'Een ongeluk komt nooit alleen' Dwarskijker over 'Thuis', 'Wat nu Europa?' en 'Switch'
Ik heb 'Thuis' meer dan eens horen prijzen vanwege zijn realisme, waaruit ik gaarne besluit dat ik mijn willekeurige medemens wel nooit helemaal zal begrijpen.
Thuis
Eén – 24 juni
Op een avond in 2010, na een accelererende redenering die op twee wielen door de bocht gierde, kwam Sven de Leijer in ‘De laatste show’ tot de slotsom dat ‘Thuis’ zich noodzakelijkerwijs in Wespelaar moest afspelen, een deelgemeente van Haacht. Daar ben ik dan weer niet zo zeker van, want het leefklimaat in ‘Thuis’ lijkt me veeleer kleinsteeds dan plattelands, al valt er nauwelijks buitenlucht in waar te nemen. Wespelaar beschikt bijvoorbeeld niet over een taxicentrale, maar dan weer wel over een arboretum, waar niemand een taxi belt teneinde van de ene markante boom naar de andere gebracht te worden. Het vermoeden rijst dat ‘Thuis’ zich in een verdoemd provinciestadje afspeelt. Enkele inwoners die in deze soap worden uitvergroot, krijgen zo veel rampspoed te verduren dat de burgemeester van dat nest de wereld al jaren een verklaring verschuldigd is, liefst op CNN. Maar wie ís in godsnaam die burgemeester? En waar hangt hij uit als je hem nodig hebt? En wat denkt de wetenschap over die godvergeten stapeling van persoonlijke sores, noodlottigheden en zware criminaliteit die telkens als de zomer aanbreekt niet te vermijden is op die ene plek, die geografisch ook nog eens om een of andere reden in het vage wordt gelaten? Hoewel het nog lang niet verklaard is, heeft het verschijnsel al een naam: ‘seizoensfinale’. Ik heb ‘Thuis’ meer dan eens horen prijzen vanwege zijn realisme, waaruit ik gaarne besluit dat ik mijn willekeurige medemens wel nooit helemaal zal begrijpen. Even goede vrienden, daar niet van.
Eén van de hoogtepunten van deze seizoensfinale was een trits moorden waarvan we niet weten of ze alle drie geslaagd zijn en dus de dood tot gevolg hebben, zoals je dat van een beetje moord toch mag verwachten. Het moet gezegd: Hélène (Camilia Blereau) zag er, nadat ze door William Degreef (Luk De Koninck) buiten beeld koud was gemaakt, behoorlijk overleden uit voor haar leeftijd. Hetzelfde geldt voor Marianne (Leah Thys), die, voor ze vermoord werd, al op eigen kracht lag te zieltogen in een ziekenhuisbed. ’t Zou me niet verwonderen dat ze, onberispelijk gecoiffeerd, in de nazomer alweer op zal staan uit de dood, al was het maar wegens een verhaallijn te harer gunste. De dynamiek van de scène waarin William Degreef haar ambachtelijk smoorde met een hoofdkussen, deed me aan gruwel uit de zwijgende film denken: ik hoorde er in gedachten dreigende pianomuziek bij, crescendo. De moord op Tom (Wim Stevens), die zijn moeder net iets te laat te hulp was gestommeld, leek een toegift. Voor het overige schuilt de kracht van ‘Thuis’ misschien wel in de aldoor realistisch gespeelde ongeloofwaardigheid.
De gekwelde Frank Bomans (Pol Goossen), nog altijd mijn favoriete personage, putte zich uit in een nagekomen liefdesverklaring aan Simonne Backx (Marleen Merckx); hij wilde alles weer goedmaken, maar zij bleef het hem kwalijk nemen dat hij maar niet kon verdragen dat hun zoon in ‘Thuis’ zonder nader overleg van geslacht was veranderd. En dan te bedenken dat zoonlief in zijn oorspronkelijke sekse een nieuw leven was begonnen in ‘Familie’, en dat wéét Frank Bomans niet eens, want contractueel mag hij niet naar de VTM kijken. Een ander hoogtepunt was Frank Bomans die van pure frustratie over de rooie ging, zonder het decor schade toe te brengen, want dat moest volgend seizoen ook nog meegaan. Waaraan zou Pol Goossen, een liefhebber van inkeer en stilte, gedacht hebben toen hij voor de camera, in de gedaante van Frank Bomans, machteloos begon te stampvoeten, tegelijk ineenkromp en als bezeten opveerde, en daarbij de pijnlijke weeklacht van een aangeschoten eland voortbracht? Aan de Thuisdag misschien, en aan bewonderaars die zelden aan de echtheid van ‘Thuis’ twijfelen en één zondag lang allemaal tegelijk met hem op de foto wilden.
Simonne Backx had zoals gebruikelijk redenen zat om in tranen uit te barsten, maar helaas was haar mascara waterproof: als ze bittere tranen huilt, wil ik de zwarte slakkensporen van de tragiek zien, anders hoeft het niet voor mij. Nu ik het toch langs de neus weg over Simonne Backx heb – hier past een roddeltoon: op een gegeven moment begon ze goddomme tijdens een onverhoeds tête-à-tête met niemand minder dan Waldek Kosinski (Bart Van Avermaet), de Poolse loodgieter, te tongen. Ik moet het hem nageven: na al die jaren muilt hij vrijwel accentloos. Kijk, dat noem ik nog eens integratie.
Nog één jaartje slapen en ’t is weer seizoensfinale.
undefined
undefined
'Het Britse volk heeft voor het overgrote deel geen sjoege van de werking van de EU'
Wat nu Europa?
Eén – 24 juni
Een ongeluk komt nooit alleen: de seizoensfinale van ‘Thuis’ viel nagenoeg samen met de brexit. Hoewel ik van jongs af aan het pessimisme belijd, keek ik toch raar op toen de wekkerradio mij die vrijdagochtend meldde dat een meerderheid van de Britten de EU de rug had toegekeerd, waardoor de brexit op slag een onomkeerbaar historisch feit was. Ik hoorde Nigel Farage te hard over ‘onafhankelijkheidsdag’ juichen. Een anoniem vrouwspersoon zei dan weer dat Winston Churchill vast trots was geweest op de brexit, met een ondertoon van: ‘En dáár doen we het tenslotte voor.’ Zulk gekwaak zou je niet verwachten van een volk dat in een tijdspanne van nauwelijks vier eeuwen zowel William Shakespeare als The Beatles heeft voortgebracht. Tegelijk ben ik er diep van doordrongen dat je maar beter niets, of toch vooral niets goeds, van om het even welk volk kunt verwachten.
Je kon er donder op zeggen dat de televisie ’s avonds, bij wijze van eerste hulp bij onwetendheid en paniek, met een gelegenheidsprogramma voor de dag zou komen, en ja hoor. Ivan De Vadder, Lieven Van Gils en een gemêleerd gezelschap – een krans van volslagen leken, een aantal specialisten en enkele verwoede sprekers daartussenin – hadden aan de gesprekstafel plaatsgenomen. De enen moesten in de loop van dit programma voor de anderen opkrassen. Ook Leah Thys was erbij, die zich tien jaar lang in ’t perfide Albion verdienstelijk had gemaakt als dramacoach en dan ook aan anti-Europese kreten gewend was. Ze zei dat gesmoord worden met een hoofdkussen geen pretje is, ook niet als je het acteert. Ongemerkt naar lucht happen terwijl je in de ogen van het iets te ruime publiek de verstikkingsdood sterft, zou op zichzelf al een kunst zijn, maar nog het meest een hels karwei. Word nooit acteur. Aangaande de brexit sprak Leah Thys: ‘Ik weet niet of ik voor of tegen ben. Ik ben niet goed genoeg geïnformeerd. Ik had me er meer mee moeten bezighouden.’ Waarna ze zo dartel mogelijk naar een eindeseizoensfeestje van ‘Thuis’ vertrok. In de vlucht deelde ze nog enkele badges ter overbodige promotie van die soap uit – ze leek er op te staan dat Marianne Thyssen er eentje in ontvangst nam.
Jef Neve, de Europese jazzpianist, ontpopte zich als een hartstochtelijke verdediger van de EU, maar dan vooral in romantische zin: ‘Alle Menschen werden Brüder’ en daarmee uit. Hij hield staande dat het Britse volk, dat voor het overgrote deel geen sjoege heeft van de werking van de EU, misleid was door wellicht de goorste populaire pers ter wereld, in samenwerking met types als Boris Johnson en Nigel Farage. Jean-Marie Dedecker, de voormalige volkstribuun, sprak al wat pro-EU was met luider stemme tegen, alsof hij op een omgekeerde bierkrat en zonder geluidsversterking tegen aanzwellend kroegrumoer moest optornen. Hij was wellicht uitgenodigd als ervaringsdeskundige inzake populisme en als verkondiger van de publieksvriendelijke theorie dat de EU in de eerste plaats op een bureaucratische samenzwering neerkomt, en op grootschalig zakkenvullen en grensoverschrijdende geldverkwisting op de rekening van de kleine man, die mogelijk Jean-Marie Dedecker heet. Als hij het woord ‘eurofiel’ in de mond nam, klonk het meteen als een scheldwoord. Ach, de allerlaatste LDD’ers verwachten nu eenmaal die teneur en toon van hem. Ondertussen twijfelt hij er nog altijd niet aan dat het meervoud van ‘zaak’ ‘zakens’ is, en daar zal een brexit zo te horen geen verandering in brengen, laat staan de algehele instorting van de EU en dergelijke zakens. Er was kennelijk behoefte aan een nog lawaaiiger tegengeluid, want ook Prem Shivram Shaw Radhakishun maakte zijn opwachting. Ik zal hem, om tikfouten te vermijden, voortaan maar Prem noemen, zij het met de nodige distantie. Als Lieven Van Gils al eens vreesde dat de gasten van z’n talkshow gezamenlijk zouden indommelen, placht hij de professionele lawaaimaker Prem uit Nederland te doen overkomen, een ware attractie inzake vrije meningsuiting en gratuit geroep in de rondte. Zijn binnenkomer luidde dit keer dat hij een dronk uitbracht op de triomf van de democratie die tot de brexit had geleid. Prems iets te nadrukkelijke aanwezigheid zorgde er merkwaardigerwijs voor dat ik ineens blij was met de uitgestreken en koudbloedige houding van Karel De Gucht, die de huidige EU tot nut van ’t algemeen zo illusieloos mogelijk definieerde:
‘Natiestaten die vinden dat ze moeten samenwerken om iets in de wereld te bereiken. En dat gebeurt met horten en stoten. Dát is Europa.’ Idealen zijn niet ideaal. De economen in dit programma, Paul De Grauwe en Geert Noels, vielen me ook niet tegen: hoewel ze zich onbevoegd verklaarden om die vrijdagavond stante pede de economische gevolgen van de brexit te voorspellen, zaaiden ze ook geen paniek, terwijl het me voorkomt dat vooral Geert Noels anders wel een zeker genoegen beleeft aan slecht weer in de economie. Meestal had hij, achteraf bekeken, de bui allang zien hangen, maar niemand wilde toen luisteren.
Ik vermoed dat Lieven Van Gils in ‘Wat nu Europa?’ vooral over de beleving van de brexit moest waken. Aan Ivan Ollevier, de omroepjournalist die zich in het Verenigd Koninkrijk heeft gespecialiseerd, vroeg hij: ‘Ik ken je als een rasechte anglofiel, maar ze willen van ons af, Ivan. Hoe vat jij de brexit persoonlijk op?’ Ivan Ollevier had, alvorens in snikken uit te barsten, kunnen antwoorden: ‘Mijn wereld is ingestort, Lieven. Ik heb vanmiddag zeker een uur aan de oever van de Theems gestaan, ten prooi aan de somberste gedachten. Waar heeft mijn anglofilie in godsnaam toe gediend? Weet jij het, Lieven, weet jíj het?’ In werkelijkheid zei hij droogweg: ‘Ik ben journalist genoeg om de brexit niet al te persoonlijk op te vatten,’ waarna hij spoorslags een onderwerp aanroerde dat er op deze historische en hysterische dag toe deed. Mijn complimenten.
Drie dagen later zei Martine Tanghe in het zevenuurjournaal: ‘De beurzen hebben de verliezen na de bekendmaking van de brexit grotendeels goedgemaakt, maar de waarde van het pond ten opzichte van de euro blijft lager dan vóór het referendum. Een hotelkamer in Londen wordt goedkoper voor ons. Gaan shoppen in Londen kan een idee zijn voor de komende week.’ Mevrouw Tanghe, die de gevoelswaarde van het nieuws altijd gepast weet te veruiterlijken, glunderde even. Alsof ze zichzelf al verzaligd in de Eurostar zag zitten, in het bezit van vier tot barstens toe gevulde Big Shoppers.
Brexit? What Brexit?
undefined
undefined
'Switch' navertellen doet me acuut naar vakantie verlangen, merk ik'
Switch
Eén – 27, 28 & 29 juli
‘We gaan gewoon switchen,’ sprak de breed inzetbare Adriaan Van den Hoof, die in ‘Tegen de sterren op’ ooit de beste Jeroen Meus sinds Jeroen Meus was. ‘Ja, laten we gewoon switchen,’ zei ik gedwee, en weldra zat ik tot m’n nek in een spelletje waarmee Eén in primetime de zomer hoopt door te komen. Het decor bracht me een welbepaalde plattelandsdiscotheek in herinnering, waar ik me omstreeks 1970 à ’71 weleens heb vergaapt aan vloeistofdia’s. Ik heb er ook iets te expressief gedanst op ‘Get ready’ van Rare Earth, een track van 21 minuten en 32 seconden, en ik was er zo goed als verliefd op een begeerlijke boerenmeid met wie ik helemaal klaar was zodra ik haar eindelijk kon krijgen: die tijd bedoel ik. Te lang geleden om er nu nog plezier aan te beleven. Op een wand van ‘Switch’ meen ik een onderwaterwereld op het droge te zien, iets met luchtbellen die ook niet precies weten waar ze rond deze tijd van het jaar heen moeten. Nu, decors van spelletjes verdienen zelden schoonheidsprijzen: opzettelijke kitsch lijkt zelfs een vereiste van het genre. Er is vast over nagedacht. Ieder z’n vak.
Het spelletje zelf is me enigszins sympathiek omdat het zich niets lijkt aan te trekken van de digitale revolutie: je zou het op een bonte avond in 1970 à ’71 ook live hebben kunnen spelen in een parochiezaal, met het geloei van tochtige koeien op de achtergrond. Of het daardoor ouderwets is, of juist van alle tijden en zelfs universeel, laat ik voor de gezelligheid liever in het midden.
‘Switch’ is een spelletje – ‘quiz’ lijkt me een iets te duur woord – waar geen punten aan te pas komen. Er zijn vijf beschikbare plaatsen, van 5 tot 1 en omgekeerd. Wie een goed antwoord geeft, neemt de plaats in van de kandidaat die rechts van hem staat en schuift dus op in de richting van 1; wie fout antwoordt, moet van plaats wisselen met de kandidaat links van hem, waardoor hij of zij naar 5 afzakt. ‘Switch’ navertellen doet me acuut naar vakantie verlangen, merk ik. Enfin, ’t is een soort stoelendans waarbij je de stoelen moet wegdenken.
Ik denk dat ik bij een bepaalde lichtval voor een taalminnaar zou kunnen doorgaan, zodat ik ook van taalspelletjes houd, tot de onnozelste toe: de vragen in ‘Switch’ zijn thematisch, en hun thema zit eerst verborgen in een zelfgebakken nonsensicaal woord als ‘oorgehl’, waar de kandidaten dan ‘horloge’ in moeten ontwaren. Daar heb je dat intense verlangen naar vakantie weer.
Ik las dat Adriaan Van den Hoof aldoor ad rem moest zijn in dit spelletje, wat vast een beproeving is. ‘Switch’ is per slot maar een vakantiebaan. Hij lijkt dan ook veel liever met de kandidaten te dollen dan dat hij de ene geestigheid na de andere aan ze vergooit. Verplaatst een van hen zich op gezondheidsschoeisel van het merk Birkenstock, dan zal Adriaan haar daar met een zekere vasthoudendheid aan herinneren. Is een kandidaat geboortig uit Limburg, dan begint Adriaan Van den Hoof in een reflex parodistisch Limburgs te spreken, en als die Limburger in Antwerpen blijkt te wonen, dan ligt de vraag ‘Begrijpen ze je daar?’ blijkbaar voor de hand. Limburgers kunnen doorgaans beter naar algemeen Nederlands switchen dan de andere volksstammen in dit land: laten we het daar maar op houden. Verbazend ook dat iemand nog van ‘het verre Limburg’ gewaagt als je bij Virgin Galactic een ruimtereis kunt boeken.
Het daagt me ineens dat ‘Switch’ het voorprogramma van ‘F.C. De Kampioenen’ is.
Rudy Vandendaele