Dwarskijker over 'Twee tot de zesde macht', 'Undercover' en 'Weg met ons ma': De één zijn première is de ander zijn laatste voorstelling
De sympathieke uitwaseming van Jeroen Meus, een natuurlijk voordeel, zal er altijd wel voor zorgen dat hem veel vergeven wordt
undefined
'De sympathieke uitwaseming van Jeroen Meus, een natuurlijk voordeel, zal er altijd wel voor zorgen dat hem veel vergeven wordt'
Twee tot de zesde macht
Eén – 24 februari – 1.250.765 kijkers
Van alle genres die de tv te bieden heeft, maal ik het minst om spelletjes en quizjes, zodat ook ‘Twee tot de zesde macht’ mij altijd al zo goed als onverschillig heeft gelaten. Deze keer ging ik er wel even voor zitten, want Jeroen Meus, de geliefde televisiekok, zou er zijn debuut als snaakse presentator in maken. Sommigen herinneren zich zijn voorganger nog.
Zo te horen vroeg Jan en alleman zich af of Meus wel overeind zou blijven als spelverdeler in dit op lachgolven deinende quizje. Ik twijfelde er niet aan dat hij dat varkentje wel zou wassen, want zijn sympathieke uitwaseming, een natuurlijk voordeel, zal er altijd wel voor zorgen dat hem veel vergeven wordt. Ik heb nogal wat kennissen met een slecht karakter die aan één stuk door foeteren op eenieder die zich op de televisie vertoont, ook wel omdat ze er ten onrechte van uitgaan dat ze me daar een plezier mee doen. Wel, het valt mij op dat die stukken chagrijn Jeroen Meus, de professionele huisvriend, ongemoeid laten en zelfs toegeven dat ze hem te gelegener ure, vóór Ben Crabbé opdoemt, graag een ui zien snipperen. Ik zie hem ook graag blindelings in die la met specerijen grabbelen.
‘Blij dat u op zondagavond nog zin hebt in een lekkere vraag, een sappig weetje en een smakelijke lach,’ sprak Jeroen, want zijn debuut bij ‘Twee tot de zesde macht’ zou, kwestie van ons aan zijn hoofdbezigheid te herinneren, nadrukkelijk in het teken van eten en de keuken staan. ‘We tafelen gezellig verder in de tweede ronde’: dat soort werk. Voorts zou hij, net als in ‘Dagelijkse kost’, de woordspeling niet uit de weg gaan, ook al is zo’n occasioneel jeu de mots soms van dien aard dat de humor in ’t algemeen er een slechte naam door dreigt te krijgen. Het kunstje is in dat geval: doen alsof je maar al te goed weet dat je je aan een flauwe woordspeling bezondigt. Als je dát dan komisch uitspeelt, is er niets aan de hand. Jeroen Meus kent die kneep. ‘Als ik Brood zou heten, dan noemde ik mijn zoon Frans.’ De rest is rijden op een lachgolf.
Fijn dat Jeroen het over ‘weetjes’ had en niet over ‘wist-je-datjes’, een term die zijn voorganger Bart De Pauw, een televisiemaker van betekenis, gaarne bezigde. Toespelingen op Bart De Pauw, die in volle vrijheid een onbeperkte gevangenisstraf uitzit, bleven uit: mogelijk uit kiesheid, of anders omdat Bart De Pauw ter hoogte van de Reyerslaan taboe is. Zo’n weetje, voorheen wist-je-datje, was bijvoorbeeld dat hedendaagse Duitsers de bieryoga in het leven hebben geroepen: bier hijsen tijdens yogaoefeningen. Eerst de Birkenstocks, en nu dít. Let wel: ik sleep er de oorlog en de bezettingstijd niet langer bij.
De twee Bekende Vlamingen die in het deelnemersveld opglommen, waren deze keer Véronique De Kock, die naar eigen kirren haar tv-carrière tot paneltjes heeft beperkt, en de acteur Wim Opbrouck, een man van het theater die steeds meer schik in de bijrol van televisiepersoonlijkheid lijkt te hebben – weet ik veel wat voor dampen er allemaal van die baksels afslaan in ‘Bake Off Vlaanderen’. De echte kandidaten leken veeleer aangenaam en levenslustig gezelschap waaraan een strenge, maar daarom niet minder humoristische selectie was voorafgegaan. Neem nu de welgedane Robin, een burgerlijk ingenieur die voor alle zekerheid negen jaar over zijn studie van vijf jaar had gedaan – eindelijk eens een burgerlijk ingenieur naar mijn hart! Daarbovenop was hij een ervaringsdeskundige inzake fastfood: hij kende alle soorten hamburgers proefondervindelijk. Denk je dat zijn examinatoren dáár ooit naar hebben gevraagd in die negen jaar? Vergeet het maar!
Ik zou het over Jeroen Meus hebben: hij wist zich meer dan behoorlijk te redden in ‘Twee tot de zesde macht’, maar dat betekent nu ook weer niet dat ik van dit zondagse divertimento alsnog een gewoonte à la ‘Dagelijkse kost’ ga maken.
undefined
Undercover
Eén – 24 februari – 1.244.359 kijkers
Om te beginnen hief de jonggestorven dialectzanger Jo Erens (1928-1955) zijn hymne ‘Limburg allein’ aan, cultureel erfgoed in de Lage Landen. We zagen intussen bucolische beelden van die zomergroene provincie. Daaroverheen klonk de stem van Manou Kersting op, die ons in opgevoerd Antwerps warm maakte voor het natuurschoon in Limburg, dat alom tot mooie wandelingen met het hele gezin noodde. Al snel sloeg zijn toeristische stemming om: ‘Bijna alle xtc ter wereld wordt hier geproduceerd. Vijfhonderd miljoen pillen. Limburg is het Colombia van de xtc.’ En nu jij weer. Die toonzetting, waarin de lieflijke lofzang van Jo Erens ineens een wrang-ironische bijklank kreeg, was een interessant voorsmaakje.
In de openingsscène kregen twee met een voetboei aan elkaar geklonken oosterlingen, zo te zien moderne slaven in een drugslab, onenigheid met elkaar. De ene stak de andere dan maar overhoop, waarna hij zich van dat lijk aan zijn been moest zien te ontdoen. Ten tweeden male waren dat mes en een primitieve snijtechniek, waar je in de slagersvakschool vast een standje voor krijgt, hem dienstig. Toen hoorden we al te weten dat we in ‘Undercover’ niet op politiek correct geweld moesten rekenen.
De geboren actiefiguur Tom Waes, latente stuntman en tevens occasioneel acteur, zet in deze serie de undercoveragent Bob Lemmens neer, een mannetjesputter wiens fieselemie te kennen geeft dat je altijd een kopstoot van hem kunt krijgen, al was het maar om te oefenen. Samen met undercoveragente Kim de Rooij (Anna Drijver) moet hij op Camping Zonnedauw de gangen van Ferry Bouman (Frank Lammers) nagaan, een weldoorvoede Nederlander die, omringd door zijn overgevoelige gade en ongevoelige trawanten, voor gezellige campingrecreant speelt en dan ook van alles joviaal op de barbecue kwakt, maar in het echt in xtc grossiert en niet op een liquidatie meer of minder kijkt. De macho Bob Lemmens, die undercover Peter heet, ziet zijn vrijgevochten en eigengereide collega Kim De Rooij – undercovernaam: Anouk – met enige wrevel aan, al is de kans niet gering dat die twee in elkaar verwikkeld zullen raken. Een caravan delen is, alle professionalisme ten spijt, riskant, ook al bleek aan het eind van deze aflevering dat Bob Lemmens in zijn privésfeer een enthousiaste echtgenoot en huisvader is. Problematieken horen zich nu eenmaal op te stapelen in series.
Het komt me voor dat een zekere overdrijving de meeste personages in deze serie verbijzondert: de meeste acteurs mogen het zogeheten realisme blijkbaar een beetje oprekken. Dat het in tv-drama, en in drama tout court, net ietsje meer mag zijn, heb ik altijd al mooi gevonden, want fictie die een nauwgezette kopie van de werkelijkheid wil zijn, doet zowel de fictie als de werkelijkheid tekort. De kunst is: beheerst overdrijven, en soms is dat millimeterwerk. Rakelings langs het cliché scheren, waardoor het ophoudt een cliché te zijn, vind ik ook spannend. Alleen Kevin Janssens mag een stapje verder gaan: hij speelt Jurgen Van Kamp, de schoonzoon van de vleugeladjudant van Bouman, een jongen van wie gezegd wordt dat hij ‘een mislukte kickbokser met een agressieprobleem’ is, iemand die denkt dat de hoofdzaak van het hoofd de kopstoot is, áls hij met datzelfde hoofd al denkt. Ik voorvoel dat ik me nog met hem ga vermaken.
Het is onzinnig om nu al iets over de serie ‘Undercover’ te beweren, maar in ieder geval was de eerste aflevering een lineaire kijker als ik die zondagavond in februari niet onwelgevallig.
undefined
Weg met ons ma
VTM – 25 februari – 374.353 kijkers
Als ik het goed heb, is ‘Weg met ons ma’ een onacademisch onderzoekje naar de fameuze moeder-kindrelatie, gekoppeld aan een doevakantie die op een hindernissenparcours in den vreemde neerkomt. De actrice Ruth Beeckmans vroeg zich op inblazing van dit programma hardop af hoe goed ze haar moeder kende. Ze ging ervan uit dat mama een volstrekt onavontuurlijk type was, een vrouw die wegens haar verknochtheid aan twee teckels nooit op reis ging en overal gevaar zag. In schril contrast met dochterlief.
Dit tweetal zette koers naar Zuid-Afrika, waar de moeder volgens haar dochter aan één stuk door de wilde dieren zou vrezen, die geen kans laten voorbijgaan om zich aan een sappige mens tegoed te doen. Voor alle veiligheid gingen ze eerst bij een medicijnman langs, die hun een poeder toestopte dat naar verluidt gifslangen, neushoorns en leeuwen ontmoedigde. Door in een hoopje botjes en ruggenwervels te graaien en daar méér in te zien dan een oningewijde vergund is, kon die medicijnman opmaken dat Ruth en haar moeder het vaak oneens waren. Oprecht wonderlijk, vooral als je de wetenschap even buiten beschouwing laat en er in één moeite door van uitgaat dat de aarde plat is.
Ruth en haar moeder gingen mee met een patrouille die op stropers joeg. De patrouilleleider zei dat ze, mocht zich een nijlpaard aandienen, op zijn teken vliegensvlug achter een boom moesten gaan staan. Zo mooi werd het niet. Ik kon nergens uit opmaken dat de moeder bang was, ook niet toen ze zich in een bijtpak had gestoken waar de patrouilleleider voor de gezelligheid zijn kwaaie honden op losliet. Ze gaf ook geen krimp toen ze, weliswaar beschermd door een kooi, tussen de krokodillen zwom. En toen ze, zonder gordel om, meereed met een stuntpiloot die aan spinning deed – als gek rondtollen met een auto – bleef ze stoïcijns het einde van de dollemansrit afwachten. Haar dochter schreeuwde het intussen met gesperde ogen uit op de achterbank: ‘Stóóóóóóóóóp!’
Volgens haar moeder maakt Ruth Beeckmans thuis niet vaak genoeg schoon. Er is altijd wel iemand te vinden die op zulke informatie zit te wachten. De eerste aflevering van ‘Weg met ons ma’ zal mogelijk een mooi souvenir voor de moeder en dochter in kwestie zijn, maar er is net iets méér nodig om de belangstelling van een doorgaans ontvankelijke buitenstaander als ik te wekken.
Rudy Vandendaele