Depressie in de sport: Robert Enke, de topvoetballer die zelfmoord pleegde
Robert Enke benam zichzelf het leven op het hoogtepunt van zijn carrière: hij was voorbestemd om namens Duitsland het doel te verdedigen op het WK in Zuid-Afrika (2010). Maar zover is het dus niet gekomen.
Journalist Ronald Reng, zelf een ex-doelman, was jarenlang bevriend met Enke. Ze hadden de afspraak dat ze vroeg of laat een biografie zouden uitbrengen. Het is uiteindelijk een postume biografie geworden: 'Een al te kort leven' (Arbeiderspers), een boek dat voor het eerst tot in het kleinste detail beschrijft wat een depressie met een topvoetballer doet. Het sloopt hem tot op het bot.
Alleen in het donker
Op de verjaardag van zijn overleden dochtertje Lara, een week na die van hemzelf, ging hij ’s ochtends met Teresa naar het graf en liet een witte ballon opstijgen. Hij zweette van nervositeit.
Om 15.31 uur vertrok de ICE naar Keulen. Daar zou hij zich tien dagen lang terugtrekken met de rest van het nationale elftal: om zich voor te bereiden op het duel tegen Azerbeidzjan, een kwalificatiewedstrijd voor het wereldkampioenschap van volgende zomer, en op dat WK in het algemeen.
Hoe moest hij daar doorheen komen? Hoe moest hij tien dagen lang niets laten blijken? Als bekend raakte dat hij een depressie had, was alles voorbij. Of was dan eindelijk alles goed?
‘Robbi zat gevangen,’ zegt zijn beste vriend Marco Villa. ‘Hij had twee grote dromen: het WK spelen, en naar buiten treden met zijn verhaal. En hij wist: allebei gaat niet, het ene sloot het andere absoluut uit. Hij had het gevoel: wat ik ook doe, er staat een muur om me heen waar ik niet doorheen kan.’
Die dag schreef hij een zin in zijn Moleskine-schriftje - net als bij zijn eerste depressie moest hij een dagboek bijhouden, dat hielp om zijn gedachten te ordenen.
'31 augustus 2009. Het was een gevecht, maar Terri (Teresa, red.) heeft me zover gekregen dat ik Keulen ga.'
De eerste dag van het trainingskamp stonden er geen activiteiten op het programma, en zaten de internationals ontspannen in het hotel. Alleen Robert Enke stond die avond voor een beproeving.
De vakbond van profvoetballers had hem verkozen in het elftal van het seizoen 2008-2009, en hem uitgenodigd voor de prijsuitreiking. Een bevriende arts had hem voor de duur van de voorbereiding uppers voorgeschreven: daarmee moest hij het feest zien door te komen.
Gelukkig was hij de keeper: de nummer één werd als eerste geëerd. Hij droeg een bruin ribfluwelen colbert boven zijn spijkerbroek en had een mager gezicht. Het ascetische type, dachten veel mensen in de zaal.
Ze zetten hun gesprekken voort, het geroezemoes hield aan toen hij het podium op stapte. Zijn laudator, de zakelijk leider van de Duitse voetbalbond, hield een droge lofrede. Toen gaf hij de microfoon aan Robert. In de zaal wachtte Jörg Neblung verstijfd af wat er zou gebeuren.
Sommigen in het publiek dachten achteraf dat de gevierde keeper verlegen was, anderen dat hij zijn dankwoord zo kort hield omdat de lofrede zo sober was geweest. Jörg Neblung vond dat zijn vriend een acteursprestatie leverde die een Oscar waardig was.
Hij glimlachte zelfs! Jörg maakte snel een foto met de camera van zijn mobiel en stuurde die per sms naar Teresa. ‘Je gelooft niet hoe sterk je man zich hier houdt,’ schreef hij erbij.
Op het moment dat Robert van het podium stapte, vloeide alle energie weer uit hem weg.
Achteraf, in zijn hotelbed, hielden de uppers hem wakker. Alleen in het donker was hij een makkelijke prooi voor zijn gedachten. Hoe kon hij morgen trainen?
Er stond een sprongtest op het programma: aan de uitslag zouden de bondscoaches zwart op wit kunnen aflezen dat hij nog slechts een wrak was. Maar aan de andere kant: hoe kon hij ooit weer fit worden als hij morgen niet trainde?
Toen hij de volgende morgen wakker werd, had hij geen twee uur geslapen. Hij wilde niet opstaan: er wachtten hem slechts uitdagingen, eisen, verwachtingen die hij niet kon inlossen. Alleen in bed, in het donker van zijn met rolluiken en gordijnen afgesloten kamer, voelde hij zich veilig.
Zijn mobiel ging. Teresa. ‘Ik heb geen minuut geslapen. En nu lig ik hier, staar naar de wekker en het lukt me niet eruit te komen.’ ‘Robbi, je staat nú op. Ik bel over vijf minuten terug, en dan heb je de gordijnen geopend en gedoucht.’ Vijf minuten later. ‘En?’ ‘Het is gelukt. Dank je.’
Teresa lichtte Jörg in. Die reed meteen naar het hotel. Daar nam hij de lift, zonder iets aan de receptie te vragen, en klopte op de deur. Er werd niet opengedaan, maar Jörg kon niet schreeuwen: ‘Robbi, doe open!’ - aan de gang lagen de kamers van de andere spelers. Hij ging weer naar beneden en liet de dame aan de receptie voor hem bellen. Toen nam Robert de telefoon op - misschien was hij bang dat er iemand van de voetbalbond aan de lijn hing.
‘Ik kom naar beneden,’ beloofde hij. Toen dat na een tijdje nog niet gebeurd was, belde Jörg terug. Weer nam Robert op. ‘Ik kan onmogelijk vandaag de sprongtest doen. Dan merkt iedereen dat mijn benen nog maar luciferstokjes zijn.’ Jörg wist dat de keeper in behoorlijke conditie was, maar besefte dat dit niet het moment of de plaats was om op hem in te praten. ‘Oké,’ zei hij. ‘Je gaat naar de teamarts en zegt dat je vannacht koude rillingen hebt gehad en het zweet je uitgebroken is, en dat je je nu vreselijk slap voelt.’
Het was niet eens ver bezijden de waarheid.
De teamarts reageerde zoals verwacht: de doelman kon de training dan maar beter overslaan. Hij zou hem ook een bloedtest afnemen, om te onderzoeken of hij zich een virus op de hals gehaald had.
Robert Enke ging weer naar bed. Maar eerst schreef hij nog iets in zijn schriftje.
'1 september 2009. Heb de halve dag in bed gelegen, totdat Terri me aan de telefoon dwong om op te staan. Geef niet op!'
Uit: Ronald Reng, 'Robert Enke, een al te kort leven', Arbeiderspers. Nu verkrijgbaar.