Dwarskijker over 'Café De Mol', 'Gevoel voor tumor' en 'Kan iedereen nog volgen?': 'Het ambacht van de betere vervalser'
Als je een beroep uitoefent waarvoor geen behoorlijk Nederlands woord bestaat, ben je hoe dan ook verdacht, mol of geen mol
Café De Mol
VIER – 18 maart – 228.612 kijkers
De sfeer in ‘Café De mol’ bracht me in gedachten naar drankgelegenheden tegenover spoorstations in provinciestadjes, waar forenzen onder tl-buizen de eerstvolgende boemel huiswaarts zitten af te wachten: zij weten dat de wachttijd precies twee biertjes beloopt, en bij dorstig weer drie. ‘Café De mol’ is een extensie van ‘De mol’, één van de zeldzame tv-programma’s die de tongen nog in beweging kunnen brengen in het café. En in de boemeltrein huiswaarts. De baaierd aan speculaties aangaande de mol, die op sociaalnetwerksites volkomen aan mij voorbijgaat, zal voortaan ook stof voor een tv-programma zijn. Bovendien zullen in ‘Café De mol’ ook enkele steunpilaren van VIER allerhande gissingen, gokjes en analyses de wereld insturen: ik noem, lukraak, de lollige lichtmatroos James Cooke, die nooit om een wilde mening verlegen zit. James Cooke zei dat hij elke aflevering van ‘De mol’ opnam, om die vervolgens sequentie na sequentie onder de loep te nemen. Gedurig druk-druk-druk maar toch aldoor tijd zat, die operettefiguren van de tv.
‘Café De mol’ wordt gepresenteerd door Frances Lefebure, het monterste meisje van de klas, en voorts ook door Gilles Van Bouwel, een gewezen mol die eenmaal terug bovengronds prompt van een televisiecarrière begon te dromen, en daar sindsdien een dagtaak aan heeft. Aan Gilles geen gebrek die avond: Gilles De Coster, de hopman van ‘De mol’, maakte ook zijn opwachting in het café. Geen kwaad woord over deze bekwame man, die, om het ruime publiek te dienen, als een baliebediende van Neckermann klonk toen hij ons een idee van Mexico gaf. In dat land zal ‘De mol’ zich dit jaar afspelen: het zou er verdomd kleurrijk zijn, volgens Gilles, en dan zweeg hij nog over de cultuur.
Even dacht ik dat Gilles De Coster het deelnemersveld van ‘De mol’ in het café zou verwelkomen, waarna één van hen, een ongeoefende drinker, na een paar pilsjes al met dubbele tong zou hebben uitgeroepen: ‘De mol, c’est moi!’ Zo mooi wordt het natuurlijk nooit op de televisie. Gilles De Coster had op een USB-stick wel beelden meegebracht van de deelnemers die ter kennismaking hun persoonlijkheid op een kier zetten. Samen vormden ze een dwarsdoorsnede van de gemiddelde Vlaamse verkaveling, al zat er, alsof de duvel ermee gemoeid was, ook een priester tussen. Die geestelijke hoopt mogelijk op een volle kerk in de nabije toekomst – ik kan me voorstellen dat sommige mensen maar al te graag bij de mol te biechte zouden gaan, vast dezelfde mensen die gehersenspoeld door ‘Karen maakt een plaat’ klakkeloos de cd van Karen Damen hebben gekocht. Na die presentatie mochten de occasionele klanten van ‘Café De mol’ – oud-deelnemers, hele en halve BV’s, ongeïdentificeerde figuranten – nu al een kandidaat van molschap verdenken. Menigeen wees spontaan Bahador (27) met de vinger, een financieel recruiter met een migratieachtergrond – nu ja, als je een beroep uitoefent waarvoor in kringen van financieel recruiters geen behoorlijk Nederlands woord bestaat, en het heeft bovendien iets met pegels te maken, dan ben je hoe dan ook verdacht, mol of geen mol.
‘En dan te bedenken,’ gaat het ineens door me heen, ‘dat Bart De Pauw één van de vier ontwikkelaars van ‘De mol’ is.’ Zou VIER het creatieve aandeel van De Pauw op aandringen van onbekenden hebben weggelaten in de nieuwe serie?
undefined
Gevoel voor tumor
Eén – 18 maart – 1.008.547 kijkers
Behalve een woordspeling van beginnelingen is ‘Gevoel voor tumor’ een serie die onder andere over de gevolgen van een enge ziekte gaat, maar dan in een veeleer lichte toonzetting. Daar knapt een hypochonder vast van op. Die altijd wel een béétje ongemakkelijke spanning tussen ernstige ziektes en luim hebben we dit jaar al volop in het opmerkelijke ‘Taboe’ mogen ervaren. Is er sprake van een trend? Zit er, alles welbeschouwd, een grond van humor in chemo? Kerngezonde beroepskomieken, wier naasten óók aldoor lopen te blaken, vinden vast van wel. Mijn genetisch materiaal voorspelt niet veel goeds.
Tristan Devriendt (Maarten Nulens), een zevendejaars geneeskunde, en zijn jaargenoten leerden in een rollenspel hoe ze patiënten slecht nieuws moesten meedelen. Aan het eind van de eerste aflevering moest hij – het noodlot weet wat drama is – zelf slecht nieuws doorstaan: er bleek zich in zijn hoofd een tumor te ontwikkelen, waardoor zijn wereld op slag het ijle in kantelde, en welhaast onwerkelijk werd.
Voor het zover was, maakten we kennis met de levensstijl van Tristan: zwoegen op stapels taaie leerstof, driest rugbyen en vrijblijvend rondneuken zonder regenjas – zevendejaars geneeskunde hebben geen soa’s te vrezen. Zo neukte hij een gescheiden verpleegster in de kelders en in het toilet van de kliniek waar hij stage liep. Als dát geen goede reden is om geneeskunde te studeren, dan weet ik het ook niet meer.
We kregen ook een goed idee van Tristans socio-economische achtergrond: de provinciale middenstand, die naar de karikatuur overhelde: zijn vader (Dirk Van Dyck) een pensioengerechtigde handelaar in tegels, had behalve wielersport maar één gespreksonderwerp: tegels. Zijn vrouw (Els Dottermans) kon haar artistieke neigingen helaas niet onderdrukken, en stelde derhalve gruwzame schilderijen in het parochiecentrum tentoon. Voorts was ze die eeuwige tegels van haar man spuugzat. ’t Zal in de verkavelingen wel allemaal heel herkenbaar zijn, en wie het niet herkent, kan zich maar beter gelukkig prijzen. We kregen ook de zus van Tristan te zien: Inge (Liesa Naert), een huisvrouw aan de rand van een zenuwinstorting, moeder van twee kinderen, getrouwd met een blije eikel die erbij liep alsof hij van een lobotomie aan het herstellen was.
Ik leerde uit deze serie, die zo nu en dan instructief van opzet leek, ook dat stagelopende studenten geneeskunde, die voor het specialisme neurochirurgie hadden gekozen, zich in de gunst van een gerenommeerde neurochirurg moesten zien te werken. Dat die gerenommeerde neurochirurg, ene Mercier, gespeeld werd door Luc Wyns, vond ik een staaltje van avontuurlijke casting, dat mij voor ‘Gevoel voor tumor’ innam. Dat we in de aftiteling korte getuigenissen van echte jonge kankerpatiënten te zien kregen, was dan weer jammer: drama moet op zichzelf waarachtig genoeg zijn. Het benieuwt me wat ik over enkele weken van deze serie zal denken. Ik ben blij dat het me benieuwt.
undefined
undefined
'In een onbewaakt moment heb ik het al eens jammer gevonden dat mijn optimisme altijd weer in ironie verzandt'
Kan iedereen nog volgen?
VTM – 20 maart – 590.323 kijkers
Over het algemeen hecht ik niet aan panelspelletjes – dwangmatige leukte spreekt me niet aan – maar het moet me van het hart dat ik me behoorlijk amuseer met ‘Control Pedro’. Het is me de jongste jaren vaak droef te moede, maar de wil om me te vermaken is er niettemin altijd, zodat ik laatst ook gedwee voor ‘Kan iedereen nog volgen?’ ging zitten, waarin Lieven Scheire, de populairwetenschappelijke causeur, vier panelleden tegen elkaar uitspeelt. Dit spelprogramma draait om de toekomst: een onafzienbare verte in de tijd waarin wetenschap en technologie hoogstwaarschijnlijk verbluffende sprongen voorwaarts zullen maken, zodat de redding van de planeet niet kan uitblijven. In een onbewaakt moment heb ik het al eens jammer gevonden dat mijn optimisme altijd weer in ironie verzandt.
Aan de rechterhand van Lieven hadden de acteurs An Miller en Bill Barberis plaatsgenomen, en links tekenden de komieken Jens Dendoncker en Henk Ryckaert zich af. Panelspelletjes zijn altijd al hulpfondsen geweest voor acteurs en komieken die in between jobs zijn. En als panellid een beroep, is het de hoogste tijd om het begrip ‘beroep’ te herijken. ‘Jullie zijn mooier,’ richtte Jens Dendoncker zich tot de acteurs, ‘maar wij zijn slimmer.’ Die aanname liet An Miller terecht koud, maar bij Bill Barberis kwam ze niet goed aan. Nadat Henk Ryckaert op Barberis had gesmaald, kreeg hij even later een sneer terug. Een rechttoe rechtaan handgemeen werd de liefhebbers van straatrumoer op de televisie helaas onthouden.
Het viel me op dat Henk Ryckaert – hij is er me welgeteld eentje – zich in dit programma als hanig winnerstype ontpopte: daar kwam verbetenheid aan te pas die hij ternauwernood met matige scherts wist te maskeren. Fijn voor zijn ego dat hij uiteindelijk won, maar toen het zover was, had ik mijn hoofd allang niet meer bij dit spelletje, zodat het me niet uitmaakte wie er zegepraalde. Ik was meer meegesleept door de noviteiten, de nieuwste hoogtechnologische vindingen, die aan bod kwamen: robots die zonder mopperen de vaatwasmachine leeghaalden; slimme kapstokken die een directiesecretaresse tijdig konden melden dat één van heur collega’s die dag van plan was hetzelfde mantelpakje aan te trekken als zij. Weer andere, al even pientere kleerhangers ontgeurden je kleren, zodra ze de geringste onraad roken. Nog het meest stond ik versteld van een computerprogramma dat, na digitale doorlichting van ’s meesters kleurenpalet, stijlkenmerken, schilderkunstige eigenaardigheden en thematiek, een gloednieuw, op het eerste gezicht geloofwaardig, en in 3D afgedrukt schilderij à la Rembrandt kon afleveren. Daar gáát het ambacht van de betere vervalser, wat uiteraard zonde is. De toekomst zal zeker met banenverlies gepaard gaan.
Lieven Scheire had, met het aanstekelijke enthousiasme hem eigen, evengoed een badinerend en tegelijk leerzaam programma over noviteiten kunnen maken, met mensen die daar iets interessants over te vertellen hebben, en dus zónder acteurs en komieken, zónder leukte per strekkende meter, maar uiteraard wel met humor.
Over het algemeen hecht ik niet aan panelspelletjes.
Rudy Vandendaele