Dossier Kinderarmoede (2): moeders over het leven op straat
Volgens de Armoedemonitor leefden in 2015 nog 150.000 Vlaamse kinderen onder de armoedegrens – kinderen uit gezinnen die minder dan 1.100 euro per maand verdienen. Vorige week legden scholieren uit de West-hoek hun overlevingsmodel uit, vandaag vertellen twee jonge moeders over hun harde leven op straat: drugs, mannen die hen slaan, kinderen die geplaatst worden, met een handvol rosse centjes naar de nachtwinkel... Jan Antonissen / Foto’s Carmen De vos
Lees ook deel 1: Kinderen en armoede: 'Wij willen een warme school zijn'
'Met 75 euro per week moest ik alles kopen: voedsel, drank, shampoo, pampers, ondergoed'
Strakke jeans, modieus winterjack, blonde lokken. Jessica*, een vrouw van halfweg de dertig, is ongeveer de laatste die je met armoede in verband zou brengen. Ze heeft vroeger nog modellenwerk gedaan, maar dat is een eeuwigheid geleden, zegt ze. Intussen heeft de storm van het leven hard over haar heen geraasd: in penibele omstandigheden brengt ze drie kinderen groot.
Jessica «Ik kom uit een gezin met twee kinderen: een oudere zus en ikzelf, een nakomertje. Ik zal niet zeggen dat we het thuis niet breed hadden, we hadden wat we nodig hadden, maar meer ook niet: merkkleding kregen we niet. Dat was te hoog gegrepen.
»Op mijn 18de ben ik getrouwd en bevallen van een zoon. Enkele jaren later volgde een tweede zoon. Daarna ben ik gescheiden.
»Na de scheiding heb ik me in het nachtleven gestort, met een grote verbetenheid alsof ik mijn jeugd wilde inhalen. In het weekend werkte ik in de horeca, na het werk ging ik op stap tot ’s morgens vroeg. Ik nam drugs om op de been te blijven: speed, cocaïne, pillen – noem maar op. Wat ik verdiende, gaf ik uit aan drugs en drank. Mijn ouders, die op mijn kinderen pasten, wisten niet wat er aan de hand was.
»Op een bepaald moment hebben we ruzie gekregen. Mijn ouders verweten me dat ik niet naar mijn kinderen omkeek, en ik werd boos. In een colère heb ik mijn valies gepakt, mijn jongste zoon in de auto gezet – mijn oudste zoon was bij zijn vader – en ik ben naar Antwerpen gereden, een stad waar ik niemand kende. Zo impulsief was ik toen. Ik dacht maar aan één ding: me amuseren. Ik liep weg van de dingen die moeilijk lagen, ik was bang voor mijn verantwoordelijkheid.
»In Antwerpen heb ik met mijn spaargeld een jaar lang gefeest, tot het op was. Toen hebben ze ook mijn zoon bij me weggehaald, die in de week op internaat zat. Mijn ouders konden het niet meer aanzien: ze hebben hem bij zich in huis genomen, maar eigenlijk kwam hij onder toezicht van de jeugdrechter.
»Na een korte relatie werd ik zwanger van een Afrikaan. De eerste maanden heb ik mijn zwangerschap ontkend: ik wilde het niet weten, ik had al genoeg aan mijn hoofd. Maar op een dag reed ik huilend op de autostrade en duwde ik het gaspedaal in, steeds dieper. Ik dacht: ‘Nu heb ik de keuze: ik ga door met leven, of ik maak er een eind aan.’ Het was heel heftig, leven of dood, maar ik heb voor het eerste gekozen. Ik wilde leven. Van de ene dag op de andere ben ik gestopt met de drugs. Ik heb ze nooit meer aangeraakt.»
'Men vroeg mij of ik wilde meewerken aan een tv-programma over daklozen. Mijn eerste reactie was: nooit van mijn leven. Maar het programma heeft me sterker gemaakt'
Project Axel
Sahra is 23. Ze heeft twee kinderen, een meisje en een jongen. Sinds kort is ze een semi-BV: ze is één van de vier daklozen die in ‘Project Axel’ (VIER) 10.000 euro heeft gekregen om haar leven weer op de sporen te krijgen. Maar dat het leven iets ingewikkelder is dan een strak televisieformat hoef je haar al lang niet meer te vertellen. Ze kent de zelfkant als haar broekzak.
Sahra «Ik kom uit een gebroken gezin, zoals dat heet. Mijn ouders waren al niet meer samen toen ik geboren werd. De ene week was ik bij mama, de andere week bij papa. Bij mama had ik één broer en één halfzus. Bij papa had ik drie halfzussen, één stiefzus, één broer en twee stiefbroers. Ik had het goed in die eerste jaren, een leven met een duidelijke structuur. Ik ging naar een katholieke school in Hoboken, waar iedereen een uniform droeg – er was geen onderscheid. Na de school reed ik op mijn fiets met zeven haasten naar de turnvereniging om te trainen. Ik was, als ik dat zelf mag zeggen, een goeie turnster: ik deed aan acrogym met twee partners, twee oudere meisjes. Ik was dus altijd degene die bovenop de levende piramide stond (lacht).
»Op mijn twaalfde moest ik kiezen: ofwel zou ik bij mama wonen ofwel bij papa. Ik koos voor papa, maar dat was niet zo’n beste keuze: sindsdien ligt mijn leven helemaal overhoop. Papa ging weg bij zijn vrouw, mijn stiefmoeder, en hij begon aan een reeks van ontelbare verhuizingen. Telkens als hij een nieuwe vriendin had, pakte hij zijn valies – het hele land gingen we rond: Ieper, Hasselt, Peer, Menen, Brasschaat, Antwerpen, Diest. Elke keer verhuisde ik mee, en moest ik weer naar een andere school, waar ik probeerde vrienden te maken. Het was verschrikkelijk.
»Op mijn 14de ben ik voor het eerst van huis weggelopen. Ik trok in bij vrienden, maar het duurde niet lang of de politie had me opgespoord. Toen ze me terug thuis afleverden, zei mijn vader: ‘Ik wil haar niet meer.’ Zo ben ik in een instelling beland, in Hasselt. Maar ook daar liep ik weg, later ook uit een instelling in Mechelen. Er was met mij geen huis te houden. Ik kwam dan in een gesloten instelling terecht, in Beernem. Een jeugdgevangenis, geen plek voor een jong meisje dat niets anders heeft misdaan dan weglopen, maar ik schikte me. Ik was niet depri of zo, ik nam ook deel aan de groepsactiviteiten: fietsen, knutselen, dat soort dingen. We hebben zelfs een theaterstuk gebracht. Met heel wat meisjes kon ik het best vinden. Ze hadden allemaal hetzelfde meegemaakt als ik: ze kwamen allemaal uit een slecht functionerend gezin.»
undefined
'Ik heb veel ellende gezien, en het erge is: het grootste deel ervan was te vermijden'
Wiet en playstation
Jessica «Ik kwam terecht in een crisiscentrum. Daar stelden ze me voor naar een opvangtehuis voor moeders te gaan. Maar ik was weer koppig, ik dacht: ‘Ik heb een leefloon, ik zoek het zelf wel uit.’ Ik had een jongen leren kennen, die zou me wel helpen. Alleen, die jongen was een crimineel, een man met een dubbele persoonlijkheid, die zwaar aan de drugs zat. Ik sukkelde van de regen in de drop.
»Ik kwam mijn afspraken met het OCMW niet na en ik verloor mijn uitkering. Dat had veel te maken met mijn vriend, die me in zijn macht had. Hij wilde dat ik voor hem zorgde, van hem hoefde ik helemaal geen werk te zoeken. Hij manipuleerde me, hij mishandelde me psychologisch én fysiek. Op den duur dacht ik dat ik niets meer kon. Ik zat vast.
»Ik vroeg het OCMW om hulp: ‘Haal me weg bij die man, stuur de politie.’ Maar ze zeiden wat iedereen zei: ‘Ga zélf weg.’ Maar ik kon het niet, ik had de kracht niet. Zo ben ik bevallen van mijn dochter.
»Na de bevalling liet het OCMW me uit mijn studio zetten. Ik trok met kind en vriend naar een kraakpand in de groene rand van Antwerpen: een bungalow, naast het huis van zijn moeder. Mooi gelegen, midden in de natuur, maar de woning zelf was een ramp: geen sanitair, geen verwarming, geen water, geen elektriciteit. Gelukkig was het zomer.
»De politie wist waar ik zat. Ze hebben me vaak genoeg gewaarschuwd als ik weer eens bont en blauw in het ziekenhuis aankwam: ‘Het zal nog eens fout aflopen.’ Ze verwezen me, bij gebrek aan een crisiswoning, naar een sociaal hotel in de streek.
»In dat hotel voelde ik me niet op mijn plaats. Het was geen plek voor mij, met allerlei regeltjes en voorschriften. Er was ook geen begeleiding die naam waardig: de mensen die er werkten, keken op je neer. Ze kleineerden je. Ik had hun eerlijk verteld over mijn drugsproblemen in het verleden. Ze hebben dat gewoon in mijn OCMW-dossier opgenomen, alsof ik nog altijd gebruikte. Het gevolg was dat ze mijn dochter zijn komen weghalen, toen ik het hotel had verlaten om weer bij mijn vriend in te trekken: ‘Dat kind woont niet in een veilige omgeving.’ Ze hebben haar geplaatst in een centrum van Kind en Gezin.
»Ik was helemaal van de kaart. Op mijn vriend moest ik ook niet rekenen: ik kreeg nog altijd geregeld klappen. Het was niet het ideale moment voor mijn oudste zoon om bij mij te komen inwonen, maar er was geen alternatief. Bij zijn vader was hij altijd weggelopen, in de instelling had hij het opnieuw gedaan. Uiteindelijk zei de jeugdrechter: ‘Oké, ga dan maar naar je moeder.’
»Ik heb het met mijn zoon één jaar volgehouden in de bungalow. Toen ben ik met geld van een vriend naar een appartement getrokken. Die vriend zei dat hij het alleen maar gaf om mij te helpen, maar al snel bleek dat hij meer wilde. Ook het plan om mijn dochter terug naar huis te halen, mislukte. En toen vernam ik ook nog eens dat mijn zoon op het slechte pad was geraakt, diefstal en drugs. Ik zag het niet meer zitten en ik deed wat ik in dergelijke gevallen altijd deed: ik knoopte weer een relatie aan met mijn vriend. Dat was zijn sterkte, hè. Als hij voelde dat ik zwak stond, praatte hij me naar de mond: ‘Ik ga je helpen.’ De ene belofte na de andere, maar uiteindelijk deed ik wat hij wilde.
»Op een dag stond dan de politie voor de deur: ‘Uw vriend staat geseind voor allerlei misdrijven: slagen en verwondingen, rijden zonder rijbewijs, diefstal, enzovoort.’ Ze moesten weten waar hij zich schuilhield. Ik had geen idee, zei ik. Maar later ben ik hem toch gaan aangeven. Het was genoeg geweest.»
undefined
'Ik probeer elke week 5 euro opzij te leggen om leuke dingen te doen met de kinderen. Het leven is duur: een keertje gaan zwemmen, kost je tegenwoordig 8 euro per persoon' Jessica
Verslaafd en vermoord
Sahra «Op mijn 17de heb ik een jongen leren kennen. Net als ik had hij heel wat problemen: zijn mama was verslaafd, zijn papa vermoord, maar het klikte tussen ons. Toen ik weer eens uit een instelling was weggelopen, vond de politie me bij hem thuis. Ze waren het beu altijd achter me aan te komen. Ze stelden me voor de keuze: ‘Je gaat bij je mama of bij je vriend wonen.’ Mijn mama wilde me niet, dus de keuze was snel gemaakt: ik trok in bij mijn vriend – we zouden begeleid zelfstandig wonen.
»Het probleem was dat hij veel kameraden over de vloer kreeg, om wiet te roken en Playstation te spelen. Meestal was het maandgeld dat hij van het OCMW kreeg al na een paar dagen op. Toen ik zwanger werd van ons dochtertje kwam ons leven in een stroomversnelling terecht. We kregen een mooi ‘overbruggingsappartement’ van de stad, daarna een sociale woning. Ik had mijn eerste baan, als administratief bediende, maar ik hield er snel mee op toen het fout ging met mijn vriend. Hij was invalide, hij kon niet werken, maar hij deed niets anders dan godganse dagen Playstation spelen. Hij keek niet om naar ons dochtertje. En als wij daarover ruzie kregen, dreigde hij uit het raam te springen – zoals hij bij zijn ex had gedaan. Daar had hij trouwens zijn handicap aan overgehouden.
»Op een dag besloot ik weg te gaan. Ik trok mijn dochter haar jas aan, ik had de klink al vast, maar hij had ons gehoord en sloeg me een blauw oog. Ik ben zonder mijn dochter de straat op gevlucht. Twee keer ben ik teruggegaan om mijn dochter terug te krijgen, twee keer zonder resultaat. De politie zei: ‘De jeugdrechter moet zich daarover uitspreken.’ Via de persoon die ons begeleidde bij het zelfstandig wonen heb ik het nog geprobeerd, maar ook dat lukte niet. Ik dacht dat ik alles kwijt was.»
Jessica «In plaats van het leefloon voor een alleenstaande met kind kreeg ik plotseling het leefloon voor een alleenstaande, punt. Ik kon de huur niet meer betalen en ik ben uit mijn huis gezet. Ik was weer dakloos. Ik ben teruggekeerd naar de gekraakte bungalow, die intussen onbewoonbaar was verklaard. De politie heeft me er daar ook uitgezet. Het plaatselijke OCMW wilde me niet helpen omdat ik geen domicilie had. Zo gaat dat dus: je moet dakloos zijn op een welbepaald grondgebied of ze kunnen niets voor je doen. Je moet binnen de regeltjes passen, hè.
»Toen ben ik echt op straat beland. Ik sliep in de torentjes van Berchem-Station en in het park van Deurne. Met wat hulp ben ik uitgekomen bij de dispatch van het daklozencentrum op Linkeroever. Zij hebben me enkele weken later binnengeloodst bij Ohana, een opvangcentrum voor dakloze vrouwen in Boechout (van het Centrum Algemeen Welzijnswerk Antwerpen, red.). De weken daarvoor heb ik doorgebracht bij een man die ik op een bankje voor het station van Antwerpen had leren kennen. Een Joegoslaviër. Hij was op mijn gsm uit, denk ik. Hij wilde me bestelen, maar geleidelijk aan raakten we toch in gesprek, en bij het afscheid gaf hij zijn nummer. Ik dacht: ‘Die bel ik nooit.’ Maar het was koud, ik kon nergens heen, en enkele uren later heb ik zijn nummer ingetoetst: ‘Wil je me opnemen?’ Natuurlijk was dat een risico, wist ik veel hoe die gast in elkaar zat, maar ik was blij dat hij me met rust liet. Hij bleek zelfs een uitzonderlijk goede man.»
Sahra «Het OCMW heeft in de periode dat ik het zo zwaar had een studiootje voor me gevonden, in het hart van Antwerpen. Ik vernam dat de jeugdrechter mijn dochtertje in een instelling had geplaatst, en ik leerde iemand anders kennen, een man over wie ik niet te veel prijsgeef – hij zit nog altijd in veel te diepe shit. Ik bezocht hem geregeld in de gevangenis. Na zijn vrijlating ben ik zwanger geworden, van een jongen deze keer. We zouden hem samen opvoeden, maar dat plan is niet doorgegaan – er zijn allerlei dingen tussengekomen. Ik stond er dus weer alleen voor. Nog voor de bevalling kreeg ik bericht van de huisbaas: ‘Proficiat met uw zoontje dat eraan komt, maar dit appartement is niet groot genoeg voor twee kinderen.’ Met andere woorden: ik vloog op straat. En het OCMW deed niets.
»Ik was fucked up. Ik stond er alleen voor, ik had geen dak boven mijn hoofd en ik had een baby’tje van zes maanden. In mijn geest was er maar ruimte voor één bekommernis: mijn zoontje mocht niets tekortkomen. Bij Moeders Voor Moeders schraapte ik voedsel en kleren bij elkaar, en ik sprak vrienden en verre kennissen aan om te overnachten. Gelukkig wilde de bomma, de moeder van zijn papa, voor hem zorgen als ik nergens onderdak vond. Ik kon hem moeilijk mee op straat nemen, hè.»
undefined
undefined
'Ik ben opener geworden, zelfverzekerder. De schaamte is weg. Schaamte heeft met geld te maken' Sahra
Hier stopt het
Jessica «Ik was doodsbang voor het intakegesprek met Ohana, het opvangcentrum voor dakloze vrouwen. Mijn kinderen waren allemaal geplaatst, ik vertrouwde niets of niemand meer en ik was een wrak: ik woog nog 45 kilogram, 20 minder dan vandaag. Maar ik heb daar wel een mooie kans gekregen, ik werd niet veroordeeld. Integendeel, ik voelde voor het eerst begrip. In het centrum heb ik weer vertrouwen gekregen in mensen en sociale diensten, en vreemd genoeg ook in mezelf. Ik leerde weer afspraken maken en nakomen. Ik ben, in dat ene jaar dat ik in het opvangtehuis heb verbleven, weer tot mezelf gekomen.»
Sahra «Ik ben vertrokken bij Ohana, ik hield het daar niet uit. Ik was de enige Belgische mama, met de andere vrouwen had ik geen band – die hadden een andere cultuur. Plus, de begeleiders beheerden mijn rekeningen. Met 75 euro per week moest ik alles kopen: voedsel, drank, shampoo, pampers, ondergoed, noem maar op. Maar ik had een leefloon van 1.200 euro, ik wilde daar zélf over beschikken. Het resultaat was dat ik in anderhalve maand tijd meer bij de bomma heb gezeten dan in dat centrum. Toen hebben ze gezegd: ‘Hier stopt het. Wij kunnen je niet helpen als je jezelf niet helpt. Kom maar terug als je er klaar voor bent.’ Ik ben niet meer teruggegaan.»
Jessica «Met de hulp van Ohana heb ik een nieuwe sociale woning gekregen, een appartement met drie slaapkamers. Eén voor mezelf, één voor mijn tweede zoon, die weer bij me kwam inwonen en één voor mijn dochter in het weekend.
»Alleen, toen ik verhuisde, werd mijn oudste zoon dakloos. En ik mocht hem niet in huis nemen of ik pleegde fraude. De redenering was: ‘Hij is 18, hij moet zichzelf maar redden.’ Vreemd, hè. Een nieuwe partner mocht wel bij mij komen wonen maar mijn zoon niet, dan overtrad ik de regels. Ik laat in het midden of ik me strikt aan de regels heb gehouden (lacht).
»Maar goed, hij heeft zich gered. Intussen krijgt hij hulp van het OCMW. Hij is een overlever, net als zijn moeder. Maar ik had hem liever geleerd hoe je een stabiel leven leidt, daar is hij volgens mij nog niet aan toe. Ik weet dat hij soms wiet rookt. Maar ik kan zoveel met hem praten als ik wil, ik kan hem niet duidelijk maken dat hij daar moet afblijven. Gelukkig houdt hij het bij joints. Hij zegt zelf: ‘Ik zal nooit harddrugs nemen, mama. Ik heb gezien wat het bij jou heeft gedaan.’
»Mijn tweede zoon, een jongen van veertien, gaat bijna niet meer naar school. Hij gaat een halve dag per week naar een aangepaste school voor kinderen met autisme, en hij krijgt vier uur per week thuisonderwijs. De bedoeling is dat hij later zijn diploma voor de centrale examencommissie behaalt.
»Mijn dochter zit in een instelling waar ze geobserveerd wordt. Ze gaan na of ze stabiel genoeg is om volgend schooljaar naar huis te komen. Ik hoop dat het kan. Het gaat heel goed tussen ons.
»Financieel blijft het behelpen, maar ik heb bij Ohana geleerd om met een klein budget rond te komen. Ik reken voor mezelf en mijn kinderen 90 euro per week voor eten en drinken. Dat is tellen, hè. Ik ga elke week naar Moeders Voor Moeders om een gratis voedselpakket. Daar zit alles in behalve fruit, frisdrank, vlees en vis. Die dingen koop ik apart. Ik ken de goedkope Marokkaanse winkeltjes voor fruit en groenten, ik ga naar halal-slagerijen, waar het vlees in grote hoeveelheden minder kost. En ik ben creatief in de keuken: de ene dag maak ik een gerecht met vlees, de andere dag meng ik sardientjes uit blik met rijst en maïs. Daar plet ik dan een eitje bij. De kinderen zijn gevoelig voor lekker eten.
»Voor wasproducten vergelijk ik de promoties: ik bestudeer folders, ik zoek op het internet. Ik bezoek ook de Euroshops op de Turnhoutsebaan, waar je wasmiddel vindt voor één euro.
»Het moeilijkst zijn kleren en schoenen. Van Moeders Voor Moeders krijgen kinderen tot 12 jaar één zak kleren per seizoen. Daar kom je al een heel eind mee. In tweedehands- of kringloopwinkels ga ik op zoek naar meer spullen, maar meestal zijn die veel te duur. Ik koop daar in de solden. En in De KiloMeet, een experimentele kringloopwinkel. Daar betaal je 2 euro voor 1 kilogram kleren. In grote bakken vol textiel zoek je zelf uit wat je nodig hebt. Ik trek daar een hele dag voor uit, ’s avonds voel ik mijn schouders niet meer van het graaien in die bakken. Maar met een beetje geluk ga ik voor 4 euro wel naar huis met 2 kilo kleren, waar soms mooie spullen tussen zitten. Voor mijn oudste zoon heb ik eens een polo van Ralph Lauren gevonden.»
Opnieuw beginnen
Sahra «Ik was nog maar net weg uit Ohana of ik kreeg telefoon. Of ik wilde meewerken aan een televisieprogramma over daklozen? Mijn eerste reactie was: ‘Nooit van mijn leven.’ Ik had geen zin om mijn privéleven op straat te gooien. Maar de redactrice van het programma heeft verschillende keren met me gepraat, en ik heb me laten overhalen. Ik heb er geen spijt van: de begeleiders van het programma hebben me sterker gemaakt. Ze hebben me doen nadenken over de keuzes die ik maak, ze hebben me ook doen inzien dat ik wel open kan zijn tegenover anderen. Dat ik wel een normale mens ben. Dat ik me niet hoef te schamen, al heb ik schulden en heb ik op mijn jonge leeftijd al twee kinderen voor wie ik moet zorgen.
»Je weet: ik heb 10.000 euro van het programma gekregen om weer op het juiste spoort te komen. Het eerste dat ik daarmee heb betaald, is een verblijf in Disneyland Parijs met mijn dochtertje. En ook nog een stuk of wat tatoeages en uitstapjes. Dat droeg niet bij tot een structurele oplossing van mijn problemen – Axel Daeseleire was daar wat kregelig over – maar ik ben blij dat ik het gedaan heb, zeker die trip naar Parijs. Zo’n reisje had ik mijn dochter anders nooit kunnen geven. Onvergetelijke momenten, ook voor mij – ik heb vaak genoeg te horen gekregen dat ik ‘een slechte mama’ was.
»Ik heb ook geld uitgegeven aan een cursus paardrijden met een vriendin. Dat was meer iets voor mezelf, dat geef ik toe. De kick om op zo’n dier te zitten. Ook daar heb ik geen spijt van, al heeft Axel me met de neus op de feiten gedrukt: ik had 4.000 euro uitgegeven en ik was geen stap vooruit. Dat kon niet blijven duren.
»Ik heb me uiteindelijk laten helpen. Dankzij de televisieploeg heb ik een appartementje gevonden op het Antwerpse Zuid – ik heb 6 maanden vooraf betaald – en ik heb de administratie voor mijn nieuwe woning gedaan: de meterstanden van water en elektriciteit opgenomen en doorgegeven via de telefoon. Dat deed ik vroeger niet. Ik liet brieven ongeopend liggen of ik gooide ze weg. De telefoon nam ik niet op.
»Ik heb ook gesolliciteerd, al heb ik geen diploma. Sinds een paar weken werk ik in een dierenwinkel, en ik stel tot mijn verbazing vast dat ik op eigen initiatief klanten aanspreek: ik verwelkom hen en ik vraag of ze iets nodig hebben. Dat had ik 4 maanden geleden niet gedurfd. Ik ben opener geworden, zelfverzekerder. De schaamte is weg. Schaamte heeft met geld te maken. Je weet niet wat het is om met al je zorgvuldig bij elkaar gezochte rosse centjes iets in een nachtwinkel te betalen, en dan de uitbater te horen zeggen: ‘Dat nemen wij niet aan.’»
Jessica «Ik zou nooit meewerken aan een programma als ‘Project Axel’. Denk je nu echt dat je een dakloze helpt door hem 10.000 euro toe te stoppen? Je moet hem goede begeleiding geven. In contact brengen met mensen die in hem geloven.
»Ik zou graag een opleiding volgen tot ervaringsdeskundige in de sociale armoede. Dat zou me wel liggen: begrip tonen voor mensen, ze motiveren, hen het vertrouwen in zichzelf laten terugvinden. Hulp vragen is het moeilijkste wat er is. Maar goed, die opleiding kan ik niet volgen want ze duurt 4 jaar. Ik moet sneller weer aan het werk.
»Ik heb nu een leefloon van 1.150 euro en kinderbijslag. Als ik alle kosten voor huur, water, elektriciteit en internet aftrek, houd ik 500 euro over. Voor een gezin van drie is dat niet veel, maar ik probeer elke week 5 euro opzij te leggen om leuke dingen te doen met de kinderen. Het leven is duur: een keertje gaan zwemmen, kost je tegenwoordig 8 euro per persoon.
»Als ik ga werken, begin ik mijn schulden af te betalen. Mijn advocaat werkt aan een schuldbemiddelingsplan voor 6 jaar. In principe houdt het daarna op, en kan ik opnieuw beginnen.»
Sahra «Ik heb een nieuwe vriend. Hij heeft een kindje van één jaar en woont bij zijn broer. Voorlopig gaan wij nog niet samenwonen. Zelf hoop ik nog te groeien in wat ik doe. Weet je wat ik graag zou worden? Hondenfluisteraar, zoals die man op National Geographic, Cesar Millan. Die laat zien dat zelfs de meest onhandelbare hond weer een fijne metgezel wordt als je hem op de juiste manier aanpakt. Als het met de energie van het baasje goed zit, komt het ook goed met de hond: je moet zelf rustig zijn om rust te kunnen doorgeven. Ik ben nu meer op mijn gemak: ik heb mijn twee kinderen terug, ik werk, ik heb een eigen appartement. Ik denk dat ik het wel zou kunnen.»
Jessica «Ik heb veel ellende gezien, en het erge is: het grootste deel ervan was te vermijden. De drugs hebben me zwakker gemaakt, daardoor was ik vatbaar voor kerels met slechte bedoelingen. Narcisten en psychopaten kiezen er de zwaksten uit, hè. Maar ik geef het toe: ik had zelf voor drugs gekozen om het weekend door te komen en te feesten. Er was ook een diepere nood, dingen uit mijn jeugd, maar daar spreek ik niet over. In elk geval: ik heb het zelf naar de verdommenis geholpen, maar ik heb er ook zelf mee gekapt, van de ene dag op de andere. Ik heb mezelf versteld doen staan van mijn eigen kracht. Dat heb ik van mijn papa, denk ik. Mijn papa was een hypnotiseur. Die zei altijd: ‘Er is geen grotere kracht dan de kracht in jezelf.’ Hij had groot gelijk.»
*Jessica is een schuilnaam.
Volgende week: Opgroeien in armoede: Onze Man getuigt