Dwarskijker over 'Generatie B' en 'Hotel Römantiek' De kunst van het absurdisme
Ik doe het in geen geval in m'n broek van het lachen, want daar ben ik als babyboomer nog net iets te jong voor
undefined
Generatie B
Canvas – 8 en 15 februari –119.116 en 65.477 kijkers
‘Ik weet, Joost, dat je het niet altijd belangrijk vindt om samenhangend over te komen op de televisie,’ wist Bart Schols laatst in ‘De afspraak’. Mogelijk probeerde hij zich fijntjes uit te drukken. Hij zal het zelf vast ook wel belangrijk vinden om samenhangend over te komen op de televisie, zo’n jongen is hij vast wel. Hij richtte zich die keer tot de zelfverklaarde pulpauteur Joost Vandecasteele, die ook als stand-upcomedian publiek trekt. Omdat hij nooit een vak heeft geleerd, is hij ook opiniemaker en columnist, en telkens als hij op de televisie komt, lijkt hij een relletje, of toch een ordeverstorinkje in het vooruitzicht te stellen. In ‘De afspraak’ kwam hij vooral ‘Generatie B’ promoten, een zesdelige tv-serie naar zijn roman ‘Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij’ uit 2009. Dat boek gaat over zijn levensgevoel als twintiger – intussen is hij inderhaast al 37 geworden. Joost Vandecasteele zag er in ‘De afspraak’ met z’n woeste baard en z’n fleurige overhemd als een gepolitiseerde hippie uit de vroege jaren 70 uit, of zelfs als een compromis tussen Karl Marx en Michail Bakoenin. Het zal wellicht niemand verbazen dat Joost ‘Generatie B’ een ‘opwindende, heftige en intense’ serie vond, die ook nog eens zo ‘grootstedelijk’ als de grootstadse neten was. En daarbovenop ‘urgent’: een modewoord dat ik elke taalgebruiker van harte afraad. En hilarisch was ‘Generatie B’ ook, of beter: hi-la-risch! Joost had het naar eigen zeggen in z’n broek gedaan van het lachen. ‘Jong zijn op een oud continent,’ dat vatte het geheel volgens de zelfbenoemde pulpauteur zo’n beetje samen in een ietwat ernstiger toonaard. In m’n verstrooidheid had ik eerst ‘oud en incontinent’ begrepen.
De voor mijn part onvergetelijke serie ‘The Young Ones’, gemaakt door late babyboomers, was een voorbeeld geweest voor Joost Vandecasteele en coscenarist en regisseur Pieter Van Hees. Uitgerekend babyboomers zijn de potverterende generatie waar de kansarme en werkloze grootstadsjeugd uit ‘Generatie B’, die óók wil potverteren, schoon genoeg van heeft. In diezelfde aflevering van ‘De afspraak’ had ook Rik Torfs aan de gesprekstafel plaatsgenomen, een geleerde die zich, met Gods zegen, aldoor fijntjes probeert uit te drukken en in weerwil van zijn familienaam helemaal níéts met de gelijknamige schoenenkoning te maken heeft. Zonder ook maar iets van ‘Generatie B’ gezien te hebben, leek hij die serie bij voorbaat een doodgeboorte te vinden. In een flits zag ik dat er een verbeten trekje schuilging achter z’n eeuwige roomse monkellachje, en ook wel een tikje ergernis en dedain. Doordat hij iets te graag liet verstaan dat hij niet naar ‘Generatie B’ zou kijken, kreeg ik er juist heel veel zin in, en na twee afleveringen ben ik er nog steeds niet in teleurgesteld, al moet ik er ongetwijfeld iets minder om lachen dan – ik noem maar iemand – Joost Vandecasteele zelf. Nu ja, ik lach doorgaans weinig en ik doe het in geen geval in m’n broek van het lachen, want daar ben ik als babyboomer nog net iets te jong voor. Zo nu en dan een grinnik om een puntige dialoog kan er natuurlijk wel af. Hoewel generatieverschillen me de jongste decennia meer door marketingmannen of -vrouwen verzonnen lijken dan dat ze door bonafide wetenschappers zijn vastgesteld, ben ik bereid even te geloven in de frustratie van een kluitje halfartistieke jongelui die in een soort Brussel, het nieuwe Babel, overeind proberen te blijven in een economische werkelijkheid waar ’s lands rating van AA+ naar B is afgegleden. 75 procent van die jongeren is werkloos, en de enige beschikbare banen moet je in vreselijke, door uitzuigers geëxploiteerde belcentra gaan zoeken, dubieuze entrepreneurs die naar deze serie te oordelen best wel een migratieachtergrond kunnen hebben: Zouzou Ben Chikha speelt Ibrahim.
De babyboomers hebben het gedaan, dat spreekt vanzelf, maar het goede is dat ook de jongste generatie niet meteen beterschap belooft, al is ze wel sympathiek: het hoofdpersonage Jonas (Jeroen Van der Ven), een zoekende brildrager met een diffuus toekomstperspectief, kan in het Engels een geloofwaardig Indiaas accent nadoen als hij in het belcentrum werkt, maar voor de rest zijn z’n vaardigheden nogal onbestemd. Hij wil de banden met z’n ex, roepnaam Brulletje (Eva Binon), weer aanhalen, maar kennelijk meer om in haar appartement te kunnen wonen dan uit – hoe heet het? – liefde. In afwachting van betere tijden, die in deze serie niet imminent zijn, huurt hij een deel van een zitbank – meer kan hij zich niet permitteren – in een flat waar ook ene Sebastiaan (Jeroen Perceval) huishoudt: een makkelijk ontvlambare grotestadskrijger die in een kapsel volhardt dat bij geïsoleerde indianenstammen in het Amazonegebied de gewoonste zaak van de wereld is. Sebastiaan, die met de driftige motoriek van een alfa-aap gezegend is, beraamt een guerrillaoorlog tegen de gevestigde orde van die vreselijke babyboomers. Zijn troepen, gewapend met Super Soakers, zien eruit als een dansgroepje dat voor ‘Belgium’s Got Talent’ afgewezen werd, maar na afloop in de greenroom nog een goed gesprek heeft gevoerd met Niels Destadsbader, of toch iemand die erg op hem leek.
Er wordt goed geacteerd in ‘Generatie B’. Het ritme van deze serie is jong en enerverend en de sfeer is offbeat, kortom: regisseur Pieter Van Hees verstaat zowel zijn vak als deze tijd. De kunst van het absurdisme is nog het meest: tegen alle gekte in de schijn van realisme ophouden. Dat lukt goed, bijvoorbeeld in een scène waarin Jonas weer eens een klotebaantje heeft waarvoor hij een hondenpak moet aantrekken, om samen met een soort Kaatje van Ketnet, zijn huisgenote Lisa (Ella-June Henrard), in een hotelkamer te gaan zitten. Daar meldt een vader, gespeeld door Peter Van den Eede, zich aan voor een meet-and-greet met Kaatje en die hond. Die man neemt op de bedrand alvast een afwachtende houding aan. We vernemen tussendoor dat veel vaders van kleine kinderen zo’n Kaatje van Ketnet en die hond willen ontmoeten. De sfeer lijkt op prostitutie en kinky seks te preluderen, maar blijft op een troebele manier kuis. Ik houd van zulke vervreemdende stemmingen en vind ze ook helemaal van deze tijd, maar goed, het éclat van ‘The Young Ones’, zoals ik dat indertijd ervaren heb, heeft deze serie in de ogen van een babyboomer als ik natuurlijk op verre na niet. Laat ik van deze gelegenheid gebruikmaken om even één van mijn helden te gedenken: Rik Mayall (1958 -2014). Hij liet een vacante betrekking achter, die nog altijd openstaat.
undefined
undefined
'Het geval wil dat ik een gezonde hekel aan datingshows heb, maar naar 'Hotel Römantiek' blijf ik merkwaardig genoeg zonder noemenswaardige tegenzin kijken'
Hotel Römantiek
VIER – 16 februari – 449.234 kijkers
Een aantal alleenstaande babyboomers van beiderlei kunne, en enkele knarren die, meestal ongevraagd, de Tweede Wereldoorlog van het begin tot het einde kunnen navertellen, kwamen onder auspiciën van de firma Woestijnvis samen in Kurhaus Bergün in de Zwitserse Alpen. Daar zouden ze, een handje geholpen door keurpersoneel van ‘De ideale wereld’ en de montere akela Frances Lefebure, spelenderwijs tegen een levensgezel proberen aan te lopen. Als ze niet uit de echt gescheiden waren, dan waren ze weduwe of weduwnaar. Het geval wil dat ik een gezonde hekel aan datingshows heb, maar naar ‘Hotel Römantiek’ blijf ik merkwaardig genoeg zonder noemenswaardige tegenzin kijken. Ook al vind ik 60-plussers die zich in groep aandienen doorgaans een deprimerend gezicht, op The Rolling Stones na, soms. Ik ben namelijk, wat gezellig samenzijn aangaat, een voorstander van alle leeftijden door elkaar. Voor de rest is ‘Hotel Römantiek’ nog geen reden om reikhalzend naar de ouderdom uit te kijken. ‘May you stay forever young,’ zong Bob Dylan. Je blijft net zolang lachen tot het snikken begint.
Over muziek gesproken, in de eerste aflevering kwamen de vrouwelijke gegadigden in een kar de relatiemarkt opgereden: ze bewogen anachronistisch, en dus koddig, op inlelijke house. ’s Avonds speelde Sven De Leijer voor deejay: grinnikend draaide hij jodelmuziek, polonaises en ‘Les lacs du Connemara’ voor een generatie die opgegroeid is met de beste rock- en soulmuziek aller tijden. Sven kwam daar zoals gewoonlijk mee weg: die jongen had in de ambulante handel of als standwerker al een fortuin kunnen verdienen. Dat de deelnemers aan ‘Hotel Römantiek’ de deejay niet ogenblikkelijk uitfloten, en bijvoorbeeld ‘Brown Sugar’ van The Rolling Stones of ‘Get up (I Feel Like Being a) Sex Machine – pt. 1 & 2’ van James Brown eisten, stelde mij teleur. Er zijn geen geboortegolvers meer als vroeger.
Zowel Sven De Leijer als Otto-Jan Ham sloegen ook in dit programma de schertsende toon aan die het eigen muziekje van ‘De ideale wereld’ is, het meest noodzakelijke tv-programma van dit ogenblik. Ik begreep al snel dat hun badinage ergens voor diende: ze was een tegengewicht voor de verdrietelijkheden des levens die af en toe een uitweg zochten in dit programma. Jacky, een weduwe, zag haar kans om onder invloed van een hartstocht die ze in ‘Hotel Römantiek’ voelde opsteken, publiekelijk de balans van haar voorbije huwelijksleven op te maken, dat naar ze zei ook seksueel disharmonisch was. Haar man kan haar in ieder geval niet meer tegenspreken. Ze klonk bitter noch klagerig, wellicht omdat ze, wat de liefde betreft, ineens weer toekomst meende te hebben, maar ik vond haar belijdenis niettemin wrang. Otto-Jan Ham noemde ze in het voorbijgaan Hans Otten, kwestie van geen dag jonger te lijken dan ze was. ’s Avonds op de party zei Charles (65) bedremmeld dat hij niet kon dansen; toen hij jong was, stond iedereen solo op de dansvloer – dansen was toen nog de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, die neerkwam op bandeloos gegooi met de eigen ledematen en hopen dat je niemand letsel bezorgt. Die vorm van baltsen had hij nooit aangedurfd. Op den duur was alle dansen hem tot hinder, en nog steeds. Hij droop naar z’n kamer af. De houdbaarheid van oud zeer is verbluffend.
‘Hotel Römantiek’ is een zomerkamp met allerlei te gekke activiteiten die, voor je het goed beseft, al tot paarvorming kunnen leiden, en wellicht ook tot aanvallen van jaloezie. Ik zag Pierre (84) samen met de alleraardigste Betty (67) rodelen dat het een aard had. Terwijl ze die helling afsjeesden, schoot het woord ‘heupfractuur’ me zomaar te binnen: met een c of met een k, vroeg ik me af. Betty vond Pierre behalve wellevend ook erg bijdetijds: ‘Hij heeft zelfs een e-mailadres.’ Aan het eind van elke aflevering levert een stemronde telkens weer een koppel op dat zich een tijdlang mag terugtrekken in een romantisch huis, waar dat uitverkoren tweetal met een waterfiets in de vorm van een zwaan heen peddelt. Het eerste stel dat zo’n intiem rendez-vous had, zei na afloop: ‘Over de nacht gaan we niet spreken.’ Jammer. ‘Bejaardenseks’ klinkt vast viezer dan het is.
‘All you need is love’, The Beatles, 1967.
Rudy Vandendaele