Eric Clapton - I Still Do
Ik durf er onkruidverdelger van een goed jaar op in te nemen dat dit artefact gemaakt is na grondige algoritmische analyse. Claptons van alle kapitaalmarkten thuis zijnde manager stopte zijn 22 vorige werkstukken in een excel-lijst, liet er een nerd met gevoel voor ritme en een voorraadje rilatine op los en stelde aan de hand van de bekomen parameters een paritair selectiecomité aan dat hem na een weekje Poupehan veertien nummers presenteerde. Een kind kan de was doen. Glyn Johns werd uit pensioen teruggeroepen – hij maakte van ‘Slowhand’ uit 1977 al een kristalhelder meesterwerk – om te producen en in een krap maandje stond alles erop.
Recept: neem één oude song van Bob Dylan (‘I Dreamed I Saw St. Augustine’) en twee van JJ Cale en koppel die aan wat licht dansend maar anoniem nieuw werk, om dan af te kruiden met wat deltablues (mooie versie van ‘Stones in My Passway’ van Robert Johnson) in combinatie met een geïnspireerde gospel als ‘I’ll Be Alright’, waarop je ook feilloos de tekst van ‘We Shall Overcome’ kan zingen.
Waar zijn gitaar vroeger beet als een dobermannpincher die drie dagen niet had gegeten, lijkt Clap zijn Fender Stratocaster op ‘I Still Do’ dikwijls op een schoothondje, dat hoogstens eens grolt in z’n slaap. Beschaafd. Smaakvol. Braaf. Het zal ongetwijfeld iets met de leeftijd te maken hebben: een lied als ‘Layla’ maak je ook alleen maar als je op je 27ste radeloos verliefd bent op de vrouw van je beste vriend. En als je gitaargewijs opgejaagd wordt door de schuimbekkende zuiderling Duane Allman en niet door de allemansvriend Andy Fairweather Low, die nu de fijnzinnige Picardische tertsen toevoegt.
Die beste vriend was George Harrison en die zou, naar verluidt van de dienst marketing, meegespeeld hebben op ‘I Will Be There’, onder zijn bekende nom de plume Angelo Mysterioso. Ik geloof er helemaal niets van. En áls het waar is, dan voegen zijn zogenaamde backing vocals en akoestische gitaar niets toe aan een song die onzeker waggelt als een pasgeboren eend.
Een vijfje.