Dwarskijker over 'F.C. De Kampioenen' en 'Dagelijkse Zomerkost'
Toen Jeroen Meus onder de koperen ploert boter in een pan begon te smelten, voelde ik een wee gevoel in de maag, dat ik op slag met Benidorm associeerde
'Marcske is nog steeds het soort blije eikel dat mij aan de gevolgen van een lobotomie doet denken'
F.C. De Kampioenen
Eén – 27 juli – 660.538 kijkersEén – 30 juli – 672.440 kijkers
Ik sta er nog altijd enigszins paf van dat de Vlamingen altezamen – gansch het volk – volgens een onderzoek van Telenet in het jaar 2017 zes miljoen uren naar de eeuwige terugkeer van ‘F.C. De Kampioenen’ hebben gekeken. Zonder dat ze daarvoor betaald werden. En zonder dat ze er zelf in meespeelden. Dat succes, waaraan ik geen deel heb, ervaar ik als een geval van overmacht.
Voorts heb ik stilaan het gevoel dat ‘F.C. De Kampioenen’ Vlaams cultureel erfgoed is, straks misschien Unesco-werelderfgoed, en dat je mogelijk een cultuurbarbaar bent als je, zoals ik, de afgelopen twintig jaar alleen maar flarden van dit lachsucces hebt ondergaan, zowel per ongeluk als in het voorbijgaan. Of in het vooruitzicht van een interview met Marijn Devalck.
Ik wil liever niet dat het ruime publiek, waarvan ik deel uitmaak, me een cultuurbarbaar vindt. Omdat ik al bij al ook geen volksvijand wil zijn, heb ik vorige week, zo blanco mogelijk en zonder farmaceutische hulp, naar de laatste twee afleveringen van ‘F.C. De Kampioenen’ gekeken: de grande finale van het 21ste en allerlaatste seizoen (4 december 2010 – 26 februari 2011).
Carmen torste een vracht koperrood krulhaar en oogde alsof ze goudzoekers van dienst was in een bordeel in het Wilde Westen. Ze bleek een belspel op de televisie te presenteren en daardoor dacht ze de status – of hoe heet het? – van BV bereikt te hebben, met alle te dik aangezette en op de kalkoense hen geïnspireerde divagedrag van dien. Ze trippelde op hoge hakken, tussen twee kenschetsende kippendrafjes in, met komisch oogmerk nog altijd driftig ter plekke. Ze gaf nog steeds op schrille toon blijk van haar ongenoegen, meestal tegen de pijngrens aan. Haar gemaal Xavier Waterslaeghers, intussen ex-militair, was met komische bedoelingen nog altijd een voltijdse alcoholist die geen kans onbenut liet om aan zijn huwelijk te ontsnappen. Nu ja, haast elk karikaturaal personage van deze serie probeert enigszins onder z’n relatie uit te komen. Marcske, die, om te lachen, ooit nog even geneeskunde heeft gestudeerd, was nog steeds het soort blije eikel dat mij aan de gevolgen van een lobotomie doet denken, ook al heb ik dan nooit geneeskunde gestudeerd. Wel doktertje gespeeld, ooit. Sorry, Nelly, mocht je er minder plezier aan hebben beleefd dan ik toen als gelegenheidsarts dacht.
Ach, ‘F.C. De Kampioenen’ was nog altijd dezelfde oubollige poppenkast met levende have. En de personages waren al tweedimensionale stripfiguren lang vóór Hec Leemans ze met commercieel succes in Oost-Indische inkt omzette. De acteurs hebben zich in de loop der jaren in hun typetje genesteld als in een vaste betrekking bij de overheid, en hun typetje zal hen levenslang, en vast nog iets langer, achtervolgen. Als zij daar geen graten in zien, dan ik ook niet. Ik gun mijn vroegere kunstbroeders en -zusters, het bonte acteursvolk, minstens evenveel werkgelegenheid als verrekte burgerlijk ingenieurs.
Laat ik het ook eens over de figuranten in ‘F.C. De Kampioenen’ hebben, die meer aandacht trekken dan je van achtergrondfiguren in een café zou verwachten: ze reageren hevig, met ongearticuleerde geluiden en nietsontziende mimiek, op alles wat er gezegd en gedaan wordt. Nog een geluk dat ze in die permanente staat van opwinding geen tekst hebben.
Aldoor werd er in deze twee afleveringen mateloos gul gelachen door het studiopubliek – die bereidwilligheid om te lachen was zelfs zo groot dat ik ze als onafhankelijke waarnemer nauwelijks nog van wanhoopsuitingen kon onderscheiden.
De apotheose was een dubbelslag: het huwelijk van Pascalleke en Maurice en dat van Boma en Goedele. Aan die trouwpartij zou op aandringen van Pascalleke een alcoholvrije vrijgezellenavond voorafgaan: het voorspelbare onheil naderde met rasse schreden. Weldra kwam er dan ook, op aanstichting van diverse personages, een stroom wodka tersluiks in de bowl met vruchtensap terecht, en daar kwam dan – je zult het altijd zien – een uitvergrote algemene dronkenschap van. De overdrijving is een beproefd komisch middel, maar nauwkeurig overdrijven is de kunst. ‘F.C. De Kampioenen’ offert aanhoudend alle geloofwaardigheid op aan de komische amplificatie: een voetbalwedstrijd van ‘F.C. De Kampioenen’ is telkens weer een zo goed als stilstaande fase waarbij een bal tergend traag, als op eigen kracht, tussen de benen van een andersvalide keeper het doel inrolt. Laat ik, teneinde het volk niet meer te beledigen dan wenselijk is, voorzichtigjes stellen dat ik in het leven, dat grillig en kort is en zelden om te lachen, toch uit ben op andere humor dan die van ‘F.C. De Kampioenen’. Al is het niet onmogelijk dat iemand mij op een geamuseerde gezichtsuitdrukking zou kunnen betrappen tijdens een scène waarin Balthazar Boma, erg avant #MeToo, gehoor geeft aan de roep van zijn natuur. Zoals toen hij ’s ochtends na zijn vrijgezellenavond allerlei gastro-intestinaal oproer moest neerslaan en tegelijk verhullen. Het hoeft voor mijn part nu ook weer niet altijd verbale humor als ‘persona non grappa’ te zijn. Dat Boma niet met een karakterdanseres uit een tietenbar in het huwelijk trad, maar met de hoogopgeleide Goedele, een antropologe, zou ik, murw van de hitte, een markante zet van de scenaristen kunnen noemen. Aan het eind van de dubbele bruiloft bleken de trouwboekjes aan te geven dat hij met Pascalleke was getrouwd en Goedele met die sakkerse Maurice. Op een lachorkaan meer of minder werd niet gekeken. Toevallig ken ik een antropologe die meer succes heeft als karakterdanseres dan als menswetenschapper. Genoeg.
Dagelijkse zomerkost
Eén – 31 juli – 545.092 kijkers
Als ik aan Spanje denk, spoelen mijn gedachten nooit in Benidorm aan, de badplaats waar Jeroen Meus vorige week aan de rand van een zwembad en te midden van een ambulante keuken in een opperbeste stemming aan het werk toog. ‘Dagelijkse zomerkost’ opent telkens met een proloogje waarin de kijker een idee krijgt van wie of wat er zoal in het blikveld van Jeroen rondscharrelt. Die dag in Benidorm waren dat twee Limburgse vrouwen van middelbare leeftijd. De ene voorzag dat de andere spoedig onder invloed van sangria zou zijn, misschien niet dronken maar wel ‘een beetje lollig’. Hihi alsmede haha. ‘Een beetje lollig’ is misschien net niet toereikend om er de sfeer in te krijgen.
Het was nog vroeg; hotelpersoneel zwabberde de omgeving van het zwembad schoon, en Jeroen nam zich voor wafels met banaan en chocolade te bakken voor die nijvere Spaanse schoonmaaksters. Dat leek me bepaald een zweetdrijvend ontbijt onder de koperen ploert, en toen hij veel boter in een pan begon te smelten, voelde ik een wee gevoel in de maag, dat ik op slag met Benidorm associeerde. Jeroen zei dat we, ter compensatie, morgen maar havermout moesten eten als ontbijt, en intussen kwam hij, omdat hij nu eenmaal sympathieker is dan gemiddeld, weg met die plens gesmolten boter. Er was alvast één man die oprecht trek in een wafel bleek te hebben en zo te zien de publiciteit niet schuwde. Jeroen maakte een ontspannen praatje met hem, dat in een ommezien tot een portretje leidde: de man dreef in Benidorm een Belgisch café waar Belgen op doordeweekse avonden onder het genot van een Duvel – ‘Eentje is geentje’ – naar achtereenvolgens ‘Dagelijkse kost’, ‘Blokken’ en ‘Het journaal’ keken. De man verkoos de Belgische keuken – gegratineerd witlof, worst met rode kool en aardappelen, biefstuk friet – zonder een zweem van twijfel boven de Spaanse. Reizen is altijd een beetje thuisblijven. De Belgische cafébaas verklapte ook nog dat hij jarig was: 54. ‘Een gezegende leeftijd,’ zei Jeroen Meus, die, door een tochtvlaag, vermoedelijk 84 had verstaan. Onvrijwillige humor is de beste.
De schoonmaaksters vonden de wafel met banaan en chocolade muy bien. Met het oog op het ontbijt van morgen repten ze niet van avena, havermout in het Spaans.
Rudy Vandendaele