Dumbo
De oren hangen er maar slapjes bij.
undefined
O, wat is het ons zwaar te moede om deze woorden te moeten opschrijven. We hebben het hier verdorie over Tim Burton, de beautiful freak die ons ‘Sleepy Hollow’, ‘Ed Wood’, ‘Batman’, ‘Edward Scissorhands’ en Jack Skellington heeft geschonken; de fantast die ons heeft meegenomen naar droomlandschappen waarvan we het bestaan niet eens durfden te vermoeden. Zo’n reisgezel verloochen je niet zomaar – al zegt het duiveltje op onze schouder nu wel dat het vooral Prince en Jack Nicholson waren die ‘Batman’ de moeite waard maakten – maar de zielloosheid van ‘Dumbo’ heeft iets in ons doen knappen.
We moeten nu even terugdenken aan de wijze raad die de vermaarde rockjournalist Lester Bangs gaf aan Cameron Crowe, toen die in de jaren 70 op 16-jarige leeftijd voor het blad Rolling Stone over zijn idolen, de rocksterren, begon te schrijven: ‘Wees integer, maar wees meedogenloos.’ Een raad die we altijd zelf ter harte hebben genomen, ook nu weer. En dus kunnen we niet anders dan schrijven dat ‘Dumbo’ de zoveelste aanwijzing is dat Burton van een visionaire cineast is verworden tot een fabrikant van fantasieloze digitale producten. Het is niet zo dat we ‘Dumbo’ slécht kunnen noemen. De beelden bewegen, de acteurs acteren, en wanneer het olifantje de hoogte ingaat, trekt er zelfs een rilling voorbij. Maar in het spektakel kolkt geen passie, spettert geen geestdrift en vibreert geen verbeeldingskracht. Alsof er geen filmmaker in de regiestoel zat, maar een loonslaaf die het meeste werk heeft overgelaten aan de programmacodes van een CGI-machine.
Een goede graadmeter voor de kwaliteit van een film is altijd de vertolking van Colin Farrell, die in ‘Dumbo’ een stuntrijder speelt. Als híj op dreef is, zoals in ‘The Lobster’, dan is ook de film meestal goed, maar als hij op automatische piloot speelt, zoals hier, dan kun je er donder op zeggen dat de mot in de héle film zit.
Neen, deze remake had niet gemaakt moeten worden. We hebben toch de magie van de tekenfilm uit 1941? Het ontgoochelendste is nog dat Burton, die altijd een diepe affectie heeft getoond voor de outcasts onder ons, uiteindelijk bitter weinig aanvangt met het vliegende olifantje en met al die andere freaks (de zeemeermin, de krachtpatser) die het circus van Max Medici (Danny DeVito) bevolken. Rest de vraag: waar is het genie van ‘Beetlejuice’ naartoe? ‘Video killed the radio star’, zo zingen The Buggles. Zou het kunnen dat de CGI-computers waar Hollywood sinds de jaren 90 zo hard op vertrouwt, de dromer in Burton hebben vermoord? ‘Toe, Tim!’ zouden we willen roepen. ‘Zet die computer uit, omhels opnieuw de schaduwen, en neem ons nog één keer mee naar je droomland!’ Maar misschien is de tijd gekomen om de bikkelharde waarheid onder ogen te zien, en dat is dat alle films die Burton na ‘Big Fish’ heeft gemaakt, op hun best alleen maar herinneringen vormen aan de grote artiest die hij ooit was. Hier laat ik je los, Tim.