Elena Ferrante - Frantumaglia
In 2003 verscheen in Italië een correspondentieboek van een Premio Strega-winnares die met ‘Kwellende liefde’ (1992) en ‘Dagen van verlating’ (2002) toen twee romans had geschreven die buiten de laars nauwelijks gelezen werden.
Zestien jaar later is Elena Ferrante een wereldwijd fenomeen, even bekend van haar kwartet Napolitaanse romans over twee vriendinnen die opgroeien in de gewelddadige Campanische havenstad als van de hardnekkigheid waarmee ze haar echte identiteit afschermt. De eerste editie van ‘La frantumaglia’, zoals het boek in het Italiaans heet naar een veellagig woord uit het dialect van Ferrantes moeder, was een verzameling brieven, notities en interviews die de schrijfster schoorvoetend liet publiceren. Wie hoopt in de recent verschenen Nederlandse vertaling definitief te weten te komen wie de echte Elena Ferrante is, krijgt, geheel in de lijn der verwachtingen, een antwoord dat geen antwoord is.
Hoewel hier en daar wel degelijk weetjes te rapen vallen over de achtergrond van de mysterieuze figuur, is een al te groot deel van het cahier een verklaring in verschillende vormen voor de onbekendheid van één van Italiës bekendste romancières. De redenen voor Ferrantes zelfgekozen anonimiteit zijn inmiddels vaak genoeg besproken, liggen nogal voor de hand en zijn absoluut niet boeiend genoeg om er een heel boek mee te vullen: het mediacircus (en onder premier Silvio Berlusconi mocht het wellicht met nog net iets meer recht een circus genoemd worden) zou te veel een personencultus geworden zijn die niet meer echt om literatuur geeft. Daar is evenveel voor te zeggen als ertegen in te brengen valt. Uiteraard verdedigt Ferrante vooral haar recht op afwezigheid en het primaat van de tekst, al zet ze daarbij diegenen die in haar identiteit geïnteresseerd zijn soms al te makkelijk weg als oppervlakkige lezers.
In ieder geval trakteert Ferrante zowel haar ‘echte’ als haar ‘onechte’ lezers ook op interessantere flarden tekst en gedachtekronkels in deze met documenten uit de periode tussen 2003 en 2016 aangevulde versie van de oorspronkelijke uitgave. Tussen de vaak iets te breedvoerige onderzoeken naar de drijfveren van haar personages, de voorspelbare vragen van interviewers en Ferrantes even voorspelbare antwoorden wordt een auteur zichtbaar die bevlogen en erudiet spreekt over de rol van Napels in haar fictie, over de literaire en culturele tradities waaruit haar romans ontstaan, over het schrijfproces, en zelfs, heel af en toe, over zichzelf.‘Frantumaglia’ lezen is ploegend lezen. Een soms zwaar en vervelend karwei, maar wie zich geconcentreerd achter de roestige ploegschaar zet, zal in de omgewoelde aarde hier en daar iets van grote waarde aantreffen. Ferrantes wijsheid en gevatheid zit nu eens in een nooit verzonden maar snedig antwoord aan een journalist, dan weer in een ongepubliceerd stukje roman, in een aantal regels over een kappertjesplant of in een filering van de figuur Berlusconi waarin de staatsman niet eens genoemd wordt.
Als non-fictieve aanvulling bij de romans lijkt ‘Frantumaglia’ vooral iets voor hardnekkige Ferrante-fans en allesverzamelaars, hoewel het ook voor hen eerder een boek zal zijn om occasioneel in te snuisteren en zich af en toe te verkneukelen bij een brief of dwars idee van hun favoriete schrijfster. Als echter ooit bekend wordt wie achter het pseudoniem schuilgaat en we dus zeker zullen weten of deze verzameling geschriften geklasseerd mag worden bij de non-fictie of de fictie (als Ferrante bijvoorbeeld toch een man zou blijken), dan zou ‘Frantumaglia’ weleens een sleutelwerk in de hele literaire maskerade kunnen zijn. Het is hoe dan ook een uitdagend en gelaagd werk dat zijn geheimen niet zomaar prijsgeeft.