BOEK★★★★★
‘Een sleepnet in de Marianentrog’ is een subliem debuut dat verwondert, verheldert en verdiept
‘Kind geweest zijn is zoiets als dronken geweest zijn op een feest waar de anderen nuchter waren. We weten dat we er waren, dat we geen remmingen hadden en de aandacht wilden trekken, maar we herinneren ons slechts brokstukken en losse beelden.’ Dat is de openingszin van het openingsessay in het debuut van een 33-jarige auteur die meteen haar literaire hengel uitgooit, de lezer doet happen en 335 bladzijden lang weigert los te laten. Ida Lødemel Tvedt trekt je aan land in het Noorwegen van haar kinderjaren en overgiet je zintuigen met mentale souvenirs en onbegrensde verbeelding. Ze neemt je mee door haar eigenzinnige adolescentie, om uit te komen bij een volwassenheid waarin we ‘met een enorm sleepnet achter ons aan onze herinneringen overbevissen’. Nadat je al dan niet de drang hebt weerstaan om de proloog te kopiëren en in honderdvoud op trein en bus achter te laten, word je in de volgende essays meegenomen naar New York, waar ze eerst filosofie en politicologie heeft gestudeerd en nu lesgeeft in literaire essayistiek.
Autofictie, essays en memoires zijn hot, maar Ida Lødemel Tvedt is niet de zoveelste navelstaarder uit de selfiegeneratie. Net als Annie Dillard, Rebecca Solnit, Judith Schalansky en Roxane Gay beschikt ze over de gave om aan te voelen waar ze zichzelf moet wegcijferen, dan wel haar eigen positie moet etaleren en met persoonlijke anekdotiek illustreren. Ze weet wanneer ze een onderwerp frontaal of via een zijingang moet behandelen en op welk moment ze naar een metaniveau kan springen om zelfkritisch haar eigen denkproces bloot te leggen. Ze verzamelt pareltjes uit onze filosofische en culturele schatkist en koppelt taal, tempo en toon naadloos aan inhoud: zo schalt een stuk over het schoonheidsideaal vanuit een uitgesproken ‘wij vrouwen’ en blijft een angstaanjagende alt-right man die ze in Brooklyn ontmoet, zo uitvoerig aan het woord dat zijn paranoia je huiskamer binnendringt.
Of het nu over porno, autisme, stand-upcomedy of collega-schrijvers gaat, telkens vat Tvedt met precisie de essentie en spint ze er met vrije maar doordachte associaties ideeën rond, die ze vervolgens met een citaat van Susan Sontag, Jean-Paul Sartre of Leonard Cohen opsmukt. Hoewel ze haar pen na elke bladzijde door de messenslijper lijkt te halen, houdt ze bedachtzaam het midden in verhitte polemieken rond Black Lives Matter, culturele toe-eigening en #MeToo. In tijden waarin men zich terugtrekt in digitale loopgraven, sta je het best bescheiden en genuanceerd tussen twee tegenpolen.
Is de bundel dan over de hele lijn makkelijk verteerbaar? Toch niet. Sommige passages vergen de inspanning van een eerstejaarsstudent die het tijdens een uiteenzetting over de fenomenologie van Heidegger in Keulen hoort donderen. Bij sommige opmerkingen denk je eerst: oei, dat is wel zeer kort door de bocht. Maar bij herlezing moet je wel de onweerlegbare of op z’n minst verdedigbare aard van haar discours erkennen. Zelfs bij kwesties die verder van je bed zijn, veegt het citeerbare karakter van haar formuleringen het slaapverwekkende weg.
Deze subliem door Geri de Boer vertaalde bundel verwondert, verheldert en verdiept. Hij haakt de onverschrokkenheid van een groen blaadje aan de wijsheid en kennis van iemand die al eeuwen in Borges’ oneindige bibliotheek lijkt rond te neuzen. Benieuwd wat de negen andere boeken in mijn eindejaarslijstje worden.