller dan ik dacht. Kunnen we alsnog vrienden worden?