Erotische cultclassics: 'Je t'aime moi non plus' (Serge Gainsbourg, 1976)
Welkom terug bij de erotische cultclassicsfranchise, uw knetterende rode neonlichtbaken in de steeds beklemmender wordende duisternis van de nieuwe preutsheid! Met een onvervaardheid die ook Stanley & Livingstone moeten hebben gevoeld toen ze indertijd gebieden betraden waar het christelijk geloof nog niet was doorgedrongen, vervolgt filmjournalist Erik Stockman zijn ontdekkingstocht doorheen de heidense onderwereld van de erotische cinema. Vandaag: 'Je t’aime moi non plus' van Serge Gainsbourg. Licht, camera, minnevuur!
Ooohhh, mon amour... Comme la vague irrésolu... je vais, je vais et je viens... Entre tes reins... Een mens hoeft de jaren 60 niet te hebben meegemaakt om opgewonden te raken van het gehijg en gekreun van Jane Birkin en Serge Gainsbourg. ‘Je t’aime... moi non plus’ blijft ook na al die jaren één van de mooiste en zwoelste songs ooit gecomponeerd – van dat orgeltje beginnen de hormonen spontaan te borrelen - maar wat niet veel mensen weten, is dat er ook een langspeelfilm bestaat die zo heet.
‘Je t’aime moi non plus’ markeerde in 1976 Gainsbourgs debuut als regisseur, en het moet meteen de enige film ter wereld zijn waarin men de toen nog slanke Gérard Depardieu met een satanisch enthousiasme aan het oor van een paard kan zien likken. Bon appetit! En net zoals het in zijn liedjes vaak ging over seks, liefde en de dood, en over de symbiotische band tussen die drie, zo handelt ook het aan de grote Franse dichter Boris Vian opgedragen ‘Je t’aime moi non plus’ over de donkere zijde van de minnedrift.
In de eerste scènes plant Gainsbourg u neer in wat het decor van een typische Amerikaanse roadmovie zou kunnen zijn. In een desolaat landschap onder een uitgestrekte hemel, op een strook zand waar zelfs de Greyhoundbussen allang niet meer stoppen, staat een troosteloos eethuisje te verkommeren naast een al even droefgeestig benzinestation. Het enige wat in dit plaatje nog ontbreekt, zijn twee of drie stekelige onkruidbollen die zich door de hete westenwind door de straten laten jagen.
Maar zelfs in dit godvergeten, ogenschijnlijk onmuzikale oord, waar je de eenzaamheidsmoleculen in de lucht voelt trillen, laait het minnevuur af en toe hoog op. Krassky (rol van Joe Dallesandro, ooit de lievelingsacteur van Andy Warhol) is een vuilnisophaler die rondrijdt met een dode kraai op de voorruit van zijn roestige gele kippertruck: ‘Denk eens aan al die vagina’s die hier op hebben gezeten!’ horen we hem uitroepen terwijl hij enkele oude toiletpotten in de laadruimte smijt. Johnny (Jane Birkin, met wie Gainsbourg toen een koppel vormde) werkt in het eethuisje, waar ze voor de schaarse klanten hamburgers op een morsige grillplaat staat te smijten.
‘Ze noemen me Johnny omdat ik geen tieten heb en geen dikke kont,’ zegt ze tegen Krassky terwijl ze het gezoem van de vliegen, het gebrom van de ventilator en de stank van de verbrande uien probeert te negeren. De liefde vonkt op en nog voor de burgers gaar zijn zit Krassky gefascineerd toe te kijken hoe dat meisje met haar jongensachtige haarcoupe asperges op haar tong laat smelten terwijl ze het witte sap over haar kin laat stromen. En wij, wij smelten mee. Maar Gainsbourg zou uiteraard Gainsbourg niet zijn als hij niet – net zoals in zijn liedjes – zou inzoomen op het verderf dat altijd met de passie gepaard gaat.
Op de allesverzengende jaloezie die de liefde altijd weer naar de bliksem helpt; op de zieldodende pijn die geliefden elkaar bezorgen; op de perverse kantjes van de erotiek. Al snel wordt duidelijk dat Krassky, die er tegelijk een vreemde relatie op nahoudt met een andere man, z’n leuter alleen maar rechtop krijgt indien hij via het achterdeurtje naar binnen mag. Wat Gainsbourg ons hier serveert is dan ook geen gezellige soft focus erotiek, maar harde, rauwe sekstaferelen waarin we Birkin luid horen gillen van de pijn, waarna ze als een bang naakt vogeltje wegkruipt onder de vieze wastafel.
Wat, zo vraagt een mens zich af, probeert Gainsbourg ons met deze eerder onplezierige scènes in vredesnaam te vertellen? Wil hij ons misschien laten zien dat het in de aard van vrouwen ligt om in bed verder te gaan dan dat ze eigenlijk willen, en dit alleen maar om hun geliefde te plezieren? Krassky verschaft zelf het cynische antwoord: ‘Wat telt is niet van welke kant ik je neem, maar het feit dat we samenzijn. Dat is wat liefde is, baby...’ Ziehier de liefde volgens Serge Gainsbourg: hard, lelijk, brutaal, en onromantisch.
En toch, en toch... Ondanks de vreselijke dingen die Krassky en Johnny elkaar aandoen, is Gainsbourg in ‘Je t’aime moi non plus’ – als een klein jongetje dat nog eens door de wereld betoverd wil worden - voortdurend op zoek naar de poëzie in de lelijkheid, naar de schoonheid in het verval, naar de reinheid in de smurrie. De jonge Depardieu die nu en dan op zijn wit paard door het beeld galoppeert, de oude man die op de dorpel van het benzinestation op een banjo zit te tokkelen, de meisjes op de oude legerjeep: het zijn beelden om af te drukken en om ingekaderd aan je muur te hangen, naast de meesterfoto’s van Carl De Keyzer, Robert Capa, Henri Cartier-Bresson en Chris Steele-Perkins.
Deze film onthult dat er een geweldige cineast in Gainsbourg schuilging, en nergens komt zijn gevoel voor poëzie beter tot uiting dan in de fuifscène in de schuur. Op het podium wagen enkele meisjes zich in de gloed van enkele helwitte lampen aan de zieligste stripteasewedstrijd ooit. En dan, terwijl één van de meisjes in een onnoemelijk treurig gebaar haar kleren bijeen staat te rapen, laat Gainsbourg vanuit het niets ineens een prachtige instrumentale versie van ‘Je t’aime... moi non plus’ opwieken. ‘Heb je het recht om te dansen?’ vraagt Krassky. ‘Nee,’ antwoordt Johnny met een lach zo breed dat zelfs de onkruidbollen er blij van worden. ‘Maar ik ga dat recht núgrijpen!’
En ineens staan de geliefden met elkaar te slowen en te tongzoenen, en dat terwijl de strijkers het liedje binnenglijden zoals de zon door een donker wolkendek kan breken. Ooohhh, monsieur Gainsbourg, wat is dit mooi. Dat is wat liefde is, baby. Ja, wij houden van deze film. Wij evenmin...