Dossier fobieën: 'Ik word elke ochtend in paniek wakker. Alsof ik in een horrorfilm zit'
Sommige mensen zijn doodsbang dat de Humo is uitverkocht, andere worden panisch wanneer er opnieuw gepraat wordt over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Er zijn mensen die spontaan in de broek plassen als ze aan het woord ‘dopingcontrole’ denken. Maar dat is allemaal niets vergeleken met de angsten die dertien procent van de bevolking met échte fobieën en angststoornissen uitstaat. Lees en huiver.
(Verschenen in Humo 3491 op 31 juli 2007)
Monique Claeys uit Nieuwpoort leeft al bijna zestig jaar met een slangenfobie.
Monique «Ik ben bang voor alle slangen: groot, klein, ringslangen, ratelslangen, adders, wormen, larven... Alles wat kronkelt, eigenlijk. Mijn moeder vertelde me dat ik nog in de kinderwagen zat toen ze de eerste tekenen van mijn fobie opmerkte. We kwamen in de zoo voorbij de slangen, en ik begon prompt te braken.
»Toen ik zes was, gingen we met de familie naar de Ardennen. Mijn moeder had op een adder getrapt. Op de terugweg moest ze haar schoen zo ver mogelijk van me weghouden: ik was doodsbang dat er nog resten van die adder op zaten. Soms krijg ik een crisis. Op mijn dertiende ben ik eens van mijn stokje gegaan omdat de lerares in de les een opgezette slang bovenhaalde.
»Met ouder worden is het niet verbeterd. Alleen al een foto of een prentje van een slang maakt me panisch. Mijn man moet altijd eerst de krant controleren: als er een foto van een slang instaat, moet hij die er eerst uitknippen. Ik ben zelf gaan lesgeven, op de lagere school. In het zesde leerjaar moet je het hele dierenrijk behandelen, maar in al die tijd dat ik lesgegeven heb, hebben die kinderen nooit iets over de reptielen geleerd (lacht).
»Ik heb er blijkbaar ook een speciale feeling voor ontwikkeld: soms voel ik als ik een tijdschrift vastneem dat er ergens een slang instaat. Ik heb het eens gehad met de Humo. Ik had hem nog niet opengedaan, maar er stond een slang in, dat wist ik zeker. Mijn man zocht en zocht, en vond niks. Maar ik bleef aandringen, en uiteindelijk heeft hij de slang gevonden: een piepklein fotootje op de tv-pagina’s.
»Op reis gaan is ook moeilijk. We zijn één keer naar de Dominicaanse Republiek geweest. We logeerden in een chalet, en als ik daar ’s avonds met een zaklamp naartoe liep, was ik altijd aan het brullen en tieren, in de hoop dat ik zo de slangen op een afstand kon houden. Voor ik naar binnen ging, moest mijn man het volledige chalet onderzoeken. Als ik naar het toilet moest, ging hij eerst kijken of er geen slang zat. Die angst voor vreemde toiletten heb ik in België ook hoor. Als ik in Brussel in een café naar het toilet moet, zal ik altijd eerst spoelen om zeker te zijn dat er geen slang aan mijn achterste zit (lacht). Ik weet het, het klinkt belachelijk, maar ik kan er echt niks aan doen.
»Eén van mijn drie dochters heeft mijn angst overgenomen. Dat is mijn schuld, omdat ze telkens zag hoe panisch ik werd in de buurt van slangen. Eigenlijk zet ik mijn angsten over op andere mensen. Zelfs mijn man durft al niet meer naar een tv-uitzending over slangen te kijken.
»Mijn dochter vindt het erg dat ze er zo bang van is. Ze wil zo graag reizen, maar plekken waar slangen leven zijn een probleem. Ze is één keer naar India geweest met een vriendin, en daar zat natuurlijk net altijd een slangenbezweerder naast de deur van hun hotel. Ze stuurde haar vriendin altijd voorop om die man te betalen, zodat hij vooral zijn mand zou dichthouden. Anders kon ze er niet passeren.
»Bij mij is het nog erger. Een handtas of schoenen in slangenleer zal ik nooit dragen. Ik ben eens uit een stripteasebar gevlucht: het was putje winter en ik had geen jas aan, maar dat kon me niks schelen, want één van de danseressen had een slang rond haar schouders.
»Ik droom ook vaak van slangen: dan word ik badend in het zweet wakker. Ik ben bang voor de dood, maar mijn ergste angst is dat ikop het moment dat ikzal sterven, aan slangen zal denken.
»Zelfs nu, terwijl ik er alleen nog maar over praat, lopen de rillingen over mijn rug. Jullie gaan toch geen foto van een slang bij het interview zetten? Anders kan ik het zelf niet lezen.»
De brug van Vilvoorde
Slikangst. Stikangst. Pleinvrees. Vleesangst. Angst voor klokken (chronometrofobie). Neusangst (rhinofobie). Spreekangst (lalofobie). Angst voor Japanners (Japanofobie). De lijst is eindeloos, en absurd. Naar schatting lijdt dertien procent van de bevolking aan één of andere angststoornis, vrouwen meer dan mannen. ‘Met sommige angsten kan je gemakkelijk leven,’ zegt angstdeskundige Guido Pieters van de K.U.Leuven. Hij behandelt mensen met angststoornissen.
Guido Pieters «De mensen komen hulp zoeken op het ogenblik dat ze niet meer normaal kunnen functioneren. Vliegangst bijvoorbeeld: zolang je voor je werk niet voortdurend het vliegtuig moet nemen, kan je dat relatief goed onder controle houden. Agorafobie, angst voor grote ruimten, is dikwijls een stuk lastiger: meestal durven die mensen niet naar een supermarkt, of durven ze de autostrada niet op. De brug van Vilvoorde bijvoorbeeld, daar staan mensen met agorafobie vaak extreme angsten uit. Ze zijn niet bang voor die brug zelf, maar wel dat ze er een paniekaanval zullen krijgen, en niet weg kunnen: je kan daar niet aan de kant gaan staan. In een warenhuis zijn ze bang voor een paniekaanval terwijl ze aan de kassa staan aan te schuiven, omdat ze daar ook niet zomaar kunnen weglopen.
»Je kan vaak lange tijd goed functioneren met een fobie, maar dan door omstandigheden plots hulp moeten gaan zoeken. Ik heb zelf een patiënte met een rupsenfobie gehad, wat je niet zo vaak ziet. Allemaal geen probleem, tot ze met haar man, een buitenlands diplomaat, naar België verhuisde en hier een schitterende grote villa in Tervuren kreeg. Op een ochtend gaat ze de brievenbus openmaken, en ontdekt ze tot haar afgrijzen dat er een paar rupsen op zitten. Van de ene dag op de andere werd die rupsenfobie een groot probleem: ze durfde plots de tuin niet meer in. Voordien had ze altijd in de stad geleefd, en daar heb je natuurlijk geen rupsen.»
HUMO Wat is het verschil tussen angst en een fobie?
Pieters «Angst heeft dezelfde functie als pijn: het is een soort waarschuwingssignaal. Dankzij angst zijn we voorzichtiger, en zullen we bijvoorbeeld niet de straat oversteken met onze ogen dicht. Abnormaal wordt het pas als de angst niet in verhouding staat tot het gevaar. Of als je bang bent in situaties waarvoor je normaal niet bang hoeft te zijn. En we spreken van een stoornis als je angsten je hele leven beheersen.
»Overdreven angstige mensen doen eigenlijk niks anders dan voortdurend hun kansen verkeerd inschatten: ze denken altijd dat net hun vliegtuig zal neerstorten, of dat net zij per ongeluk een giftige plant zullen eten.
»Angststoornissen zijn er in verschillende soorten. Je hebt de specifieke fobie: hoogtevrees, pleinvrees, een fobie voor spinnen, slangen, katten... Daarnaast is er de sociale fobie. Mensen die daaraan lijden, zijn intens bang dat ze zich onsterfelijk belachelijk zullen maken of zich zullen aanstellen.Ze vermijden situaties waarin dat zou kunnen gebeuren: ze gaan nooit naar feestjes, beginnen nooit spontaan een gesprek, of stappen nooit zomaar een winkel binnen. Dan zijn er ook patiënten die zomaar, zonder aanwijsbare reden, paniekaanvallen krijgen: die lijden aan een paniekstoornis.
»De meest voorkomende fobieën hebben te maken met de evolutiegeschiedenis van de mens. Agorafobie stamt bijvoorbeeld uit de periode toen de mensen nog in holen leefden en het inderdaad gevaarlijk was om je in een grote open ruimte te begeven, omdat je daar een te makkelijke prooi was voor wilde dieren. In katten en honden herkennen we de roots van tijgers en wolven. Mensen met hondenfobieën zijn bizar genoeg vaak niet zozeer bang voor grote, dreigende honden, maar wel voor snel bewegende, moeilijk te controleren dieren.»
Straatje zonder einde
De een heeft een panische angst om geprikt te worden door onzichtbare injectienaalden en zo aids op te lopen, de ander gebruikt per wc-bezoek stapels toiletpapier en vochtige doekjes een bezigheid die niet alleen veel tijd en geld kost, maar waar je ook aambeien aan overhoudt. Nog andere mensen zijn bang voor alles wat er maar mis kan gaan en dat is heel veel...
Pieters «Angst om een verkeersongeval te veroorzaken, bijvoorbeeld, dat komt behoorlijk vaak voor. Het is een soort dwangstoornis: je rijdt met de auto en twee straten verder denk je: ‘Heb ik daarnet die kleuter niet per ongeluk van de weg gemaaid?’ Dus draai je om en keer je terug, om te kijken of er geen doden langs de weg liggen. Maar terwijl je terugrijdt, maak je je opnieuw zorgen, want misschien heb je wel iemand aangereden bij het draaien... Die mensen pluizen soms de kranten uit om te kijken of er in hun regio geen ongelukken zijn gebeurd die zij misschien per toeval hebben veroorzaakt.
»Je kan het vergelijken met iemand die voortdurend controleert of hij de deur wel heeft gesloten: ‘Heb ik misschien eventjes niet opgelet?’ Er zijn patiënten die er meer dan twee uur over doen om hun huis uit te gaan, en dan nog zijn ze er niet gerust op.»
HUMO Dat lijkt meer een dwangstoornis obsessief compulsieve stoornis of 0CS voor de vrienden dan een fobie.
Pieters «Vroeger dacht men dat die twee niets met elkaar te maken hadden, maar men weet nu inderdaad dat OCS-patiënten constante angstgevoelens hebben, en dat ze hun rituelen uitvoeren om die angst te onderdrukken. Je hebt mensen die bijvoorbeeld eerst tot zestig moeten tellen voor ze een doos melk openen, of op een trap altijd een bepaalde trede moeten aanraken, anders sterft er een familielid. Het valt niet meteen op dat die mensen bang zijn, want zolang ze hun rituelen kunnen uitvoeren, hebben ze hun angstgevoelens onder controle. Maar als je iemand met smetvrees verhindert om zijn handen te wassen, wordt die extreem angstig, en soms zelfs agressief. Ook veel voorkomend zijn de zogenaamde ‘hamsteraars’: mensen met verzameldwang. Ik heb eens een patiënt gehad die niets kon weggooien, omdat hij bang was dat er iets belangrijks tussen zou zitten. Alles hield hij bij: kranten, tijdschriften, dozen, reclamefolders... Zijn huis was tot de nok gevuld met spullen. Voor hij de vuilniszakken buitenzette, moest hij al het vuil opnieuw nakijken en sorteren... Verschrikkelijk, ook voor de huisgenoten.»
Drie uur onder de douche
Van smetvrees weet Karin (50) uit Turnhout onderhand alles. Ze is getrouwd en heeft twee kinderen, die nu zelf volwassen zijn. Op het hoogtepunt van haar smetvrees stond ze dagelijks zes uur onder de douche en waste ze haar handen een keer of tien telkens tien minuten lang. ‘Het was gewoon een extra dagtaak,’ zucht Karin. ‘Toen de kinderen klein waren en ik ze nog naar school bracht, moest ik om vijf uur ’s morgens opstaan om mijn huishouden gedaan te krijgen: ik poetste het hele huis als een maniak. Het was uitputtend en ik werd er depressief van.’ Dat Karin ons wil ontmoeten, én na een korte aarzeling zelfs een hand wil geven, is een hele overwinning voor haar. ‘Een jaar geleden zou ik nooit iemand aangeraakt hebben. Ik ben een hele tijd bij een zelfhulpgroep geweest, en daardoor is het veel verbeterd. Maar als ik straks thuiskom, ga ik wel weer een uur onder de douche.’
HUMO Hoe is het eigenlijk begonnen?
Karin « Toen ik veertien, vijftien jaar was, ben ik beginnen te hyperventileren. Destijds wist men nog niet goed wat dat was, de dokter zei gewoon dat ik te nerveus was. Daar nam je een pilletje voor, en dat was het dan. Toen ik mijn man een paar jaar later leerde kennen, is dat hyperventileren weggegaan, maar heb ik er een hondenfobie voor in de plaats gekregen.
»We hebben vroeger thuis altijd honden gehad, en daar was ik als kind totaal niet bang van. Onze hond zat buiten in een hok en soms speelde ik met hem in de tuin, of ging ik met hem wandelen. Maar toen mijn schoonouders een hond kochten, begon ik die beesten plots erg vies te vinden ik voelde een mengeling van angst en walging. Wellicht kwam dat door de manier waarop mijn schoonouders die hond behandelden: het was bijna een kindje voor hen. Hij sliep in hun bed, at mee aan tafel, mocht mee in de auto, liep rond met onderbroeken in zijn bek...
»Zo ben ik razendsnel een hondenfobie beginnen te ontwikkelen. Als ik een hond zag, bleef ik stokstijf staan. Ik kon niet meer bewegen, mijn hart bonkte, mijn adem stokte, ik begon te zweten... Na zo’n angstaanval kon ik me nooit meer precies herinneren wat ik gezien had. Alsof die paar minuten uit mijn geheugen waren gewist. Ik deed álles om geen honden tegen te komen, ik liep desnoods twee kilometer om als ik er toch maar geen hoefde te zien.
»Daarna is die dwang er bijgekomen. Telkens als ik mijn schoonouders bezocht had, voelde ik me vies. Onrein. Als ik thuiskwam, stopte ik mijn kleren in de wasmachine en ging ik douchen. In het begin nam dat hooguit een kwartier in beslag, maar ik begon er alsmaar langer over te doen voor ik het gevoel had dat ik helemaal schoon was. Toen ik getrouwd ben, zat ik al aan een uur, dat weet ik nog.
»Nadien ben ik gestopt met werken, kwamen de kinderen, en raakte ik in een isolement. Het is toen heel snel gegaan. Ik had een binnen en een buitenwereld: de buitenwereld was smerig, binnen was het veilig. Telkens als ik buitenshuis was geweest, moest ik me wassen, en dat kostte me alsmaar meer tijd en moeite: op de duur deed ik er drie uur over om mezelf één keer te wassen. Niet dat ik dat graag deed het was sterker dan mezelf. Het móést gewoon.»
undefined
'Het enige waar ik niet bang voor ben, is de dood. Ik heb al genoeg zelfmoordpogingen achter de rug'
HUMO Drie uur onder de douche, wat moet ik me daarbij voorstellen?
Karin «Goh, je moet elk plekje wel gehad hebben. En ik was zo onzeker dat ik altijd weer vergat: ‘Ben ik daar wel geweest?’ Dan ging ik er nog maar eens over, voor de zekerheid. Je kan je niet concentreren, daarom neemt het zoveel tijd in beslag. Er zijn tijden geweest dat ik twintig minuten bezig was om één arm te wassen.»
HUMO (lacht) Sorry, maar eigenlijk is het ook wel grappig.
Karin (doodernstig) « Ja, dat is grappig. Ik kan begrijpen dat je lacht. Ik vind het zelf ook gewoon belachelijk. Maar als je het zelf meemaakt, is het niet om te lachen.
»Al dat water en die zeep was verwoestend voor mijn huid. Ik heb gelukkig een heel vette huid, maar ik had geregeld plekken waar het vel heel dun was. Ik kreeg ook rode plekken in mijn gezicht, erg pijnlijk. Mijn handen zaten vol kloven, en lagen soms open tot de knokkels.
»Toen de kinderen nog klein waren, moest ik ze elke ochtend naar school brengen. Als ik terug thuiskwam, moest ik eerst drie uur douchen. Om halfvier moest ik ze weer gaan ophalen aan de schoolpoort, en omdat ik weer buiten geweest was, moest ik wéér drie uur gaan douchen. Tussendoor waste ik constant mijn handen telkens als ik iets had aangeraakt waarvan ik dacht: dat is vies. Daarvoor mocht je toch ook weer op tien minuten rekenen.»
HUMO Dat geeft een hoop extra werk.
Karin « Ja. Het was uitputtend. Toen de kinderen groot genoeg waren, gingen ze met de bus naar school. Dat scheelde toch wel een paar uur onder de douche. Maar winkelen was nog altijd een probleem. Dat moest mijn man doen. Er waren periodes dat ik het huis niet uit wilde, omdat ikhet niet kon opbrengen om daar al die uren aan te besteden. Soms bleef ik wekenlang binnen.»
In de hal
HUMO Wat deed je als er bezoek kwam?
Karin «Er kwam haast nooit bezoek. Mijn kinderen stelden zich daar gelukkig weinig vragen bij. Ze waren allang tevreden als ze zelf bij andere kinderen mochten gaan spelen op voorwaarde dat ze zich achteraf wasten, natuurlijk.
»Ik probeerde zo weinig mogelijk mensen te ontvangen, want dat betekende altijd extra poetswerk. De zetels afwassen, de tafel, de stoelen... Alles waarmee die bezoeker in aanraking was geweest dat hield ik altijd goed in het oog. Voor de auto hetzelfde: als iemand was meegereden, moest ik achteraf steevast de hele binnenkant schoonmaken. Ik heb véél gepoetst in mijn leven. Ik wilde mensen toen ook geen hand meer geven en zeker niet kussen.»
HUMO Had je dan met seks geen probleem?
Karin «Nee. Er zijn mensen die zichzelf altijd wassen voor en na seks, maar daar had ik bizar genoeg geen moeite mee.»
HUMO Had je smetvrees ook financiële gevolgen?
Karin « Dat ik enorm veel water verbruikte natuurlijk, met al dat douchen, dat poetsen en kleren wassen. Ik liet elke wasmachine drie keer draaien in plaats van één keer, omdat ik vond dat het anders niet schoon genoeg was. Zo kom je aan gigantische water en elektriciteitsrekeningen, hoor. Maar dat werd gecompenseerd omdat ik voor de rest niet veel uitgaf: ik kwam nooit ergens.»
HUMO Om depressief van te worden.
Karin «Ik wérd ook depressief. Op een bepaald moment zat ik zo diep in de put, dat ik alleen nog maar aan zelfmoord kon denken. Ik was het zo moe allemaal. Ik kon en ik wilde niet aanvaarden dat er iets mis met me was. Ik wist niet eens wát ik had. Ik voelde me machteloos. Ik wilde me verzetten, maar het ging niet.
»Mijn kinderen hebben me toen overeind gehouden. ‘Die zijn nog zo klein, wat moet er van hen worden?’ dacht ik. Het enige positieve aan die depressie is dat ik toen aanvaard heb dat ik dat probleem nu eenmaal had en dat ik er mee moest leren leven.
»Kijk, als iemand kanker heeft, vinden de mensen dat erg en het is ook erg, heel erg. Erger dan mijn probleem, want ik zal hier niet van sterven. Maar ik zit er wel aan vast voor de rest van mijn leven. Psychologisch is het heel zwaar. Heel vermoeiend, het put je uit.
»Die zelfhulpgroep heeft me wel geholpen. Mijn probleem is er nog, maar het is leefbaar geworden.»
HUMO Hoe ging dat in de zelfhulpgroep?
Karin «Ze hebben me aangemoedigd om aan mezelf te werken, en zelfvertrouwen op te bouwen. Dat zat al jaren beneden het vriespunt. Ik durfde nergens alleen naartoe. Als ik een bril wilde gaan kopen, moest mijn man erbij zijn. En als hij zei: ‘Die kopen we niet,’ dan kochten we die niet. Ja, ik lag wel een beetje onder de knoet. Hij nam alle beslissingen, koos mijn kleren, besliste wat we aten...
»In de zelfhulpgroep verzonnen ze taken voor me. Ik moest bijvoorbeeld alleen naar de winkel gaan en iets kopen dat ik voor mezelf had uitgezocht, zonder op de goedkeuring van mijn man te wachten. Ik moest leren zeggen tegen mijn man: ‘Ik ben volwassen genoeg om alleen te gaan. Ik ben ook een mens. Ik hoef niet altijd te luisteren naar anderen.’ Zo ben ik stilaan wat socialer geworden, en wat zekerder van mezelf, ook tegenover mijn man. Met de nodige ruzies, maar ik kan nu wel beter voor mezelf opkomen. Gek genoeg kreeg ik daardoor ook mijn smetvrees meer onder controle. In een paar jaar tijd ben ik heel anders geworden: veel zelfstandiger, en minder schichtig.»
HUMO Hebben je kinderen je dwangmatige gedrag niet overgenomen?
Karin « Eén heeft er wel aanleg voor. Ze is 25, en heeft een fobie voor allerhande dieren: honden, katten, vogels, meeuwen, duiven (lacht). Nu lach ik daar zelf mee, terwijl ik vroeger ook zo angstig reageerde. Ik wil haar helpen, want ik hoop dat ze niet wordt zoals ik. Ik denk zelf dat mijn eigen gedrag voor een stuk erfelijk bepaald is. Mijn moeder had ook een soort controledwang. Toen ik klein was heb ik daar nooit bij stilgestaan, maar als ik er nu op terugkijk, herken ik het wel.»
HUMO Hoe zit het tegenwoordig met je wasritueel?
Karin « Ik heb het nog altijd nodig als ik buitenshuis geweest ben, maar het duurt minder lang. Drie kwartier, en als het een stresserende dag was een uur. Ik kan nu ook zoetjesaan weer mensen ontvangen, als ze zich maar houden aan de regels. Ik kan niet zomaar iedereen binnenlaten, en ze mogen bijvoorbeeld nooit verder dan de hal komen. En ze moeten eerst hun handen gaan wassen in de garage.»
undefined
'Iedere dag stond ik zes uur onder de douche, en was ik anderhalf uur mijn handen aan het wassen'
Groot alarm
Pieters (angstexpert) «Angststoornissen hebben een grote economische weerslag, omdat mensen hogere hersenfuncties waar het redeneervermogen zit de tijd hebben gehad om te reageren. Als er dan niks aan de hand is blazen die hogere hersenfuncties het alarm gewoon af. Maar bij een abnormale angstaanval denkt men dat er in dat circuit iets fout loopt, waardoor je brein en je lichaam voortdurend en onnodig in een staat van paraatheid verkeren. Alsof de rede uitgeschakeld wordt. We weten nog niet precies hoe dat in elkaar zit, het onderzoek is nog volop aan de gang.»
HUMO Op het internet beweert een of andere angstgoeroe dat hoe langer je aan een bepaalde angst lijdt, hoe moeilijker het is om die weer weg te krijgen. Het pad dat de angstprikkels in je hersenen volgen, wordt alsmaar beter uitgesleten.
Pieters «Ik vind het gevaarlijk om het zo simplistisch uit te drukken, maar er is wel iets van aan. Gedragstherapeuten zoals ik zeggen dat je angstsituaties inderdaad soms niet meer kunnen functioneren. Iemand met agorafobie kan het zo extreem te pakken hebben, dat hij het huis niet meer uitdurft. Als je zou uitrekenen hoeveel productiejaren er worden verloren ten gevolge van angststoornissen, kom je aan een bijna even hoog getal als bij depressie.
»Ook op relaties kan het een enorme impact hebben. Alsje partner niet onder de mensen durft te komen, of constant bang is voor microben en vuil, kan dat heel zwaar gaan wegen.»
HUMO Angststoornissen zouden te maken hebben met een soort onevenwicht in je hersenstructuur.
Pieters « Men weet dat bij angsten een bepaald deeltje van de hersenen een belangrijke rol speelt: de amygdala, een onderdeel van het emotionele oerbrein, dat niet denkt, maar doet. De alarmcentrale vanje hersenen, zeg maar. Als de amygdala een angstprikkel binnenkrijgt, slaat ze onmiddellijk alarm en brengt het lichaam in staat van paraatheid, nog voor je moet gaan opzoeken om te deconditioneren. Dat noemen we exposure de blootstellingstherapie. Als je je angsten blijft uit de weg gaan, versterk je ze. Als je ze opzoekt, kan je de angstreflex afleren.
»Dat hersencircuits een belangrijke rol spelen in angststoornissen is ongetwijfeld waar, maar je mag daar geen verkeerde conclusies uit trekken. Sommige mensen geloven dat je angststoornissen alleen met medicatie kan bestrijden omdat ze ‘vastliggen’ in je hersenstructuren. Dat is hoegenaamd niet zo. Je kan die hersencircuits ook beïnvloeden door te praten met de patiënt, of door bepaalde psychologische behandelingen.»
HUMO U gelooft in de maakbaarheid van de hersenen?
Pieters « Dat is ook mooi aangetoond: er zijn hersenscans gemaakt bij patiënten die gedragstherapie hebben gevolgd, en patiënten die medicatie hebben genomen. Voor en na zie je op die scans vaak dezelfde positieve veranderingen. Conclusie: je kan hersenen dus ook beïnvloeden door te praten en te oefenen.»
HUMO Voor extreme dwangstoornissen zou een chirurgische ingreep heil kunnen brengen: met een pennetje een specifiek deeltje uit de hersenen branden.
Pieters « Bij extreem onbehandelbare dwangstoornissen is dat soms de enige oplossing, maar het nadeel is dat zo’n ingreep onomkeerbaar is, en dat eventuele bijwerkin-gen definitief zijn.
»Maar er is een nieuwe behandeling waar dat niet voor geldt: men plant elektroden in die met kleine elektrische schokjes de diepe hersencircuits stimuleren - een soort pacemaker... Er zijn al veelbelovende resultaten mee geboekt, maar de methode moet nog verder ontwikkeld worden.»
Bang voor alles
Vera (42) uit Leuven lijdt aan wat psychiaters ‘gegeneraliseerde angst’ of chronische piekerstoornis noemen. Ze is bang voor alles. Bang om ’s morgens op te staan, bang om te gaan slapen, bang dat ze er afstotelijk uitziet, bang om verlaten te worden, bang om in een psychiatrische instelling te belanden... We ontmoeten haar in een Leuvense flat met haar partner Daan, de enige die erin slaagt de aanhoudende stroom van angstgevoelens bij Vera enigszins te stelpen. Ze is broodmager, van de zenuwen. Drie vingers van haar rechterhand zijn verlamd, een restant van een bijna gelukte zelfmoordpoging.
Vera «Ik heb het gevoel dat ik met angst geboren ben. In mijn vroegste herinneringen ben ik een peuter die helemaal alleen wakker wordt in een groot huis en haar moeder zoekt. Ik herinner me flarden: dat ik de straat oploop, roepend en huilend, op zoek naar mijn moeder. Ze zat bij de buren.
»Die verlatingsangst is nooit meer weggegaan. Ik hing altijd aan de rokken van mijn moeder, bang van alle andere mensen. Als er be-oek kwam, kroop ik weg achter de keukenhanddoeken. Bleven die mensen zes uur, dan stond ik zes uur roerloos achter de keukenhanddoeken. Het bangst was ik voor mijn vader, die heel streng was, een beetje op z’n Hitlers. Hij deelde serieuze straffen uit: vijftig keer pompen in het midden van de nacht, bijvoorbeeld. Ik bibberde en beefde voor hem - nog altijd, trouwens.
»Toen ik tien jaar was, zat mijn moeder al bij de psychiater met mij. Die heeft me toen twee maanden op vakantie gestuurd in een kinderkolonie, als een soort shocktherapie. Ik heb daar twee maanden lopen wenen, dag en nacht.
»Als puber had ik last van paniekaanvallen, zeker tijdens de examens. Ik was enorm perfectionistisch. Ik dacht dat ik op alles gebuisd was, maar dan kwam ik naar huis met 85 procent.
»Ik ben even voor onderwijzeres gaan studeren, maar na één stageles was het gedaan. Ik zag die groep kinderen voor mij zitten: ik sloeg tilt en kon niks meer zeggen.»
HUMO Je bent nu 42, hoe zien je dagen er uit?
Vera «Ik word elke ochtend in paniek wakker. Alsof ik in een horrorfilm zit. Mijn man kalmeert me dan, maar dikwijls duurt het twee uur eer dat gevoel een beetje is weggeëbd. Ik weet niet waar die angst vandaan komt. De dromen die ik heb bij het ontwaken zijn altijd dezelfde: dat ik in de steek gelaten word. Dat ik ergens word achtergelaten, dat ik mijn weg niet meer vind... De dag valt op mijn hoofd en ik begin al te beven: ‘Wat zal het vandaag weer zijn?’ Die angst blijft de hele dag onderhuids zitten.»
HUMO Angst waarvoor?
Vera (fluistert) «Voor alles. Als ik ergens naartoe moet: dat ik ga flauwvallen onderweg. Als ik ergens aankom, dat de mensen zullen zeggen: ‘Wat voor een gedrocht komt er hier nu binnen?’ Ik heb een enorm laag zelfbeeld, en het lijkt wel of dominante mensen dat ruiken, want die pikken mij er altijd uit.
»Ik ben bang om televisie te kijken. Bang om te gaan winkelen in grootwarenhuizen, zeker die met hoge rekken: de Colruyt, de Macro, de Brico, Ikea... Heel bedreigend voor mij. Er zijn periodes geweest dat ik niet buiten durfde te komen. Met de auto rijden doe ik al lang niet meer, sinds ik een paniekaanval gekregen heb op de autostrada. Met de fiets rijden durf ik ook niet. Ik heb altijd het gevoel dat ik ga vallen. Ik doe alles te voet, of met de bus. Dat durf ik wel, omdat ik dan geen verantwoordelijkheid heb: die is voor de buschauffeur.»
HUMO Is er eigenlijk iets waar je níét bang voor bent?
Vera «Voor de dood, denk ik. Ik heb al genoeg zelfmoordpogingen achter de rug. (Toont haar verlamde vingers) Kijk, dat is van de laatste keer, toen mijn eerste man ermee dreigde om mij in een instelling te laten opnemen. Daar was ik zo bang van dat ik nog liever doodging.
»En zelfs toen ik zelfmoord aan het plegen was, maakte ik me nog zorgen over wat de mensen van mij zouden denken. Ik had een doos rattenvergif opgegeten, had mijn polsen doorgesneden en zat in een bad vol bloed. Er kwam een zalige rust over mij want ik dacht: als ik dood ben, zal ik nooit meer bang zijn. Plots besefte ik dat mijn kleren vuil waren van het bloed. Ik schrok: ‘Wat zal mijn moeder zeggen als ze mij hier zo vindt? ‘Typisch ons Vera! Nu is ze dood, en zelfs dan draagt ze nog vuile kleren!” Dus ben ik uit bad gestrompeld om een verse nachtjapon aan te doen.
»Mijn man is die dag onverwacht vroeg thuisgekomen van het werk. Hij heeft me gevonden en heeft een ambulance gebeld. De operatie was een marathon. Als mijn man iets later was thuisgekomen, was ik dood geweest.
»Vandaag probeer ik een beet-je positiever te worden, minder te tobben, met de hulp van Daan. Ik neem medicatie om mijn angsten te bedaren, en ik ben in psychiatrische behandeling.
»Door al die angsten ben ik uitgeput. Ik ben niet in staat om te gaan werken, of alleen te wonen. Maar ik probeer toch anders naar de wereld te kijken, en met mezelf in dialoog te gaan. Soms beeld ik me in dat Daan me gaat verlaten en dan krijg ik een paniekaanval. Maar dan zeg ik tegen mezelf: nee, we denken niet aan morgen, we zijn vandaag, en Daan is nog altijd bij mij. Dan word ik rustiger.»