Dwarskijker over 'Kinderkopkes' en 'Leve de Zoo'Een grandeur die niet meer in zwang is
Haar vriendin vond verdriet 'een mooie, waardevolle emotie'. Er schoten mij niet meteen tegenargumenten te binnen
undefined
Kinderkopkes
Eén – 19 februari – 559.524 kijkers
‘Kinderkopkes’, dat voor hetzelfde geld ‘Kinderkopjes’ had kunnen heten, is een programma waarin kinderen tussen 9 en 13, aan de vooravond van de puberteit, met Kristel Verbeke over gevoelens en de rest van hun levenservaring praten. In de eerste aflevering had Emma het als ervaringsdeskundige over verdriet en rouw. Twee jaar geleden, toen ze 9 was, kwam haar vader om in een auto-ongeluk.
Ik heb de indruk dat ik vandaag op de televisie, en ook wel erbuiten, meer mondige kinderen zie dan ooit tevoren. Ik zie er zeker meer dan ik er, ergens ten plattelande, in mijn eigen kindertijd heb waargenomen, ook als ik destijds in de spiegel keek. In die dagen moest je als kind vooral je mond houden, of anders opzitten en pootjes geven met je vlekkeloze communiepakje aan. Het kwam toen niet in mij op om over mijn gevoelens te praten – wellicht kon ik dat innerlijke waaiweer niet eens onder woorden brengen – en er was ook geen mens die mij ernaar vroeg. Flink zijn, of er zwaaide wat. Op woensdagmiddag Nonkel Bob op de zwart-wittelevisie: dat dan weer wel.
Emma sprak bedaard, niet onbewogen maar vooral niet sentimenteel over haar vaders ontijdige dood. Hoe zijn stem klonk, was ze al bijna vergeten, maar ze herinnerde zich nog wel dat die laag was. Hoe ijzig en steenhard haar dode vader aanvoelde, wist ze ook nog. Om zijn ‘pens’ moest ze nog steeds een beetje lachen toen ze samen met Kristel Verbeke familiekiekjes doornam op een laptop – hij was naar verluidt een levensgenieter: honni soit qui mal y pens. Een woordspelinkje tussendoor kan in deze context geen kwaad, volgens gezaghebbende humoristen, die mij echter op het hart drukten hun naam onvermeld te laten.
Toen Emma terugdacht aan de onheilstijding die haar leventje overhoop zou gooien, zei ze dat ze op dat moment het verschil niet wist tussen ‘een ongeluk krijgen’ en ‘verongelukken’. Een onderscheid dat niet subtiel bleek te zijn. Dat haar vader voor altijd, voor altijd dood was, drong pas twee maanden na dat fatale ongeluk tot haar door.
Haar moeder was een klassiek geschoolde zangeres; Emma speelde cello en ze had een paard waaraan ze alles over haar dode vader had verteld, een paard dat in tegenstelling tot de mensen altijd aandacht had voor wat ze zei. Zei ze. Belcanto, cello, paard: ik durf voorzichtigjes te veronderstellen dat het ene milieu al een beter vangnet te bieden heeft dan het andere.
We zagen Kristel Verbeke, tussen de gesprekken met Emma door, bij avond autorijden en intussen handenvrij bellen met achtereenvolgens haar moeder, een vriend en een vriendin. Voor zover ik dat kon vaststellen, leek ze me veeleer mismoedig; het kwam me zelfs voor dat ze in die stemming naar vertroosting tastte. Ik weet het niet zeker, maar ze leek de reflectie van haar eigen verdriet om een dode vader in het verdriet van Emma te zien, en daarbij rees bij haar de vraag: ‘Ben ik veranderd door de dood van mijn vader?’ Haar moeder zei dat haar vader bij leven ongetwijfeld trots op zijn dochter zou zijn geweest. Dat was kennelijk net wat Kristel Verbeke wilde horen. Haar vriend haalde iets aan wat hij aan de filosofe Patricia De Martelaere toeschreef: ‘Pluk de dag, ook als hij een distel is’ – ik had geen zin om daar dieper over na te denken dan nodig. Haar vriendin vond verdriet ‘een mooie, waardevolle emotie’. Er schoten mij niet meteen tegenargumenten te binnen. Al bij al draaide deze aflevering van ‘Kinderkopkes’ om Emma, die ineens iets zei waar ik van opkeek. Gevraagd of verdriet om de dood van haar vader misschien ook een positieve kant had, sprak ze: ‘Je leert het spelen een beetje af.’ Afleren doet mij aan slechte gewoontes denken. Even werd het me droef te moede, waarna ik overging tot de orde van de dag en noteerde: ‘‘Kinderkopkes’ zal de zeden van wie ernaar kijkt misschien tijdelijk verzachten.’ Daar kon ik niets op tegen hebben.
En dan nog even dit: ik las een tijd geleden in een krant dat ook handenvrij bellen het risico op een auto-ongeluk aanmerkelijk vergroot.
undefined
undefined
'Arnout Hauben wil wel de geschiedenis van de Zoo vertellen, maar een verleidelijk zijpad slaat hij meteen in'
Leve de Zoo
Eén – 20 februari – 657.763 kijkers
Programmamaker Arnout Hauben kon nog precies navoelen hoe uitgelaten hij was wanneer hij als jongetje met zijn ouders naar de Antwerpse dierentuin ging. In het Centraal Station was hij al niet meer te houden: de lijn van zijn kindertuigje was tot knappens toe gespannen. Zijn moeder struikelde achter hem aan, of was het zijn vader die Arnout aan de lijn hield? Maar laat ik me niet in interessante details verliezen: van ‘Leve de Zoo’, een zesdelige reportagereeks naar aanleiding van de 175ste verjaardag van die befaamde diergaarde, was het kinderlijke enthousiasme van Arnout Hauben zowat de grondtoon. Vertellend als een onderwijzer met een niet-aflatende missie voerde hij ons in de eerste aflevering terug naar Jacques Kets, de eerste directeur van de Zoo. Die man liet in die begintijd meer opgezette dan levende dieren aan het publiek zien. De toenmalige bezoekers behoorden tot de zogeheten betere kringen: dames en heren die zich in het park van Kets wat kwamen vertreden en voor de aardigheid ook een blik wierpen op zijn verzameling opgezette wilde dieren uit den vreemde. Huiveringetje hier, gilletje daar, ijselijke kreet ginder, stel ik me voor, wellicht in een soort Frans. ‘Als je toen directeur van de Zoo was,’ sprak Dries Herpoelaert, de huidige topman, ‘dan was je een geziene burger in de stad.’ Vergis ik me of hoorde ik een zeker heimwee naar vervlogen tijden in zijn stem meetrillen? In ieder geval getuigde zijn prachtvolle directiekamer nog van een grandeur die niet meer in zwang is, net als de uitdrukking ‘in zwang zijn’ zelf.
De eerste olifant die hij in 1847 naar zijn dierentuin haalde, noemde Jacques Kets ter ere van zichzelf Jacqueline. Het skelet van dat machtige slurfdier is bewaard gebleven en Mieke De Leeuw heeft dat gebeente met veel vakkennis en con amore gerestaureerd: haar dierenliefde reikt tot over het graf. Het duurde niet lang of Arnaut Hauben was deze bedreven en ook wel kunstzinnige taxidermiste een handje aan het helpen in haar atelier: een overleden leeuwin, die eerst een opgevouwen leeuwenhuid in een pakketje was, kreeg beetje bij beetje de schijn van een leven na de dood. We zagen tussendoor foto’s van opgezette dieren uit de tijd dat de taxidermie, bij gebrek aan levende modellen, nog gokken was: zielige beelden van beesten die, opgezet en wel, naar een vorm neigden die niet in de natuur voorkomt. ’t Was alsof dat gruwelijke broddelwerk die dieren nog doder maakte dan ze al waren.
In 1847 haalde Jacques Kets voor het eerst een mensaap naar de Zoo: Suzanne, een chimp die als een mensenkind van goede familie werd opgevoed en dan ook op gezette tijden een glaasje champagne tot zich nam. In de Zoo van heden hield Judy verblijf, ook een chimp die als een mensenkind was opgevoed, tot haar adoptieouders haar niet meer meester waren. Hauben wil in ‘Leve de Zoo’ wel de geschiedenis van de Zoo vertellen, maar anders dan het overigens uitstekende ‘Histories’ dat destijds heeft gedaan: een verleidelijk zijpad slaat hij meteen in. Dat leidde in deze aflevering naar de adoptieouders van Judy, waar de werkelijkheid zich weer eens als fictie voordeed: hun oudste zoon kwam om bij een ongeluk en hun jongste zoon drong aan op een aap. Die invaller heette Judy, een chimpanseevrouwtje dat papieren luiers droeg en na verloop van tijd zelfstandig van de wc gebruik kon maken. Toen haar puberteit aanbrak, openbaarde de aard van het beestje zich steeds heviger: ‘Ze begon partners te zoeken als we bezoek hadden,’ zei de adoptievader, die zich op de televisie liever netjes uitdrukte en zich niet in interessante details verloor. Opdat het gezin opnieuw bezoek zou kunnen ontvangen, werd Judy aan de goede zorgen van de Zoo toevertrouwd, waar ze volop een dier mocht zijn. Ontroerend hoe ze op de ontroerde Lies, haar adoptiemoeder, kwam afgelopen zodra ze die vrouw in de gaten kreeg.
Als ik op zondagavond op Eén al eens aan een programma over het reilen en zeilen in een dierentuin blijf haken, vind ik dierenverzorgers bijna altijd opvallend aardige mensen. Die subjectieve indruk had ik ook tijdens ‘Leve de Zoo’. Lieden die moesten lachen om aangeklede chimpansees (lederhose, doktersjas, houthakkershemd) op prentbriefkaarten, of zulke ansichten verstuurden, vond ik als kind al ellendelingen. Objectief.
Rudy Vandendaele