null Beeld

Dwarskijker over 'Afscheid' en 'Op Eén': De getoonzette nevelslierten van Björk

Het contrast tussen Irak en IJsland is grotesk. IJsland kampt al niet met een teveel aan mensen, de bron van alle kwaad

Rudy Vandendaele


Op één

Eén – 2 mei – 634.857 kijkers

In ‘Op één’ toetste Kobe Ilsen, de multi-inzetbare coverboy van Eén, dit keer de Belgische levenskwaliteit af aan het leven in IJsland en in Irak. In de Global Peace Index is IJsland het veiligste land ter wereld, terwijl Irak en ook Syrië en Afghanistan volgens die ranglijst tot de hellepoelen op aarde behoren. Kijk, dat noem ik nog eens nuttige informatie voor lieden die vakantieplannen in die richting hebben.

Kobe, die even niet aan zijn ecologische voetafdruk dacht, streek eerst neer in Erbil, de hoofdstad van Iraaks-Koerdistan, waar hij aanschoof bij enkele gebaarde heren in de kracht van hun leven, die zo te zien niets gemeen hadden met religieus getinte baardmansen: het was naar westers model gesoigneerd en naar eigen zeggen modebewust mansvolk dat zich onder dekking van de peshmerga veilig voelde in Erbil. Omdat we mogelijk in een gestoorde wereld leven, strekt zich niet eens 100 kilometer verderop het volkomen tot puin geschoten en ook nog eens platgebombardeerde Mosul uit, een stad waar Abu Bakr al-Baghdadi, een voorbeeld voor ons allen, in de inmiddels door zijn religieus getinte moordenaarsbende opgeblazen al-Nuri-moskee ooit het kalifaat van IS afkondigde. De lijklucht stijgt er uit het puin op en als je nog niet dood bent, kun je er overal op zelfgemaakte landmijnen lopen die IS er op weg naar 72 maagden heeft achtergelaten. De aanblik van die dodenstad bracht volkomen terecht een zekere walging bij Kobe Ilsen teweeg, die hem tijdelijk deed afzien van het aldoor ginnegappende toontje dat zo typisch is voor presentatoren van zijn snit. Kobes gids in Mosul zag, ook na de wederopbouw, geen betere toekomst gloren. Hij stelde zich nu al in op weer andere oorlogen in het Midden-Oosten. ‘Wij zijn onverdraagzaam,’ luidde zijn gortdroge diagnose. Zelfkennis is de moeder van iets dat mij niet zo gauw te binnen wil schieten.

Het contrast tussen Irak en IJsland was grotesk: IJsland kampt om te beginnen al niet met een teveel aan mensen, de bron van alle kwaad. IJsland heeft geen leger en de ongewapende politie vertoont zich, om iets omhanden te hebben, al eens als vriend op plaatsen waar tieners graag bij elkaar klitten. Er is in IJsland beduidend meer particulier wapenbezit dan in België, maar dat schiettuig associeert een beetje IJslander meer met de eendenjacht dan met criminaliteit. Een beetje IJslander blaast graag op een lokfluitje. IJsland brengt meer misdaadseries dan criminelen voort. Er zijn nauwelijks gevangenen en het gevangenissysteem is er, heel anders dan in België, uiterst humanitair. De gevangene met wie Kobe Ilsen een praatje maakte, kon voor de gevangenisdirecteur doorgaan: ‘IJslanders zorgen goed voor elkaar,’ zei hij. Het was niet te vermijden dat Kobe, die Mosul had gezien, aan een IJslander vroeg of diens land niet ‘saai’ was. ‘Veilig is niet saai,’ zei die man vriendelijk maar kordaat. Ik vroeg me op den duur af of IJsland niet veeleer een droom was waarin de getoonzette nevelslierten van Björk opklonken.

Hoewel België volgens de Global Peace Index nog steeds tot de veilige landen behoort, voelt 50 percent van de Belgen zich onveilig. Een burgerdoos van het type voltijdse trut zei in dit programma dat ze haar huis niet meer uitkwam zodra de Gentse Feesten losbarstten. Het was zeer de vraag of ze wel in Gent woonde, en van de toestand in Mosul had ze vast al helemaal geen idee. Van zulke mensen ben ik bang, vooral tijdens verkiezingen.

‘Op één’, een onderhoudend programma, zou niet misstaan op Viceland en Viceland is dan weer een zender waar ik graag naar kijk. ‘Op één’ misstaat dan ook niet op Eén.

undefined

null Beeld


Afscheid

Eén – 25 april en 2 mei – 589.611 kijkers en 518.846 kijkers

‘Je moet al dood zijn om aan de dood te kunnen wennen,’ noteerde ik tijdens ‘Afscheid’, een programmaserie die ons zonder complimenten aan onze voorbijgaande aard herinnert. ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen / En niet slapend denk ik aan de dood’: deze in letterlievende kring beroemde openingsregels van het gedicht ‘Insomnia’ van J.C. Bloem ervaar ik de jongste jaren vrijwel elke dag. Ik zit dan ook niet naar ‘Afscheid’ te reikhalzen – ik weet hoe het afloopt – maar evengoed sla ik dat programma liever niet over, ook al loop ik daarbij het risico dat het aan mijn levenslust morrelt of anderszins mijn stemming verpest.

In ‘Afscheid’ onderhoudt Karine Claassen zich met enkele mensen wier dood aangekondigd is, en met een arts die zich, als zijn terminale patiënten daartoe een eigenhandig gedateerde wilsverklaring hebben ondertekend, over hun laatste stap ontfermt.

In elke aflevering zitten blijde amateurfilmpjes van nog onbedreigd huiselijk geluk op eindeloze zomerdagen, die hartverscheurend contrasteren met het heden en het gebrek aan toekomst van de terminale mensen in ‘Afscheid’. Zij beseffen dat hun einde nadert en verbazen zich er soms over dat ze al langer leven dan de dokters op grond van statistieken hadden voorzien.

De meesten lijken de wanhoop voorbij te zijn, maar voor het oog van de camera hou je je misschien sterker dan gewoonlijk. In ‘De zevende dag’ zei Karine Claassen dat ze het grootmoedig vond dat die mensen, in het besef dat hun levenseinde nabij was, haar in hun intimiteit hadden toegelaten. Heft een cameraploeg die intimiteit niet vanzelf op?

Annick, in wie kanker lelijk huishield, vreesde dat ze na haar dood snel zou vervagen voor haar twee kinderen die 9 en 11 waren toen dit programma werd opgenomen: ‘Wat weet iemand van 26 nog van haar moeder als die gestorven is toen ze 9 was?’ Ze had er al voor gezorgd dat haar kinderen tot hun 18de een verjaardagskaartje van hun moeder zouden krijgen. Annick lachte zo nu en dan oprecht, maar als ze door het raam roerloos naar haar spelende kinderen in de tuin zat te kijken, bracht ze een glimlach voort die nauwelijks tegen haar verdriet op kon. Een aangrijpend gezicht. Ze wist dat haar lever het eerst zou falen, waarna ze vergeeld in een coma zou verglijden, maar haar sterfdag wilde ze niet prikken. Ze wist dat haar zoontje van 11, die psychologische ondersteuning kreeg, er zich maar al te goed bewust van was dat zijn moeder weldra dood zou gaan, en ze besefte ook dat haar aldoor iets te uitbundige dochtertje van 9, dat psychologische hulp afsloeg, volkomen in de ontkenningsfase zat. Over intimiteit gesproken: de man van Annick en vader van haar kinderen, bleef vooralsnog buiten beeld.

Theo, die het tegen longkanker aan het afleggen was, bleef zolang zijn gehavende lichaam dat toeliet, een hartstochtelijke liefhebber van de wielersport. En hij fietste nog steeds op rollen, trager dan vroeger, maar toch. Na een koers, waarbij hij als official dienst had gedaan, hief hij het glas cola en sprak: ‘Op de toekomst!’ Over euthanasie moest hij nog eens goed nadenken, maar hij voorzag wel al een grootscheeps afscheidsfeest. De feestzaal zou volgens hem na afloop niet moeten worden schoongemaakt, want de tranen die op dat feest hadden gevloeid, zouden alle vuil wegspoelen. Dat leek hij zelf ook een mooie gedachte te vinden, die zomaar in hem opkwam.

Suzy, die uitbehandeld was, zei: ‘We gaan het positief aanpakken.’ En haar man, die aan zijn vrouw verknocht was, antwoordde zachtjes: ‘Er valt niets positiefs aan te pakken.’ ‘Ik zou heel graag nog eens goed nieuws krijgen,’ zei Suzy, en toen ze voor immunotherapie in aanmerking kwam, koesterde ze weer even hoop. In een terzijde zei haar man: ‘De oncoloog heeft me gezegd dat die immunotherapie niet zal helpen, maar zij wil het.’

In Topaz, een palliatief dagcentrum, werd er vanzelfsprekend flink gestorven. Om het daar emotioneel vol te houden, vonden de patiënten dat je je maar beter niet kon hechten aan elkaar, maar hoe ze dat klaarspeelden, kon ik nergens uit opmaken. Dokter François, die er ondershands als Dokter Dood bekendstond, kwam er vaak langs. Mogelijk om hem zo ontspannen mogelijk aan te treffen, zocht Claassen hem in Zuid-Frankrijk op, waar hij vakantie vierde. Hij sprak over die keer dat hij zich, vóór er van de euthanasiewet sprake was, door middel van palliatieve sedatie erbarmd had over een ongeneeslijke jongeman die hem om vergetelheid had gevraagd. ‘Heb ik voor God gespeeld?’ vroeg dokter François zich achteraf ontredderd af, ‘heb ik iemand doodgemaakt?’ Intussen – ik citeer – ‘assisteert hij wekelijks bij euthanasie’ en noemde hij zichzelf graag een lijfarts: ‘Ik breng de wens van mensen in vervulling.’

Van dokter François mocht de televisieploeg van ‘Afscheid’ binnen de perken van de welvoeglijkheid aanwezig zijn bij de levensbeëindiging van de doodzieke Paul, de helft van een bejaard echtpaar. Dokter François belde aan in het gezelschap van een assistente. Hij maakte een praatje met Paul, die aldoor buiten beeld bleef, en vroeg hem, terwijl hij voorbereidselen trof, herhaaldelijk of hij er zeker van was dat hij het wilde. En of hij er klaar voor was. Enkele naasten hadden aan het voeteneind van Pauls ziekbed postgevat. De vrouw van Paul schonk champagne rond, en diende Paul voorzichtigjes een slokje toe, opdat hij zich er niet in zou verslikken. En toen was hij er klaar voor. ‘Ik wens je een goede reis,’ zei de dokter nadat hij de zieke het spuitje van erbarmen had gegeven. De laatste woorden van Paul waren: ‘Dankjewel.’ ‘En onze Paul is weg,’ zei zijn vrouw twee tellen later. Er was in deze serene scène, die me midscheeps trof, geween noch geknars van tanden. Er heerste een merkwaardige kalmte. En ik kon na ‘Afscheid’ best een aflevering van ‘Monty Python’s Flying Circus’ op Netflix gebruiken. Lachen als toen ik jong was en gelukkiger dan ik in die dagen kon bevroeden.

Rudy Vandendaele

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234