Elvis Costello - National Ransom
Er bestaan muzikanten die dik elf jáár in de studio zitten om een plaat te maken. Er bestaan, beste Axl , ook muzikanten die dat op elf dágen doen: Elvis Costello bijvoorbeeld, die onlangs een studio in Nashville binnenstapte en daar nog geen twee weken later weer buitenkwam met 'National Ransom', een plaat die volgestanst is met muziekjes uit alle hoeken van Amerika: wat folk hier, wat country daar, flink wat rock-'n-roll uiteraard, en tussendoor mocht er al eens gecroond worden, of geknipoogd richting jazz - allemaal opgenomen met de hulp van zijn vaste buddy's T-Bone Burnett, Steve Nieve en Pete Thomas, uiteraard, maar ook van rasmuzikanten als Marc Ribot, Buddy Miller en Leon Russell .
Kortom: 'National Ransom' sluit naadloos aan op 'Secret, Profane and Sugarcane', de uitmuntende en evenzeer gevarieerde Costello/T-Bone Burnett-samenwerking die vorig jaar uitkwam. Maar er is een maar: deze plaat is net iets minder goed dan die voorganger.
Het voornaamste probleem is dat Costello de lat voor zichzelf in de loop der jaren op Tia Hellebaut
-hoogte gelegd heeft, en dat hij met 'National Ransom' 'maar' over 1,97 meter gaat.
Neem nu de opener/titelsong: een rocker, en lang geen kwaaie rocker, alleen heeft Costello in dat genre al minstens twintig bétere nummers geschreven (check 'This Year's Model', 'Armed Forces' of 'The Delivery Man' maar). 'Five Small Words'
kampt met hetzelfde probleem, en 'The Spell That You Cast'
is zelfs warrig: een combinatie van drie halve muzikale ideeën, maar geen sterke song.
In 'One Bell Ringing'
lijkt hij op zijn eentje Crosby, Stills, Nash
énYoung
achterna te willen: ook niet echt zijn meest geslaagde idee, als u het ons vraagt.
Aan de andere kant: zelfs al is 'National Ransom' dan niet het hoogtepunt uit Costello's rijkgevulde carrière, dan nog etaleert de man meer dan voldoende vakmanschap en kwaliteit om geregeld bewondering af te dwingen.
Met 'Bullets for the New-Born King'
bijvoorbeeld, dat behalve een prima titel ook een prima song blijkt: Costello kruipt er, slechts bijgestaan door zijn akoestische gitaar en een streepje double bass van Dennis Crouch
, in de huid van een moordenaar met spijt.
En de wrange maar excellente 18-karaatspopsong 'Church Underground'
of de geweldige countrysleper 'All These Strangers'
zijn het soort nummers waar de concurrentie een rechterarm voor veil heeft. En laten we vooral ook het ijzersterke 'Dr. Watson, I Presume'
niet vergeten, een zéér mooi eerbetoon aan bluegrasslegende Doc Watson
.
Onze conclusie: te genieten, maar met mate.
P.S.: Zeer fijne hoestekening van de cartoonist Tony Millionaire
overigens. Zou iemand ze met onze groeten aan Maurice Lippens
willen bezorgen?