Dossier ambtenarij (1): een pleidooi voor de bureaucratie
Als geen beest zo belasterd is als de mens, dan is geen mens zo belasterd als de ambtenaar. Al lang, maar nu meer dan ooit verpersoonlijkt hij de potverterende en allesversmachtende overheid die ons bbp en ons alledaags geluk in de weg staat.
De regering-Di Rupo schrapte in twee jaar tijd 4.200 overheidsjobs. Onder de vorige Vlaamse regering daalde het ambtenarenkorps met 7 procent. In een geheim, handgeschreven addendum bij het regeerakkoord neemt de níéuwe Vlaamse regering zich voor om twee op de drie ambtenaren die met pensioen gaan, niet te vervangen. De federale onderhandelaars hanteren hetzelfde principe, en overwegen volgens de laatste berichten ook om het mes in het pensioen van de ambtenaar te zetten. Nu zou het onnozel zijn te ontkennen dat er veel ambtenaren zijn in België – 900.000 volgens een ruwe schatting – maar hoeveel is te veel? Pogingen om met het buitenland te vergelijken lopen spaak. Omdat de definitie – wat rekenen we tot de overheid? – overal verschilt, net als de telwijze en het takenpakket van die overheid.
Lees ook deel 2: Humo sprak met de baas van de belastingen
In tijden van crisis is het devies niettemin: afslanken. Door lillende lappen vet weg te snijden worden tonnen geld bespaard en gaat de overheid als vanzelf beter functioneren: win-win! Het klinkt vanzelfsprekend, haast natuurlijk, maar – zo schreef Tony Judt in 2010 in zijn boek ‘Ill Fares the Land’ – dat is het níét: we slepen dat axioma mee sinds de Thatcher-jaren, toen we, geobsedeerd door groei, de private sector gingen sacraliseren en de overheid beschimpen. Alles, klinkt het sindsdien, kan beter, zolang de overheid het niet doet.
In de wiskunde is een axioma een niet bewezen, maar als grondslag aanvaarde bewering. We zijn 2014: Tony Judt is al even dood, en misschien is de ambtenaar toe aan eerherstel. In elk geval verdient hij een poging tot nuance.
'Men slaat ons altijd om de oren met het overheidsbeslag dat te hoog zou zijn. Maar eigenlijk vertelt dat niet veel, behalve dat we het goed hebben'
‘Natuurlijk wordt er geld verkwist. We moeten dat debat durven te voeren.’ Professor Filip De Rynck zal het vaak herhalen, als een soort disclaimer. ‘Want wie het tegenwoordig nog opneemt voor de overheid, wordt al gauw voor gek versleten.’ Laconiek: ‘Noem mij dan maar gek.’ De Rynck is bestuurskundige aan de Universiteit van Gent en voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid, een organisatie die topambtenaren verenigt met academici. Ik ontmoet hem in een Antwerps stationsbuffet, waar ik hem eerst vraag waar de slechte reputatie van de overheid vandaan komt. De Rynck: ‘Kankeren op de overheid is een hobby. De stereotypen zijn zo oud als de straat.’ Ik werp hem een boektitel voor de voeten: ‘Een toekomst zonder ambtenaren’. Auteur: Pim Fortuyn, lang voor hij in de politiek ging hoogleraar aan de universiteit van Rotterdam.
HUMO De teneur is zo klaar als pompwater: de ambtenaar is de antipode van de gemotiveerde, efficiënte en enthousiaste werknemer.
Filip De Rynck «Dergelijke clichés blijven niet overeind in de wetenschappelijke literatuur. Wat niet betekent dat zulke mensen niet bestaan: bij de overheid vind je het mooiste én het lelijkste van de mens terug. Ik zie bij lokale besturen soms dingen waarvan de haren mij te berge rijzen. Ambtenaren die met de rug naar de burger werken, één oog op de klok. Maar er zijn er anderen, soms in hetzelfde kantoor: milieuambtenaren die tijd noch uur kennen, managers die tijdens het weekend doorwerken om dossiers rond te krijgen. De wetenschappelijke literatuur bewijst mijn ervaring, er bestaat wel degelijk zoiets als public service motivation: het algemeen belang is nog iets anders dan de omzetcijfers van een bedrijf.»
HUMO Ik heb in het verleden – net als iedereen, neem ik aan – ook erg onaangename ervaringen gehad met de klantendiensten van bedrijven als Telenet of Athlon. Maar toch bestaat er geen breedgedragen sentiment tegen de privésector.
De Rynck «Je kiest er niet voor om klant te worden bij de overheid. En – eerlijk is eerlijk – de overheid doet natuurlijk vervelende dingen: ze stelt lastige vragen en legt regels op. De meeste Vlamingen zouden liever zonder vergunning bouwen. Nog zoiets: belastingen. Een topman van de Nederlandse belastingdienst zei ooit: ‘We kunnen het efficiënter maken, niet leuker.’ Natuurlijk betalen mensen het liefst zo weinig mogelijk belastingen. Maar ze redeneren anders wanneer de discussie concreter wordt en hun eigen belangen in het gedrang komen. Als de overheid – zoals in Griekenland – bibliotheken sluit, gaat het al snel van: ‘Ja, maar zo hebben we het niet bedoeld.’»
Het doet denken aan een onderzoek van Bart Maddens en Geert Bouckaert (KU Leuven) over ambtenaren en stereotypen. De auteurs maken gewag van een culture of distrust: er heerst een sociale druk om zich negatief uit te laten over dé overheid. Dat geritualiseerde negativisme smelt weg wanneer de vragen concreter worden. Zelfs de NMBS, schrijven de auteurs, haalt in enquêtes tevredenheidsscores van zeven op tien.
HUMO En de fiscus – hou u vast – acht op tien.
De Rynck «Het is niet meer dan normaal dat we kritisch naar de overheid kijken: het gaat over publiek geld. Vaak is de kritiek ook terecht: over de politie van voor de hervorming viel véél slechts te vertellen. Alleen moet het debat eerlijk en intelligent gevoerd worden. En dat is nu niet het geval. Mensen die beweren dat bedrijven sowieso efficiënter zijn dan overheidsadministraties hebben daar geen wetenschappelijke grond voor. Soms is de publieke sector efficiënter, soms de private. De opdrachten van de overheid zijn ook complex: dat maakt vergelijken moeilijk. Een waspoeder op de markt brengen is gemakkelijker dan klimaatneutraliteit en verkeersveiligheid realiseren.
»Bij ondernemingen bestaat ook verkwisting: men zegt niet toevallig dat grote bedrijven grote bureaucratieën zijn. Het toenmalige Alcatel-Bell werd in Antwerpen ‘het ministerie van telecommunicatie’ genoemd. Waarom zou je je organisatie en processen aanscherpen als je geen concurrentie hebt? Over het nut van privatiseringen bestaat ook allang geen consensus meer. Er zijn succesvolle operaties geweest, maar evengoed is het weleens rampzalig uitgedraaid. Moet ik het voorbeeld van de Britse spoorwegen noemen? Tony Judt heeft voortreffelijk beschreven wat daarvan de gevolgen waren: met de trein reizen werd duurder, onveiliger en minder comfortabel. Intussen heeft de regering-Cameron de spoorwegen gehernationaliseerd – al mag het vooral niet zo genoemd worden.»
De WC van het Pentagon
Per 1 september ís Network Rail nochtans een overheidsorgaan, dat verantwoording moet afleggen aan het parlement. Tegelijk werd de schuldenberg van de overheid met 34 miljard pond opgehoogd. De Rynck: ‘De overheid heeft geen monopolie op geknoei en verkwisting. Wat men ook beweert.’ En men beweert veel. Omdat er gegoocheld wordt met onduidelijke cijfers, schreef De Rynck – samen met collega’s van de universiteiten van Gent en Antwerpen – eerder dit jaar een visienota. Een eyeopener, maar daarover straks meer.
Eerst ruilen we Antwerpen-Centraal in voor een zomerverblijf in Massachusetts, waar we professor Douglas J. Amy per telefoon treffen. In zijn boek ‘Government Is Good’ is Amy op zoek gegaan naar de wortels en mankementen van het alomtegenwoordige anti-etatisme.
Douglas Amy «Ik beweer absoluut niet dat alles wat de overheid doet, goed is. De titel is een retorisch handigheidje, een antwoord op de eeuwigdurende mantra van rechts: ‘Alles wat de overheid doet, is slécht.’ Onzin, natuurlijk. Soms is het goed, soms is het slecht. De spionagepraktijken van de NSA zijn bijvoorbeeld volstrekt onethisch: ik mag hopen dat de verantwoordelijken berecht worden. Mijn punt is dat de overheid aan rehabilitatie toe is. Ze speelt een waardevolle rol in de samenleving, lost problemen op die de markt niet kán oplossen en verbetert zo het leven van de mensen.
»Niettemin is het woord ‘overheid’ beladen met negatieve connotaties, en ‘bureaucratie’ al helemaal. Zeg het hardop en het klinkt sowieso als iets waar je vanaf wil: hoge gebouwen zonder persoonlijkheid, eindeloze gangen met kantoren vol onbeschofte mensen die jou niet willen helpen, maar wél je zuurverdiende geld door ramen en deuren kieperen. Acteur Charlton Heston (op het einde van zijn leven de chouchou van de wapenlobby en de Amerikaanse rechterzijde tout court, red.) heeft de ambtenarij ooit vergeleken met een woekerend leger van woestijnratten en lemmingen. Exemplarisch voor het boertige, agressieve discours dat gehanteerd wordt.
»De stereotypen gaan terug op de 19de eeuw, toen corruptie de realiteit van alledag was. Ze zijn in de mindset gesijpeld en de rechterzijde grijpt ze aan om een politieke agenda door te drukken. Ze zeggen nooit: ‘Wij zijn tegen betaalbare gezondheidszorg.’ Ze zeggen: ‘We willen de bureaucratie afbouwen.’ Natuurlijk vinden mensen dat geweldig: het scepticisme zit er zó ingebakken. Op zich geen slechte zaak, want zelfs in de best functionerende democratie moet je waakzaam blijven en de overheid ter verantwoording kunnen roepen. Maar intussen zijn de controlemechanismen legio.»
HUMO U schrijft dat veel kritiek op de overheid onterecht is, want gebaseerd op foute veronderstellingen.
Amy «Overdrijvingen en onwetenschappelijke veronderstellingen. Ik heb ze nader bekeken, in een poging om een rationeel kader te verschaffen voor een ernstig debat.
»Uit een rondvraag bleek dat de gemiddelde Amerikaan aanneemt dat van élke belastingsdollar 48 centiemen down the drain gaan. De overtuiging dat de overheid aan de lopende band geld verkwist, is wijdverbreid, maar de bewijzen volstrekt anekdotisch. Je leest weleens in de krant dat het Pentagon een krankzinnig bedrag heeft neergeteld voor een lading wc-brillen. Iedereen kent gelijkaardige voorbeelden, maar onderzoek toont aan dat de verspilling niet structureel is. Al Gore heeft ooit een grootschalige doorlichting bevolen bij vele overheidsadministraties. Toen bleek de ‘verspilling’ tussen de 2 en 3 procent te schommelen. Natuurlijk zou 0 procent geweldig zijn, maar het is dus géén 48 procent. Mensen verwarren oplichting ook met verkwisting. Het houdt geen steek om het Pentagon met de vinger te wijzen als dat opgelicht wordt door een private aannemer. Diefstal door eigen personeel kost ondernemingen naar schatting 15 miljard dollar per jaar, winkeldiefstal 10 miljard: dat is natuurlijk de schuld van de dieven, niemand haalt het in zijn hoofd om dat aan het kapitalistische systeem te wijten.»
HUMO De laatste decennia heeft de overtuiging dat de overheid naar het voorbeeld van de ondernemingswereld georganiseerd moet worden, nochtans school gemaakt – precies om verkwisting tegen te gaan en efficiënter te werken.
Amy «Er is veel onderzoek gebeurd, en alles bij elkaar kun je geen standpunt innemen vóór de overheid of vóór de private sector. Bij ons is de energiesector – verdeeld over de publieke en de privésector – grondig onderzocht. Sommige studies zeggen dat de overheid efficiënter is, andere dat de privé het beter doet. En evenveel studies besluiten dat er geen verschil is. Wel is zeker dat de overheid het in specifieke domeinen veel beter doet. In de gezondheidszorg, bijvoorbeeld. Het is bekend dat gezondheidszorg bij ons veel duurder is dan in West-Europa: de VS besteedt 13,6 procent van haar bruto binnenlands product aan gezondheidszorg, de rest van de OESO gemiddeld 8,2 procent. Dat heeft te maken met de lonen van de dokters, maar ook met het systeem. Obama heeft recent initiatieven genomen – het is te vroeg om daar uitspraken over te doen – maar wij werken traditioneel met concurrerende privéverzekeraars. Om te beginnen moeten die bedrijven winst maken en daarbovenop is de geaccumuleerde papiermolen en overhead in zo’n multiple player-systeem groter dan wanneer er maar één speler is. In een concurrentiële markt heeft élk bedrijf een eigen structuur, eigen facturatiediensten en salesafdelingen. Paul Krugman schreef ooit dat de Amerikaanse verzekeringssector honderdduizenden mensen in dienst heeft die moeten zoeken naar manieren om klanten níét uit te betalen. De overheid heeft die mensen niet in dienst. Als je dat allemaal optelt, krijg je een ander beeld. Bij Obama’s Medicare bedraagt de overhead 3 procent, bij privéverzekeraars 15 à 25 procent. In Massachusetts bedient privéverzekeraar Blue Cross 2,7 miljoen klanten met 6.682 werknemers. In Canada bereikt het provinciale gezondheidssysteem 25 miljoen mensen met minder werknemers. Volgens The New England Journal of Medicine gaat in de VS 31 procent van elke gezondheidszorgdollar naar administratie, in Canada 17 procent. Volgens een Harvard-studie zou een overstap naar een single player-systeem de Amerikanen 286 miljard dollar per jaar opleveren.»
Anarchistische stemmen
‘Tijdens de laatste minuten voor de lancering kon ik maar aan één ding denken,’ schreef astronaut John Glenn – de eerste Amerikaan in een baan om de aarde – in zijn memoires, ‘NASA had de bouw van mijn raket uitbesteed aan het bedrijf dat de goedkoopste offerte had ingediend.’ Los van terechte hoofdbrekens over efficiëntie en kostprijs, is het nog maar zeer de vraag of we wel wíllen dat de overheid denkt zoals een bedrijf.
Amy «Bedrijven en de overheid spelen een totaal verschillende rol in de samenleving. De vrije markt is bedacht om producten en diensten op de meest efficiënte – lees: goedkoopste – manier te produceren. Dat doet ze meestal goed. De overheid, daarentegen, moet zo góéd mogelijke diensten aanbieden, en dus niet altijd tegen de goedkoopste prijs. Wil jij dat de overheid de goedkoopste luchtvaartbegeleiders aanwerft, of de beste? Wil jij dat de overheid bespaart op de bestrijding van criminaliteit? Winst is niet altijd het doorslaggevende criterium, soms is kwaliteit belangrijker.»
‘De nachtwakersstaat en de verzorgingsstaat: dat zijn de krijtlijnen waarbinnen de discussie zich afspeelt.’ Ik schuif aan bij professor Karen Celis, politicologe aan de VUB. Celis doceert de cursus overheidsmanagement en vat het tegelijk kundig en bondig samen: ‘De discussie over de grootte van de overheid is zuiver ideologisch.’
Karen Celis «Niemand pleit vandaag nog voor géén staat – de anarchistische stemmen zijn tegenwoordig dun gezaaid (lachje). Iedereen is het erover eens dat de overheid rechtszekerheid moet afdwingen, wegen moet aanleggen en burgers moet beschermen tegen agressie van buitenaf. Vervolgens is de vraag: wat komt erbij? Libertariërs zullen zeggen: ‘Niets.’ Dat is de nachtwakersstaat, het minimum minimorum. Aan het andere ideologische uiteinde staat de verzorgingsstaat, die – met het oog op herverdeling en het realiseren van gelijkheid – veel meer diensten voorziet. Goed en betaalbaar onderwijs. Gezondheidszorg. Openbaar vervoer. Cultuursubsidies. Kinderopvang. Zo’n staat is natuurlijk veel duurder. Onderwijs is niet gratis: je hebt klaslokalen, schoolbanken en onderwijzers nodig, maar ook ambtenaren, voor de omkadering. En dat kost geld. Belastinggeld.
»In crisistijden komt een grote overheid onder druk te staan. Als er bespaard moet worden, ontstaat snel de illusie dat je aan ‘het apparaat’ kunt morrelen en schaven, zonder dat je er veel van voelt. Ik ken de zwartboeken en de blunderboeken van de overheid ook, ik weet dat er bruggen zijn gebouwd waar nooit één auto overheen rijdt, maar veel vet ligt er niet meer op de soep: voor grote, systematische besparingen zijn fundamentele keuzes nodig. En dan snijd je al snel in de spieren. Dat raakt de zwakkere groepen hard. De toplagen zijn er in de eerste plaats mee gediend: ze betalen minder belastingen dan voorheen, en houden altijd genoeg over om de diensten die wegvallen te blijven betalen: de beste dokters, de beste universiteiten voor hun kinderen. Maar uiteindelijk zullen grote delen van de samenleving het voelen als je aan het bestel raakt – óók de mensen die nu misschien denken dat ze baat hebben bij grote overheidsbesparingen. Op lange termijn wordt de kloof tussen arm en rijk groter, wat zorgt voor politieke destabilisering. Precies daarom is de verzorgingsstaat ooit in het leven geroepen: om sociale onrust te neutraliseren – wat ook in het belang van de gegoede burgerij was. Door een grote middenklasse te creëren waar goed voor gezorgd wordt, zodat die kapitaalkrachtig genoeg wordt om belastingen te betalen, heeft men sinds de Tweede Wereldoorlog talloze haarden van onrust geblust die al sinds het einde van de 19de eeuw broeiden. Alle grote evoluties van de 20ste eeuw waren onmogelijk geweest zonder een goed georganiseerde overheid.
»Bovendien leven we in enorm complexe tijden, met complexe problemen. Hoe pakken we die aan zonder overheid die – om een oubollig concept boven te halen – in het belang van het algemeen handelt? Rechtse politici zullen zeggen: de onzichtbare hand gaat dat doen. Maar zal de onzichtbare hand de opwarming van het klimaat tegenhouden? Ik heb er tot nog toe niet veel van gemerkt. De discriminatie van minderheden is nog zo’n uitdaging, of inkomensongelijkheid. De Vlaamse regering wil het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs optrekken: een legitieme discussie, maar grote groepen zullen dat voelen. Iemand als Bart De Wever is het resultaat van de democratisering van het onderwijs. Hij zou zich de vraag moeten stellen: waar zou ik staan zonder de overheid? Eigenlijk zou iedereen die oefening ’ns moeten maken en één dag lang turven wanneer hij of zij in contact komt met de overheid. Kraantjeswater, het trottoir, aanplantingen in de straat, de bus: de héle tijd, vaak zonder dat je het beseft, maak je gebruik van de diensten die de overheid aanbiedt. Men slaat ons altijd om de oren met het overheidsbeslag dat te hoog zou zijn. Maar eigenlijk vertelt dat niet veel, behalve dat we het goed hebben.»
Peperdure Mozart
Het overheidsbeslag: de portie van het bbp dat naar de overheid gaat en de spijker waar sommige politieke partijen en belangenverenigingen tijdens de recentste verkiezingscampagne gedurig op bleven hameren. Dat overheidsbeslag bedraagt in België 54,9 procent, en dat heet een bedreiging voor onze welvaart. VOKA, de N-VA en Open VLD willen het onder de 50 procent. We keren zoals aangekondigd terug naar het stationsbuffet en naar Filip De Rynck.
De Rynck «Ik heb het aan de partijen gevraagd: waarom 50 procent? Ze wisten het niet. Het is een symbolische grens. Waarom gaan we niet naar 40 procent? In Afrika doen sommige landen het met 20 procent en – dichter bij huis – in Oost-Europa met 30 procent. Dat is mogelijk, maar willen veel Vlamingen in zo’n land wonen?
»Het is trouwens heel gemakkelijk om onder de 50 procent te duiken: als we vandaag alle bedrijfssubsidies afschaffen, is het zo gebeurd. Als we de zwarte markt witwassen ook. Het bbp houdt geen rekening met de zwarte economie, terwijl die in België wellicht een pak groter is dan ten noorden van ons, waar het overheidsbeslag nóg hoger ligt. Als alle mensen met zwart geld – ik neem aan dat daar ook kiezers van de N-VA en Open VLD tussen zitten – hun verantwoordelijkheid opnemen, duikt het overheidsbeslag zonder één maatregel onder de 50 procent.»
Zo belanden we bij de eerder genoemde visienota van De Rynck, een beargumenteerd pleidooi voor een intelligent debat over de overheid. Want er is sprake van begripsverwarring en kromme cijfers. De sfeer wordt bezwaard als economen als Ivan Van de Cloot bezweren dat ‘het wraakroepend is dat we in ons land meer dan 50 procent van ons inkomen moeten afgeven aan de overheid’.
De Rynck «Het overheidsbeslag wordt vaak verward met de belastingdruk. Volgens de OESO bedraagt het belastingniveau voor gezinnen in ons land 45 procent. Minder dan 55 procent, maar nog altijd hoog, zij het geen record. Tijdens vorige crises, zoals die in de jaren ’84-’85 (onder de rooms-blauwe regering-Martens V, red.) bijvoorbeeld, ging het naar 50 procent.»
Een andere populaire misvatting is dat die 54,9 procent van het bbp, 206 miljard euro, helemaal door het staatsapparaat wordt verteerd. De Rynck: ‘Terwijl de grootste happen via pensioenen, geneeskundige zorg en subsidies meteen terugvloeien naar de burgers en de bedrijven.’ Bijna één derde van het overheidsbeslag, zo blijkt uit cijfers van de Nationale Bank, gaat naar de overheid zelf: 62 miljard euro. Daarvan gaat 48 miljard naar de lonen van ambtenaren. De grootste deelverzameling: het onderwijzend personeel.
De Rynck «Ook die van het katholieke net. Dat is belangrijk: in België betaalt de overheid niet alleen voor het officiële onderwijs, zoals in Frankrijk, maar ook voor de andere netten. Wij laten veel ruimte voor het maatschappelijke middenveld. Daarom zijn vergelijkingen met het buitenland ook zo moeilijk.»
‘Is er dan geen wolkje aan de lucht?’ vraagt u zich af. ‘Jawel,’ zegt De Rynck: ‘Ik zal nooit beweren dat elke euro van die 54,9 procent goed besteed is.’ Zo staat ook te lezen in zijn tekst: ‘De administratieve kosten van de overheid zijn fel gestegen.’ Maar ook: ‘De bevolking is sinds 1950 met 35 procent gegroeid.’ De steilste curves zijn voor rekening van de regionale en lokale overheden, die steeds meer investeren in kinderopvang en ouderenzorg. Daar zit een belangrijke knoop gebonden: de zogeheten ziekte van Baumol, genoemd naar de Amerikaanse econoom William Baumol, die in de jaren 60 de aandacht vestigde op een belangrijk dilemma. De overheid neemt steeds meer taken op die de private sector laat vallen, omdat er weinig automatisatie en efficiëntiewinst mogelijk is. Onderwijs. Zorg. Baumol gaf zelf graag een voorbeeld uit de muziek: in de 18de eeuw waren vier muzikanten nodig om een strijkkwartet van Mozart uit te voeren – 250 jaar later zijn dat er nog altijd vier, en ze doen er nog altijd even lang over. Ze zijn wél duurder geworden: in het zog van een steeds productievere privésector zijn alle lonen zijn omhoog gegaan. Ook die van onderwijzers en verplegers.
Nog een stevige angel: de onzichtbare bijwerkingen waar de vrije markt blind voor is. ‘Externaliteiten’ heten die in de economie. Als er meer tabak of alcohol wordt verkocht, stijgen de omzetcijfers van de tabaksproducenten en distilleerders, en dus ook het bbp, maar wordt de overheid op dokterskosten gejaagd.
De Rynck «Hoe meer auto-ongelukken, hoe beter voor de economie: de garagist realiseert dan meer omzet. Hoe slechter woningen geïsoleerd zijn, hoe beter, want dan stijgt de stookoliefactuur. Goed voor het bbp, maar niet duurzaam.»
De overheid draait op voor de verborgen kosten waar de private sector geen rekening mee houdt in de prijs van haar producten. En omgekeerd wordt de meerwaarde die de overheid creëert, niet correct weerspiegeld in macro-economische analyses. De Rynck: ‘Investeringen worden als kost beschouwd. Punt.’
Terwijl elke euro die in onderwijs geïnvesteerd wordt, een meerwaarde realiseert. Onlangs becijferden Amerikaanse onderzoekers de kost van vier jaar hoger onderwijs op mín 500.000 euro.
De Rynck «De economische effecten van publieke investeringen zijn onmiskenbaar. Als de uitgaven in de sociale zekerheid stijgen, gaan de inkomsten van de farmaceutische industrie mee omhoog. Als de overheid wegen aanlegt, cashen de aannemers.»
Als men sommige predikers van de vrije markt mag geloven, ligt aan de oorsprong van alle innovatie en groei het privé-initiatief. Dat hardnekkige misverstand werd onlangs bijgesteld door econome Mariana Mazzucato, die in ‘The Entrepreneurial State’ betoogt dat net overheden de grootste sprongen voorwaarts realiseren, door langetermijnkeuzes te maken en gericht grote sommen belastinggeld te investeren.
De Rynck «In landen als Finland, Zweden en Denemarken ligt het overheidsbeslag hoger dan bij ons, maar dat zijn landen waar ook een sterke private sector bestaat. Ze gaan hand in hand. Een sterke publieke sector investeert in onderwijs en onderzoek. Bedrijven plukken daar de vruchten van. Bovendien is er in die landen ook minder ongelijkheid, waardoor ze het op véél vlakken beter doen. De levensverwachting ligt er hoger, de zelfmoordcijfers lager, er is minder obesitas en criminaliteit.»
Slanker, niet goedkoper
Bij de NMBS werken vandaag 38.000 werknemers. In 1970 waren dat er 60.000. Bij bpost verdwenen in vijftien jaar tijd 12.000 jobs. Bij de federale politie 500 in drie jaar tijd. De federale administratie doet het in twee jaar tijd met ruim 4000 man minder. Douglas Amy noemde dát het hardnekkigste vooroordeel van allemaal: dat de overheid onstopbaar woekert.
De Rynck «De zogenaamde hervormers vertellen niet hoeveel er al veranderd is.»
De Copernicushervorming van de regering-Verhofstadt, die een betere dienstverlening aan een moderner personeelsbeleid, betere communicatie en transparantere structuren wilde koppelen, staat nochtans niet bekend als volslagen gelukt.
De Rynck «Het was wel een eerste opening: sindsdien hebben we lichtjaren achterstand goedgemaakt. Op het vlak van personeelsevaluatie, bijvoorbeeld, en competentie. In de informatisering moeten nog stappen gezet worden, maar het verschil met vroeger is als dat tussen dag en nacht. Men hoort het niet graag en men zegt het nog veel minder vaak hardop, maar op sommige vlakken is de Belgische administratie wereldtop. De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid is wereldwijd een voorbeeld van administratieve vereenvoudiging in de publieke sector. Mensen hebben maandenlang gelachen toen Tax On Web online ging en voorspelbaar haperde, maar intussen zijn de kinderziektes uitgezweet en maken miljoenen mensen er gebruik van. Nu hoor je niemand zeggen: ‘Knap gedaan, overheid.’
»Natuurlijk gaat het niet overal even snel. Dat heeft te maken met leiderschap: niet iedereen is een goede change manager. De context is ook lastig: een vastbenoemde ambtenaar zet je niet zomaar aan de deur.»
Aan de grondslag van Copernicus lag het zogeheten new public management, een filosofie die de overheid wil boetseren naar de contouren van de private sector. Bedrijfsmatig. Klantgericht. Zuinig.
De Rynck «De verworvenheden die men vanouds associeert met de ambtenarij – vaste benoemingen, een vorstelijk pensioen – zijn sterk afgebouwd. Op gemeentelijk niveau werken nu al meer contractuelen dan statutairen. Ik durf te beweren dat bij de overheid beter wordt aangeworven dan in de private sector. De overheid moet in detail motiveren waarom ze iemand aanwerft – altijd is er de dreiging van een procedure bij de Raad van State. Terecht, maar een bedrijf heeft daar geen last van. Het is geen toeval dat veel privémanagers die de overstap naar de overheid maken, snel weer afhaken, blauw van de stress. Ze zijn het niet gewoon om in de spotlights te werken, in een penibele politieke context. Veel overheidsmanagers zijn stressbestendiger dan hun collega’s uit de privésector. We komen van ver: ik heb de politieke benoemingen nog meegemaakt. Het ene jaar mocht een partij tien poetsvrouwen aanwerven, samen vijf punten waard, het jaar nadien mocht een andere partij een diensthoofd van evenveel punten kiezen. Als er nu politieke benoemingen gebeuren, staat het in de krant, en gaat het over de keuze tussen twee mensen die een zware sollicitatieprocedure overleefd hebben. Het is zelfs logisch dat een minister dan een vertrouwenspersoon kiest. De benoeming van de onbenul bestaat allang niet meer.»
HUMO De Vlaamse en federale regeringen willen de overheid nog meer afslanken. Is er een wetenschappelijke grondslag om de bijl te laten vallen: zoveel hier en zoveel daar?
De Rynck «Het lijkt op cijferfetisjisme. Eén: je kunt niet hetzelfde blijven doen met een steeds kleinere overheid, van die illusie moeten we af. En twee: een kleinere overheid is niet per se goedkoper. In bepaalde domeinen is een kleinere overheid mogelijk, en kan men meer overlaten aan het privé-initiatief. Maar dan heb je meer controle nodig, waarvoor nieuwe mensen aangeworven moeten worden. Hoogopgeleide mensen, meestal, en dus duurder. Als ik haar boek lees, acht Gwendolyn Rutten de overheid enkel geschikt voor het reguleren van de financiële markten. Goed, maar dan heb je hooggekwalificeerd personeel nodig. Als je drie laaggeschoolden ontslaat en één hooggeschoolde aanwerft, is de overheid afgeslankt, maar wel even duur. En bovendien stijgt de werkloosheid: dat kost ook geld. En wat met de sociale tewerkstelling? Mensen lachen als ze zo’n ploeg van de groendienst aan het werk zien, tien man sterk, maar ze beseffen niet dat vijf van die mensen uit de gevangenis komen of psychiatrische problemen hebben. Als we de groendienst uitbesteden, vallen zulke mensen uit de boot.
»Je kúnt de performantie van bepaalde diensten meten, maar allereerst moeten we ons de vraag stellen: ‘Wat willen we nog doen?’ Een student betaalt bij ons 600 euro inschrijvingsgeld, maar kost er 12.000: de gemeenschap draagt dus het grootste deel van de kosten. Je kunt evolueren naar het Engelse of Nederlandse systeem, waar je zelf 10.000 euro moet neertellen, maar willen de Vlamingen dat? Veel mensen staan negatief tegenover de overheid, maar ik kan de meeste van hen in een halfuur tijd op andere gedachten brengen. Door onnozele rankings à la Tax Freedom Day (de symbolische dag van het jaar waarop men voor eigen rekening begint te werken, red.) gaan ze weer aarzelen. Maar de consultants die becijferen dat die dag op 14 juni valt, weten zelf hoe belachelijk dat is: ze gaan voorbij aan het feit dat je tegen dan al maanden over de weg hebt gereden, de trein hebt genomen en naar de dokter bent geweest. Als de politiek de belastingen verlaagt en Tax Freedom Day vroeger valt, wordt de dokter vier keer zo duur en moet je zelf je pensioen bijeensparen. Als de overheid gekortwiekt wordt, zul je veel meer uit eigen portefeuille moeten ophoesten om dezelfde levensstandaard te houden.»