Erik Van Looy - De Premier
Van het beste allooi.
Lees een interview met 'first lady' Tine Reymer »
Lees een interview met Erik Van Looy »
De pitch heeft u vast al horen knallen: de Belgische eerste minister wordt op weg naar een Europese-Amerikaanse top ontvoerd en krijgt te horen dat hij zijn eveneens gekidnapte gezin alleen maar zal terugzien wanneer hij de Amerikaanse president vermoordt. En de affiche heeft u waarschijnlijk ook al gezien: Koen De Bouw die de loop van zijn poffer op ú richt en u in de ogen kijkt met zo’n blik van: ‘Zou ik nu schieten of niet?’
Geen idee wat uw verwachtingen zijn, maar met zo’n premisse en met zo’n poster hoopten wij op een lekker onderhoudende thriller met bijhorende versnelde polsslag, tijdelijke hartvernauwingen en tot op de riemen afgebeten nagels. En dat is precies wat we hebben gekregen; of, om het eens in Hollywoodjargon te zeggen: it delivers.
Een ijzersterke openingsscène: die in closeup gefilmde rozen; die striemende regen; die nachtmerrie-achtige donkerte; whám, deze jongen zat onmiddellijk in de juiste, grauwe, omineuze atmosfeer. Een al even sterke hoofdacteur: echt knap hoe De Bouw zijn personage – terwijl hij hoe langer hoe meer tot het besef komt dat ontsnappen geen optie is - van ongeloof naar verbijstering naar wanhoop laat glijden.
Al sprekend in het halfrond is De Bouw zelfs overtuigender dan Charles Michel: kijk maar eens naar de manier waarop hij tijdens een repliek heel even de dunne hals van zijn tafelmicrofoon tussen duim- en wijsvinger neemt. Net een échte parlementariër! Een dynamische fotografie: dat Van Looy en zijn director of photography Danny Elsen op een bepaald moment de over de vloer slepende voeten van de geblinddoekte en hardhandig meegsleurde premier in beeld brengen, vonden wij een geweldige touch.
Net zoals in ‘De Zaak Alzheimer’ en zijn ‘Loft’-films zijn het tempo, de plotstructuur en de dialogen wel overduidelijk op Amerikaanse leest geschoeid: soms lijkt het zelfs alsof Van Looy de dialogen eerst in zijn hoofd in het Engels heeft geformuleerd, om ze vervolgens in catchy Vlaams om te zetten. Van Looy put ook – overigens meer tot ons plezier dan tot onze ergernis - rijkelijk uit het arsenaal van Hollywoodclichés: zo vindt u in ‘De Premier’ een variant terug op het welbekende cliché van de talking killer, waarbij de booswicht op een bepaald moment uitgebreid de tijd neemt om tekst en uitleg bij het complot te verschaffen (en om aldus antwoord te geven op de ‘Is dit nu allemaal niet iets te vergezocht?’-vraag die sommigen onder u ongetwijfeld zullen stellen).
Of ‘De Premier’ er dan nergens naast kleunt? Toch wel: in de tweede helft schiet de rollercoaster door een overbodige plotwending bijna van de rails, en volgens ons zat er een sterker einde in dan de gladgepolijste, als een commerciële knieval aanvoelende ontknoping die Van Looy ons serveert. Maar voor de rest waren wij helemaal méé en zaten wij ons – terwijl er alweer een afgebeten nagel in de dipsaus van onze buurman belandde - voortdurend af te vragen: ‘Hoe gaat de premier zich hier in godsnaam uit redden!?’ ‘Mijn beste tot nu toe,’ zei Van Looy twee weken geleden in Humo. Wij spreken hem niet tegen.