Dwarskijker over 'Over water' en 'De weekenden'
Sterke en waarachtige rollen zijn niet zelden één millimeter van de karikatuur verwijderd. Ze zijn dan ook precisiewerk
Over water
undefined
Eén – 16 en 23 december – 1.112.485 kijkers
Even recapituleren: ik zag vorig jaar veel toekomst in ‘Beau Séjour’ en in ‘Tabula rasa’. Voor het overige rust er te mijnent, als het om inheems tv-drama op zondagavond gaat, allang een taboe op loze kreten als ‘meesterwerk’ en ‘prestigeproject’. Ik zal me er dan ook niet aan bezondigen nu ik met gepaste schroom enkele alinea’s aan ‘Over water’ wijd, een serie naar een scenario van Tom Lenaerts en Paul Baeten Gronda.
‘Over water’ speelt zich deels in de haven van Antwerpen af, die dan ook sfeerrijk in beeld komt: panoramische nachtgezichten – de industriële lichtjes van de Schelde – die zowel mysterie als dreiging uitstralen. Er hangt in het havengebied, los van de petrochemische wasem, altijd wel iets in de lucht, iets verraderlijk droomachtigs, dat uiterst bruikbaar is in de aankleding van drama.
We maakten enigszins kennis met John Beckers, gespeeld door Tom Dewispelaere, van wie we ondanks zijn borstelige voorkomen moesten aannemen dat hij ooit een tv-ster van het type lichte quizmaster was. We troffen hem toen hij een ontwenningskliniek verliet, waar bevoegde personen hem, voor zolang als dat in een tv-serie hoort te duren, een paar verslavingen uit het hoofd hadden gepraat. Zijn vrouw Marjan Michielsen, gespeeld door Natali Broods, noemde hem te onzer attentie herhaaldelijk ‘fragiel’. Beckers bleek een vangnet te hebben: aangezien hij klaar was met de televisiewereld, of de tv-wereld met hém, kon hij voortaan in het havenbedrijf van zijn schoonvader Freddy Michielsen van betekenis zijn, een heel nieuwe werkomgeving waar hij zich zonder morren in een kantoorbaan schikte. Dat komt zelden voor bij de gemiddelde aandachtjunks van de televisie, me dunkt.
Freddy Michielsen, gespeeld door Herman Gilis, was, voor zover ik dat kon weten, een alleenstaande man die naar eigen zeggen niets liever deed dan op zondag gezellig tafelen met het gezin van zijn enige dochter. Tussendoor ging Freddy, om eens echt te ontspannen, weleens bij een hoer langs. Freddy had als oude rot weet van de illegale handel in de haven. Hij verdacht er de concurrentie van, maar zelf deed hij er niet aan mee. Nu ja, aan iets illegalers dan een partijtje nagemaakte polo’s van Lacoste waagde hij zich niet. Het vermoeden rees dat ‘Over water’ in wezen over gestage normvervaging ging: het moreel besef zodanig oprekken dat het knapt. Een werkkring die het weekend gewoonlijk inzette met een drinkgelag in een tietenbar genaamd Bananenboot, leek me nu ook weer niet zó gebruikelijk in werkkringen, als we de joyeuze televisiewereld even buiten beschouwing laten.
Tom Van Dyck speelt het meest geprononceerde personage in deze serie: Carl Dockx, een loslopende psychopaat die na een gevangenisstraf bij Freddy Michielsen aan de slag kon. Dat schiep een band. Deze Carl is ongetwijfeld familie van Vincent Dockx, de rol die Van Dyck met brille in ‘De Matroesjka’s’ neerzette: een voorstudie als het ware. Carl Dockx die, dof uit z’n ogen kijkend, aan één stuk door op een kopstoot lijkt te preluderen, kreeg ook de beste tekst tot nog toe: een Tarantinesk verhaal, een op zichzelf staand nummer, over het doodschoppen van een gevaarlijke hond. Hij vertelde het zo goed als onbewogen, maar was zich maar al te goed bewust van het effect dat hij ermee sorteerde. Sterke en waarachtige rollen zijn niet zelden één millimeter van de karikatuur verwijderd: ze zijn dan ook precisiewerk. Het kleurrijke personage Carl Dockx knalt er ook wel uit wegens het teveel aan doezelige grijstinten bij de rest van de protagonisten, die zich vooralsnog in de neutrale zone tussen sym- en antipathiek lijken op te houden.
'Sterke en waarachtige rollen zijn niet zelden één millimeter van de karikatuur verwijderd. Ze zijn dan ook precisiewerk'
We zagen hoe John Beckers ’s avonds laat zijn schoonvader ging ophalen in de dokken, waar die man ineens iets te zoeken had dat overduidelijk het daglicht niet kon velen: Beckers mocht van Freddy Michielsen aan niemand vertellen dat hij hem daar had opgepikt. Bij hondenweer reed de gewezen tv-ster per ongeluk zijn schoonvader dood, waardoor hij voor de rest van de serie een man in de rats is, die wanhopig uit die benauwenis zal proberen te geraken. That’s entertainment. Intussen wogen gebeurtenissen uit het verleden – flashbacks zullen sluiers oplichten – onverminderd door: we zagen ook hoe John Beckers zijn comateuze ex-manager ging bezoeken, een patiënt voor wie het ziekenhuis niet langer kon instaan. Later zou Beckers zonder medeweten van zijn gezin een flat huren om daar die comapatiënt te verzorgen. Er moest een schuld vereffend worden. Tussendoor vernam John Beckers ook dat zijn zoon homoseksueel was, en daar had papa ‘het moeilijk mee’. Dat specifieke ongemak zal ook wel van betekenis zijn, want in dit soort serie mag er wellicht geen mus van het dak vallen zonder gevolgen.
Het duurde wel erg lang vooraleer zijn naasten de verdwijning van Freddy Michielsen verontrustend begonnen te vinden, dacht ik. Voor hij levenloos werd aangetroffen, ging het gerucht dat hij zonder opgaaf van redenen, als in een opwelling, naar Spanje was afgereisd, en daar keek zelfs zijn eigen dochter niet raar van op. Ach, ik ben er het type niet naar om fictie aldoor op logica af te toetsen en ik ben al helemaal geen boekhouder van de normaliteit, want anders zou ik niet van fictie houden en noch minder van mezelf dan gewoonlijk.
Het geval wil dat ik na twee afleveringen nog altijd buiten ‘Over water’ sta, waar ik, veeleer onaangedaan, een afwachtende houding aanneem. We zien wel, en zodra we iets zien, zullen we daar te gelegener tijd verslag van uitbrengen. ‘We’: lang geleden dat ik me nog eens achter de pluralis modestiae, het bescheidenheidsmeervoud, heb verstopt. Ik wil er evenwel geen gewoonte van maken.
De weekenden
undefined
Canvas – 18 december – 193.359 kijkers
Halfweg de jaren 70 was groepstherapie erg in trek. Reken maar dat ik toen iemand anders was dan nu. Jong vooral en branieachtig; ik stond nog op scherp en bekwaamde me in een podiumkunst waar de oude Grieken al raad mee wisten. Ik herinner me dat er in het midden van de jaren 70, de tijdspanne tussen hippie en punk, even sprake was van groepstherapie in klasverband: wij, aankomende toneelspelers, moesten nu eenmaal in staat zijn om onze diepste roerselen op te baggeren. Die drab van de ziel moesten we vervolgens ontroerend en vakkundig zien aan te wenden in een rol. Daar kon ik inkomen, maar ik had geen zin om het vuile werk publiekelijk te doen, en al helemaal niet op aansporing van een geitenbreier op Zweedse klompen, zo’n type dat, naar mijn perceptie, een slijmspoor achterliet, zo’n halfzachte dodo in een tuinbroek waaraan ik indertijd instinctief het land had. De acteursopleiding werd goddank niet verrijkt met groepstherapie.
Telkens als ik het kringgesprek in ‘De weekenden’ zie, zweeft het agogencultuurtje van de jaren 70 me weer even voor de geest. Er steekt nog steeds een zekere tegenzin in me op, maar ik herstel me intussen steeds sneller. Het samenzijn in dit programma heeft ongetwijfeld iets weg van groepstherapie: ik merkte in ieder geval dat de acht deelnemers, met zorg bijeengebracht, elkaars gezelschap merkwaardig snel heilzaam begonnen te vinden en, hoe verschillend ze ook waren, steeds meer aan elkaar gehecht raakten. ‘We zijn nu familie,’ zei één van hen zelfs, en niemand sprak haar tegen. Nu ja, bonding is zo gepiept in tv-programma’s die daarop aansturen.
Het idee is simpel: acht mensen die voor een al dan niet pijnlijke wending staan, een lotswisseling, komen één keer per maand in het weekend bijeen in Wijnkasteel Haksberg in het Hageland, waar ze hun particuliere beslommeringen des levens, geïllustreerd met zelfgemaakte videobeelden, aan elkaar en aan intermedium Joris Hessels voorleggen. Jay is een zwarte hiphopper, een voortijdige schoolverlater die noodgedwongen bij zijn alleenstaande moeder woont, en vermoedt dat hij op het punt staat door te breken. Omar is een Syrische vluchteling die van hoger onderwijs in België droomt. Veerle werkt zich samen met haar vriend een slag in de rondte om een bioboerderij op te zetten. Lut is een schooldirectrice die met gemengde gevoelens haar nakende pensionering tegemoet ziet. Saillant detail: na 44 jaar huwelijk zijn zij en haar man vijf jaar geleden apart gaan wonen, maar ze zijn nog zodanig dik met elkaar dat zij niet zou willen dat hij het met een andere vrouw aanlegt. Liefde, neem ik aan. Aude, alleenstaande moeder, verloor kort na elkaar haar beide ouders. Het verdriet dat daaruit voortvloeide, dreef haar en haar vriendin uit elkaar, maar ondanks alles verlangt ze naar een tweede kind. Robin zit nog even in de schemerzone tussen vrouw en man, en ondergaat de werking van haar/zijn eerste testosteronkuur. Kris, weduwnaar en vader van twee pubers, verloor zijn vrouw aan borstkanker, en alsof dat nog niet genoeg was, kreeg hij daarna zelf keelkanker, een ziekte die hij nu te boven aan het komen is. Jo is een jonge parkinsonpatiënt die op het punt staat een apparaatje in zijn hersenen te laten inplanten dat zijn ziekte afremt. En tot slot is er de ontroerende Antonio, een lobbes van Italiaanse komaf, of anders een honingbeer, in ieder geval een goede, aimabele man die aan jongdementie lijdt en niet wil dat zijn vrouw Sonja ooit zijn billen zal moeten schoonvegen. Antonio, een man die van waardigheid weet, voorzag levensbeëindiging, maar zijn ziekte, het Grote Wissen, kon ineens in alle hevigheid toeslaan: voor euthanasie moet je wilsbekwaam zijn. Antonio had, op weg naar het einde, zijn huis verkocht en woonde sinds kort met Sonja in een flat. ‘Het is alsof ik in een hotel wakker word,’ zei ze enigszins beduusd in een filmpje. Ten overstaan van de groep sprak Antonio vrijelijk en bedaard over zijn eindtijd – ‘Mijn dagen zijn geteld’ – in een scène die me naar de strot greep. ‘Heftig,’ zou gastheer Joris Hessels zeggen. Hij is een invoelende man die net als in ‘Radio Gaga’ en ‘Wintertij’ op het juiste moment de juiste vraag stelt, en vooral: op gepaste toon. Op het juiste moment zijn kop houden kan hij ook. Dat zijn vriendelijke voorkomen over het algemeen weinig argwaan wekt, zal ook wel meegenomen zijn.
‘De weekenden’, een kluwen van levenslopen, is een ontroerend en zo nu en dan ook wel ongemakkelijk programma, dat de kijkers misschien aan de grillen van de existentie zal herinneren, waardoor ze even kunnen denken dat al hun ijdele, hijgerige en volslagen egomane gestreef volkomen naast de kwestie is. Na dat inzicht zullen ze vast op de oude voet voortjakkeren. Mogen ze vooral niet vergeten te ellebogen onder het netwerken! Laat dit, op een bepaalde manier, mijn bescheiden kerstgedachte van 2018 zijn, en let it snow, let it snow, let it snow.