Drie maanden na het busongeval in Zwitserland: de vijftien kruisjes van Lommel-Kolonie
Dinsdagavond 13 maart: een Belgische bus vol schoolkinderen en hun leraren rijdt tegen de wand in een Zwitserse tunnel. Balans: achtentwintig doden, van wie vijftien zesdejaars uit 't Stekske, de enige basisschool in Lommel-Kolonie, een gehucht van Lommel.
Vijftien dode kinderen in een parochie die anders met moeite de Goed Nieuws-bijlage van Het Belang van Limburg haalde: hoe kan zo'n kleine gemeenschap zoiets te boven komen?
Humo streek de afgelopen maanden herhaaldelijk neer in de Kolonie en zag het verdriet onophoudelijk in de bodem sijpelen en veel inwoners hun rug voorgoed naar de buitenwereld keren. 'Het duurt nog generaties voor dit is verwerkt.'
Lommel-Kolonie, ingeklemd tussen de Nederlandse grens, de expresweg Hasselt-Eindhoven en het Kempisch kanaal, leek altijd aan alle onheil te ontsnappen. Afrekeningen in het misdaadmilieu speelden zich hoofdzakelijk af in de poenige villa's van Grote Heide, meer naar het oosten.
Een omstreden stadslaan die voortuintjes dreigt doormidden te snijden? Het is een kopzorg voor Lommel-Centrum, dat niets liever probeert dan de alledaagsheid te ontstijgen. Spreek de inwoners van de Kolonie niet over dat soort gepronk. Neen, hier bleef de kaarsrechte Luikersteenweg altijd rechtdoor lopen - met de kerk precies halverwege.
Zelfs toen er mettertijd meer en meer Nederlanders naar hier afzakten om het drukke Eindhoven en het ongunstige Nederlandse belastingregime te ontvluchten, bleef de Kolonie een uit de kluiten gewassen kavel. Een verscholen parel voor wie dacht dat de bewoning in deze uithoek van Limburg ophield zodra je Overpelt-Fabriek was gepasseerd.
Lang was de Kolonie - klemtoon op de laatste lettergreep - ook voor mij, helemaal aan de andere kant van Lommel wonend, een mysterie. Een door bos en wateringen omgeven minivrijstaat, waar niemand van buitenaf iets te zoeken had. Tot die fatale dertiende maart, dus.
De zee van bloemen, tekeningen en voetbalshirts aan de schoolomheining is al een tijdje verdwenen. Door de ramen van de zesde klas, die wekenlang potdicht zijn geweest, valt weer zonlicht naar binnen. Soms ook op de vlag van Zwitserland, die er zeker tot het einde van het schooljaar aan de muur blijft hangen.
Afgelopen weekend werd er op de speelplaats een -weliswaar bescheiden - schoolfeest georganiseerd. Er stonden een springkasteel en enkele tafels, en er werd wat gepraat. Nu eens niet met psychologen van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB).
Maar het ligt nog vers in het geheugen hoe wielertoeristen, geschokte ouders met kroost en door rampspoed aangetrokken lieden zich met honderden tegelijk een weg baanden langs de knuffels en de foto's die voor de omheining van de school uitgestald lagen. Ik zal niet snel die koude zaterdagavond in maart vergeten, toen omstreeks halfacht drie bussen voor 't Stekske halt hielden.
Er stapten jongens en meisjes van Kop 09 uit, de harde kern van Sporting Charleroi, onderweg naar het stadion van Lommel. Snikkende pubers in trainingsbroeken, de pet scheef op het hoofd en met witte linten in hun handen, kwamen naar voren. 'Wij weten wat het is om op vervloekte grond te wonen, om kinderen te verliezen,' refereerde er eentje aan al het onheil dat al over hun eigen stad was neergedaald.
Een week later was alles opgeruimd, en nog een week later besloot 't Stekske een nieuwe start te nemen. Nog langer piekeren leek op capituleren, zo dacht iedereen erover.
undefined