Diverse artiesten - Day of the Dead
Tijdens het weekend waarin april overliep in de wonderschone maand mei hebben wij naar meer dan vijftig songs van überhippies The Grateful Dead zitten luisteren. Om eerlijk te zijn: dat is een veelvoud van het aantal Dead-songs dat we tot voor twee weken kénden.
De huldeblijk komt in de vorm van een drie cd’s brede ereboog. Het zijn de gebroeders Dessner van The National die de artiesten ronselden: Kurt Vile, Anohni, Tallest Man On Earth, Lucinda Williams, The Flaming Lips en vele, vele anderen. De Dessners spelen – samen met de andere Nationals – ook voor huisorkest, ze producen, ze zorgen voor een assortiment broodjes, en Bryce Dessner mag in het freaky gedeelte zelfs een klassieke compositie leveren die ‘Counterpoint Garcia’ heet. Contrapunt, da’s iets moeilijks. Garcia, da’s de in 1995 overleden Jerry Garcia. Volgens sommigen was hij binnen de rondtourende basisdemocratie The Grateful Dead even belangrijk als Bob Weir, Phil Lesh et les autres. Anderen noemen hem nóg meer spil van de groep dan Christus leider was van de apostelen. Wij kunnen en willen ons niet mengen in dat debat.
‘Day of the Dead’ begint met The War On Drugs die reverbgitaar, synths en mondharmonica naar signature song ‘Touch of Grey’ brengen. Het kost Adam Granduciel weinig moeite om zich in Garcia’s universum in te leven: tijdens de opnamen moet hij het grijze haar in een paardenstaart hebben gedragen, en zelfs een tie-dye T-shirt hebben aangeschoten boven een korte broek en sandalen. Granduciel staat ook permanent op het punt om Bruce Springsteens ‘Even if we’re just dancing in the dark’ te gaan zingen, like it’s 1986 forever.
Phosphorescent brengt boogie, en twintig songs verder brengt hij wat anders. Charles Bradley is zijn fantastische, naar a deeper shade of soul zoekende zelf. Het je-ne-sais-quoi van Courtney Barnett blijft stevig overeind. De stem van de geweldige Angel Olsen zit verstopt in mooie koorklanken. Jim James van My Morning Jacket zingt zoals Dylan bij The Band zingt. Unknown Mortal Orchestra ver-Prince-funkt ‘Shakedown Street’. Bill Callahan voegt dub toe aan de country van ‘Easy Wind’. Fucked Up probeert alles zo akoestisch en laidback mogelijk te krijgen, maar dat lukt amper met een grizzly als Pink Eyes aan de microfoon.
Tussen ons en Mumford & Sons of Bruce Hornsby zal het water wellicht diep blíjven. Aan de experimentele kant horen we evenmin veel hoogdringends in wat Lee Ranaldo, Tim Hecker of Terry én Gyan Riley hier doen.
Deze covers vertrekken meestal vanuit studiosongs van The Dead, maar Stephen Malkmus And The Jicks krijgen elf minuten voor een hulde aan de improviserende livegroep, via de transition jam ‘China Cat Sunflower – I Know You Rider’. Zowel Wilco als The National leveren een recente liveopname met Dead-stem Bob Weir.
Qua echte kippenvelmomenten kunnen we slechts tot drie tellen: 1. The National, bedwelmend in ‘Peggy-O’. 2. Bonnie ‘Prince’ Billy’s versie van ‘If I Had the World to Give’: overal lief, nergens huiveringwekkend. 3. Perfume Genius, Sharon Van Etten & Friends die van ‘To Lay Me Down’ iets heel anders maken dan het mooie origineel. Veel studiowerk van The Dead valt best mee. Zijn deze 59 songs daarom iets om u met een van Jerry Garcia geleend ‘Don’t you let that deal go down’ naar de platenwinkel te sturen? Ons inziens niet. Waarom? Stel, iemand zet ons voor de keuze: deze drie cd’s en het hele Dead-oeuvre voor de eeuwigheid, of in dit leven nog vijf keer naar onze drie favoriete platen van sixties- en seventiescollega’s The Band mogen luisteren? Het antwoord: optie twee.