null Beeld

'Dwarskijker' over 'Kinderen van de Kolonie' en 'Over Eten'

De Belgen regeerden in Congo met de knoet, meedogenlozer dan je van zo'n ongerijmd volkje zou verwachten

Rudy Vandendaele


Kinderen van de kolonie

undefined

null Beeld


Canvas – 27 november – 285.144 kijkers

Dat het koninkrijk België, een uitloper van het surrealisme, in de verleden tijd over een kolonie beschikte die zo groot als West-Europa was, lijkt een Belgenmop die bij het soort Belg dat ik meen te zijn alleen maar tot een zenuwlachje kan leiden, en tot het vermoeden dat er destijds een vergissing in het spel was waar de Belgen domweg hun voordeel mee hebben gedaan. Volgens amateurantropologen uit onze buurlanden zijn voornoemde Belgen daar goed in.

De Belgen, volgens diezelfde amateurantropologen koddige frieteters die niet vies van zelfspot zijn, hebben in Congo tussen 1908 en 1960 met de knoet geregeerd, meedogenlozer en wreedaardiger dan je van zo’n ongerijmd volkje zou verwachten. En vóór die tijd, tussen 1885 en 1908, vestigde Leopold II zijn reputatie als internationale schurk in wat toen nog Onafhankelijke Congostaat of Congo-Vrijstaat heette. In mijn middelbareschooltijd eind jaren 60, begin jaren 70 heb ik degelijk geschiedenisonderwijs gekregen, maar ik kan me niet herinneren dat ons koloniale verleden er uitvoerig in aan bod kwam. Nu ja, wij, linksachtige scholieren van die dagen, gingen er toen al veralgemenend van uit dat de Belgen niet hadden gedeugd in Congo. Het is in ieder geval goed dat ‘Kinderen van de kolonie’, 58 jaar na de onafhankelijkheidsverklaring van Congo, ons een levensecht idee probeert te geven van hoe het toeging in dat onafzienbare wingewest op 5.751 km van huis, in trekvogelvlucht.

De introductie van de getuigen die in de serie vertellen wat ze nog weten, zowel voormalige kolonialen als Congolezen, is summier: je komt te weten wanneer André de Maere d’Aertrycke geboren is en dat hij gewestbeheerder was in Congo, en daar moet je het mee doen. Wie de zwarte getuigen zijn, en wat ze doen of gedaan hebben in hun leven, daar heb je het raden naar als je, zoals ik, steeds minder zin hebt om onder het tv-kijken voortdurend naar het internet af te dwalen. Eén scherm tegelijk, zeg ik almaar, al zou ik liever zwijgen.

Sommige ex-kolonialen waren zich bij het terugblikken van geen kwaad bewust; ze gingen er zo te zien nog steeds van uit dat ze het goede hadden gedaan, ‘beschavingswerk’ zo u wilt. Met haar beminnelijke glimlach zei Titine Schijvens, vermoedelijk een aardige vrouw, dat de Belgische kolonialen God waren in Congo. Dat God het voorbij goed en kwaad erg naar zijn zin had in zijn wingewest, kon je volop merken aan de amateurfilmpjes van de kolonialen. Beelden, sommige in kleur, van feestgelagen in de openlucht; mondaine gezelschappen die paardreden of golf speelden; galabals waarop alle heren zich in een wit smokingjasje hadden gestoken. We zagen, kortom, mensen die vrije tijd hadden, en in schril contrast met de autochtone bevolking in luxe baadden, terwijl ze zich, op de tonen van de Congolese rumba, niets aantrokken van dat groteske en dan ook onhoudbare verschil in levensstandaard. Ik kan me inbeelden dat die kolonialen, toen Congo hun ontwassen was, zich uit het paradijs gestoten voelden.

Titine Schijvens zei dat Leopoldstad, het huidige Kinshasa, in de koloniale tijd net zo’n vrolijke stad was als het toenmalige Brussel, maar dan met mooier weer. Zwarten mochten niet in de blanke wijken wonen en niet winkelen in de blanke winkels. Van ‘segregatie’ was er volgens Emily Beauvent geen sprake, maar wel van ‘separatie’: om dat soort scheiding normaal te vinden, moet je vast al een koloniaal geweest zijn.

Er waren ook ex-kolonialen die kanttekeningen plaatsten bij het koloniale regime, ook al toen ze nog deel uitmaakten van dat systeem. Geneviève Ryckmans bijvoorbeeld, die te beschaafd was om veel heil te zien in het zogeheten beschavingswerk van de Belgen. Zij wist de eigen zeden en gewoontes en erediensten van de Congolezen, in tegenstelling tot de katholieke zieltjeswinners, naar waarde te schatten. Ik leerde van het internet dat zij de weduwe is van François Ryckmans, een koloniaal ambtenaar en kenner van de inlandse Congolese talen, een man van goede wil die in het onafhankelijkheidsjaar 1960 door rebellen werd vermoord. Hij was de zoon van Pierre Ryckmans, die van 1934 tot 1946 gouverneur-generaal van Belgisch Congo was. ‘Kinderen van de kolonie’ citeerde de bevindingen van deze hooggeplaatste koloniaal aan het eind van zijn ambtstermijn in 1946: ‘De Congolezen hebben minder dan het minimum om te overleven. Ze zijn slecht gehuisvest en slecht gevoed.’ Tot zover het beschavingswerk.

De zwarte getuigen in deze serie herinnerden zich niets dan paternalisme, discriminatie, apartheid en onderdrukking met geweld, waarbij Vlaamse oprispingen als ‘Pas op!’ of ‘Godverdoeme!’ altijd weer een zweepslag aankondigden. ‘Ik heb nooit een vriendelijke missionaris ontmoet,’ klonk het ook. Het zal wel niemand meer verbazen dat die missionarissen erg te vinden waren voor lijfstraffen waarbij zwarte schooljongens hun broek moesten laten zakken.

Jean-Jacques Tamba vond vooral de Vlaamse kolonialen funest, ook wel omdat ze zich aldoor in het Vlaams met elkaar onderhielden, zelfs als ze rechtspraken over een zwarte die op ‘Pas op!’ en ‘Godverdoeme!’ na geen Vlaams verstond. Hij wist ook dat de Franstalige kolonialen de Vlamingen graag in een kwaad daglicht stelden bij de zwarte bevolking: ‘Het zijn boeren die in Congo denken dat ze het heertje zijn.’ De communautaire strijd werd dus in den vreemde voortgezet: petit pays, petit esprit.

De tweede aflevering van ‘Kinderen van de kolonie’ eindigde met de opkomst van de zogeheten évolués, opgeleide en geëuropeaniseerde zwarten, producten van het koloniale systeem die zich gaandeweg met succes tegen dat systeem keerden. Wat opleidingen voor zwarten betreft wist Tracy Bobo-Tansia dat er in 1960, het jaar van de onafhankelijkheid, in heel Congo maar zestien zwarte academici waren. We kregen ook een voor het vaderland bedoeld propagandafilmpje aangaande de huishoudschool te zien, waarin meisjes de stropdas van hun man leerden strijken. Geruststellende beelden voor het thuisfront in de jaren 50.

Omdat ik vooral geen politiek correcte geestdrijver wil zijn, ga ik er niet van uit dat elke Belgische koloniaal een ploert was. Sommige eerbare Belgen zullen best wel iets goeds dan wel nuttigs hebben gedaan in Congo, waaraan een serie als ‘Kinderen van de kolonie’, met het oog op het totaalbeeld, niet kan voorbijgaan. Alleen de hoogbejaarde getuigen Cécile Amba en Mathieu Yav Nawej hadden geen slechte herinneringen aan het onderwijs, de gezondheidszorg en het wegennet uit de koloniale tijd. De meeste zwarte getuigenissen klonken veeleer bitter, soms sarcastisch, al kenden sommigen Belgisch-Congo ook maar van horen zeggen. Ik hou er rekening mee dat vernedering overerfelijk is.

In de Democratische Republiek Congo, waar het heden over de hele lijn aanzienlijk minder pluis is dan je in een democratische republiek zou verwachten, ontfermen de Chinezen zich intussen ijverig over de bodemschatten, maar van kolonialisme is er in de verste verte geen sprake.


Over eten

undefined

null Beeld


Eén – 28 november – 1.001.797 kijkers

Tijdens de Week van de Friet viel het me van Danira Boukhriss geweldig mee dat zij er op de televisie rondweg voor uitkwam één keer per week friet uit de frituur te eten. Dat hoor je zelden in de hedendaagse media, waar gezondheidsfanaten, vaak zeikstengels die langer willen leven dan goed is voor het milieu, meer weerklank krijgen dan mensen die er niet meteen van uitgaan dat het eten van friet een wisse dood impliceert. Nu, de Commissie Frituralia van de Europese Unie wil dat frituristen voortaan de friet eerst blancheren alvorens ze te bakken, teneinde de kankerverwekkende stof acrylamide geen kans te geven. Eddy, een friturist die al decennialang zijn eer in de beheersing van borrelend ossenwit stelde, vond dat blancheren afbreuk deed aan de smaak van de friet en dat Europa derhalve de pot op kon. Een voedselkundige professor bagatelliseerde het gevaar van acrylamide niet, maar toch vond hij dat een mens zo nu en dan van de klassieke friet mag genieten. ‘Niet geboren worden voorkomt kanker,’ roep ik weleens als er zoals gebruikelijk niemand luistert.

Danira Boukhriss had te harent nog nooit friet gebakken, een culinaire onvolledigheid die gelegenheid bood om Piet Huysentruyt en zijn programma ‘SOS Piet’ even op te rakelen. Piet, die zijn parodie zo te zien liever niet aan professionals overlaat, verschafte met zijn kenschetsende manische oogopslag deskundige uitleg over borrelend ossenwit en zingende frieten (meestal repertoire van Leonard Cohen), waarna hij zijn West-Vlaamse tongval – ‘En wat hebben we heleerd, Danira?’ – wel heel erg dik aanzette in dit overigens vermakelijke intermezzo.

Als je het over friet hebt, moet je het ook over gefrituurde snacks hebben, waarin de consument al kauwend een vooralsnog ongeïdentificeerd soort vlees vermoedt, maar zich daar voorts niet druk over maakt. Een jongmens dat de juiste leeftijd had om op stellige toon onhoudbare beweringen te doen, hield op straat staande dat de frikandel uit karton en plastic is opgetrokken. Volgens een andere goede bron zou stoofvlees van alles bevatten dat geen naam mag hebben. Dat bleek allemaal lariekoek, maar toch werd mijn eetlust niet meteen gewekt door een filmpje dat in versneld tempo het omgekeerde productieproces van stoofvlees weergaf. Je zag die brokken naar hun oorspronkelijke vorm terugkeren: een levende koe die rijp was voor de slacht. Ze had prachtige omfloerste ogen. Homerus noemde Hera, het zusje van Zeus, al de koe-ogige. Zou die dichtersvorst ooit stoofvlees hebben gegeten? Het productieproces van frikandel, een melange van kipseparatorvlees, varkensvlees, varkensspek en rundvlees, is ook geen lust voor het oog: een grijsbruine, stopverfachtige drab wordt tot frikandel geperst. Kipseparatorvlees is datgene wat aan een van alle kwaliteitsvlees ontdaan kippenkarkas blijft vastzitten.

In de Week van de Friet dacht ik opeens hevig aan quinoa, wat toch niet de bedoeling kan zijn.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234