'Europa, dat is voor mij in de eerste plaats: veiligheid.' Onze Man in het opvangcentrum van Sijsele
In Sijsele, een dorp van 5.000 inwoners dat omhelsd wordt door Brugge en Damme, verblijven sinds september vorig jaar 500 vluchtelingen die wachten op nieuws over hun asielaanvraag. Onze Man dook een week onder in Sijsele.
'Ik wil België bedanken voor de gastvrijheid. Het grootste cadeau dat ik kan geven: mijn kinderen opvoeden tot knappe, correcte, liefdevolle mensen'
Voor de Brugsesteenweg de Gentsesteenweg wordt, heet hij even Dorpsstraat. Een paar honderd meter slechts, maar dat volstaat voor een kerk, drie cafés, een pitazaak, twee banken en een handvol winkels: Sijsele. Wie de idylle wil, moet de voorbijrazende auto’s wegdenken. Het lukt me niet: onder het oude grijs van de namiddaghemel, in de heimelijke kou van een ongelukkige winter, zie ik al die levens, haastig op weg naar ergens, en al wat in me opkomt is dat hun bestemming alleen maar ontgoocheling kan zijn. Maar mijn mistroostigheid wordt meteen gecorrigeerd door Tzat (23) en Roieen (25), twee Afghanen die in het opvangcentrum verblijven, en in de krantenwinkel een telefoonkaart zijn komen kopen.
Tzat «Ik word net euforisch van die drukte op de weg. Het is héérlijk om al dat verkeer voorbij te zien razen, en te weten: in geen enkele van die auto’s zit iemand die me kwaad wil doen. En als er toch iets gebeurt, is er vast wel een bewakingscamera die alles zal filmen, en staat de politie er binnen de vijf minuten. Ik hoef hier niet bang te zijn. Dat is Europa in de eerste plaats voor mij: veiligheid. Gerust kunnen slapen. Hier lopen zakenmannen, CEO’s en ministers gewoon over straat, zonder bodyguard. In Afghanistan is dat ondenkbaar.»
De twee weten waarover ze praten. Details mag ik niet noteren, maar hun vaders bekleedden hoge functies in Afghanistan, waardoor Tzat en Roieen in de kringen van Hamid Karzai en Ashraf Ghani vertoefden – de vorige en de huidige president van het land.
Roieen «En toch voelden we ons op het einde paria’s. Onze vrienden wilden niet meer met ons omgaan. Niet omdat we iets lelijks gedaan hadden, wel omdat ze bang waren – ze wilden niet met ons geassocieerd worden, want dan liepen ze óók gevaar. Er hing voortdurend dreiging in de lucht voor ons. We waren bang om gekidnapt te worden, of gewoon vermoord.»
Na wat aandringen wordt het gevaar benoemd: Tzat en Roieen waren bang voor de taliban, ‘en nog meer voor IS’, dat in het oosten van het land een handeltje in gruwel drijft.
Tzat «Maar nu zijn we hier. Het moeilijkste is dat je plots twéé harten hebt: eentje dat in België klopt, waar we veilig zijn, en eentje dat in Afghanistan klopt, waar we jong waren, en omringd door onze familie.»
‘Still time to change the road you are on’ staat op het shirt van Roieen te lezen. Ze zijn nog jong, deze twee vrienden die apart naar België reisden, maar in het opvangcentrum van Sijsele weer herenigd werden.
Roieen «We hopen nu dat we hier iets kunnen studeren. Maar het is niet de bedoeling om hier een heel leven te blijven: als het ooit weer vredig en kalm wordt in Afghanistan, keren we terug. Ik vrees alleen dat het niet voor meteen zal zijn.»
Tzat «We volgen al lessen Nederlands. Ik vind het best een opwindend idee om een volledig nieuwe taal te leren. Ik voel me als een baby die zo snel mogelijk klanken probeert op te pikken van zijn ouders. En wat mij betreft gaat de vergelijking nog verder: ik ben echt newborn. Onder mijn vorige leven heb ik een streep getrokken – het bestaat niet meer.»
Aan de bushalte vraagt Martha* (69) me of ik de dienstregeling even kan uitspellen voor haar – ze is haar bril vergeten. Ze snapt het wel, zegt ze, mensen die de ellende van hun land ontvluchten. Maar toch: het heeft het dorp veranderd. ‘Ik vond het in het begin allemaal wel meevallen, maar intussen begint het toch te wegen op Sijsele. Het is de manier waarop ze door de straten stappen, die intimiderende arrogantie: alsof ze het dorp ingenomen hebben. Ze laten ook overal afval achter en maken ruzie in de cafés.’
Dat laatste lijkt nochtans mee te vallen. ‘Af en toe komt een vluchteling hier iets drinken,’ zegt Carine, die ‘’t Oud Gemeentehuis’ uitbaat, een café vol prettige vrolijkheid. ‘Maar last heb ik nog nooit gehad.’
Aan een tafel gaat een tumultueus kaartspel richting zijn finale. Tussendoor vindt Johan, een gepensioneerde treinbestuurder, toch nog de tijd om door het mapje vol anekdotes in zijn hoofd te bladeren. De beste? Die over een ernstig geval van wagonverlies.
Johan «Ik zat in mijn locomotief, en ter hoogte van Lichtervelde kreeg ik telefoon: ‘Waar is je trein?’ ‘In Lichtervelde,’ antwoordde ik. ‘Neen, hij staat nog in Gent.’ Ik keek in mijn achteruitkijkspiegel en inderdaad: ik was mijn wagons kwijt. Bleek dat die, per vergissing en zonder dat ik iets gemerkt had, in Gent waren afgekoppeld (lacht).»
Het is de late namiddag, en de tapkraan heeft er al wat tussensprintjes op zitten. Ik bestudeer de schaterlach van de stamgasten, test uit of ik te besmetten val met de opgeruimde vrolijkheid die hier in de hoofden kleeft. En ik besluit vooral dat het leven gewoon soezerig verder glijdt – revolutionair ‘Sijsele Vlaams!’-protest wordt hier niet bekokstoofd.
'Onder mijn vorige leven heb ik een streep getrokken; het bestaat niet meer.'
undefined
Kanten lingerie
Het noodopvangcentrum van Sijsele opende vorig jaar begin september de deuren. Het ligt net buiten de dorpskom, op een militaire basis die niet meer gebruikt wordt door het leger, maar wel nog steeds eigendom is van Defensie. Het Rode Kruis beheert het centrum in opdracht van Fedasil. Sophie Roobrouck (48), de centrummanager, leidt me rond.
Sophie Roobrouck «Dit is een transitcentrum: vluchtelingen kunnen hier even op hun positieven komen, en daarna verhuizen ze naar een regulier opvangcentrum. In principe verblijven ze hier maar korte tijd. In de praktijk loopt dat vaak anders. Door de grote toestroom is de administratie in Brussel overbelast, wat maakt dat alles stropt, en vluchtelingen hier wél vaak voor langere tijd zitten.
»Er verblijven 500 vluchtelingen in Sijsele. Dat getal blijft min of meer stabiel, omdat de plaatsen die vrijkomen door wie mag vertrekken naar een regulier opvangcentrum de dag zelf nog worden ingevuld. Maar veel zijn er dat niet: één tot negen per dag.»
Roobrouck begint haar rondleiding in het stafgebouw. Hier huizen de leiding van het centrum, de administratie, de drie mensen die vluchtelingen helpen bij hun asielaanvraag, en de medische dienst. ‘Daar zijn we momenteel aan het vaccineren tegen polio en mazelen.’
Roobrouck «In totaal werken we hier met 50 mensen van het Rode Kruis, aangevuld met ongeveer 25 vaste vrijwilligers, en een grote groep gelegenheidsmedewerkers.»
We glippen binnen in een lokaaltje waar aan basiseducatie wordt gedaan – de vluchtelingen met de zwakste taalkennis leren hier een eerste mondje Nederlands. Het levert een aandoenlijke conversatie op met een klasje enthousiaste Afghanen. ‘Goeiedag, meneer! Hoe gaat het met u, meneer? Uit welk land komt u, meneer? Bent u getrouwd, meneer?’
Roobrouck «We zetten heel bewust in op vorming en scholing. Ongeveer drie vierde van de bewoners volgt een cursus Nederlands – via het volwassenenonderwijs in Brugge, of gewoon hier in het centrum. Ik werk nu 16 jaar in deze sector, en bij deze groep vluchtelingen valt me op hoe beperkt hun talenkennis is: velen spreken niets van Frans, Engels of Duits. We stimuleren die lessen Nederlands dus heel erg. In het algemeen proberen we mensen trouwens zo veel mogelijk te activeren. Bewoners kunnen tegen een kleine vergoeding klussen uitvoeren, we organiseren talrijke activiteiten en leggen daarbij zo veel mogelijk verantwoordelijkheid bij de vluchtelingen zelf. Want het grootste gevaar is dat wij alles doen. We moeten de vluchtelingen er zo veel mogelijk bij betrekken, zodat ze hun eigenwaarde behouden.»
undefined
'Veel vluchtelingen hier zijn heel opgewekt: zingen, lachen, grapjes maken. Ik denk nog elke dag: 'Wat een leutige bende!''
We gaan één van de vijf loodsen binnen waar de vluchtelingen slapen. Vroeger waren het de immense opslagplaatsen van het leger, nu moet er in de massieve kilte gezelligheid gezocht worden. Aan het plafond hangen groene en gele doeken die voor wat fleurigheid moeten zorgen én het lawaai enigszins dempen – een ideetje van Artsen Zonder Grenzen, dat hielp bij de inrichting. De kamers van de vluchtelingen, met telkens twee stapelbedden, zijn van elkaar gescheiden door gordijnen. Ik zie een grote knuffelbeer over zo’n geïmproviseerde slaapplaats waken. Zou die ook via de Balkanroute gekomen zijn?
Roobrouck «Het personeel hanteert een 24 urenbezetting. Elke begeleider heeft een aantal kamers onder zijn hoede, en praat zo veel mogelijk met de mensen die er verblijven. Want het is niet zo gemakkelijk om in te schatten wat er precies leeft onder de bewoners.
»Aanvankelijk vormden de Syriërs de meerderheid, intussen zijn dat de Irakezen, gevolgd door de Afghanen. De Syriërs vormen nu de derde groep. En daarnaast zijn er nog kleinere groepjes Afrikanen en mensen uit de Balkan. En zelfs iemand uit Venezuela.»
undefined
'Deze job maakt me gelukkig.' Sophie Roobrouck, de centrummanager
We lopen verder, langs de hangar waarin allerlei activiteiten georganiseerd worden, het restaurant en de cinemazaal – elke dinsdag en vrijdag is er film.
Roobrouck «Mensen zijn vaak verbaasd als ze merken dat vluchtelingen hier heel opgewekt zijn – zingen, lachen, grapjes maken. Maar een vluchtelingenkamp is niet alleen maar zwaarte. Ik denk nog elke dag: ‘Wat een leutige bende!’»
Voor de poort van het opvangcentrum stopt een auto. Nicole, een vrouw van 72 uit Brugge, komt de kleren bezorgen die ze in haar buurt inzamelde. ‘Dat lijkt me toch nuttiger dan ze gewoon in een container te droppen, zonder precies te weten wat er vervolgens mee gebeurt.’
Nicole «Ik heb zelf veel gereisd in Afrika en het Midden-Oosten. Ik ben net in Oman en Dubai geweest, en ik heb al landen als Congo, Oeganda, Mali en Burkina Faso bezocht. Dan kost het je niet veel moeite om te begrijpen waarom er zovelen naar hier komen, hoor. Ik begrijp dat verlangen naar een nieuw leven perféct. En ik vind het treurig, echt treurig, dat veel mensen die empathie niet kunnen opbrengen. Dat botte, dat nukkige... Ga verdorie zelf eens een week naar zo’n land, en formuleer dán je mening.»
Ik opper dat je toch ook, zonder een rechtse rouwdouwer te zijn, beschaafd je bedenkingen kunt uiten bij het huwelijk der culturen dat nu voltrokken moet worden.
Nicole «Het zal van twee kanten moeten komen. De vluchtelingen zullen zich moeten aanpassen, en wij moeten nu maar eens eindelijk de multiculturele samenleving omarmen. Maar inderdaad, over een aantal basiswaarden moeten we kordaat zijn. De positie van de vrouw, bijvoorbeeld. Ik heb in het Midden-Oosten gezien dat daar fundamenteel anders over gedacht wordt dan hier. In Jemen logeerde ik bij een vrouw die me trots haar mooie, kanten lingerie toonde. Maar zodra ze naar buiten ging, bedekte ze haar hele lichaam. Dat wordt dus nog een hele klus hier. Maar kunnen we niet gewoon proberen om een béétje overeen te komen?»
En weg is ze, de lieve vrouw van 72 die de halve wereld bereisd heeft, en nu in Sijsele wat warmte is komen brengen.
Voetbal en duiven
In café ‘De Bijeenkomst’ worden leven en lever gevierd. Als ik voorzichtig pols naar de houding van de Sijselenaren tegenover het opvangcentrum, krijg ik dezelfde lichtjes paradoxale antwoorden die ik eerder al op straat raapte. Ja, de overlast blijft heel beperkt. Maar neen, gerust zijn ze er toch niet in. ‘Niemand begon spontaan te juichen toen we hoorden over het centrum,’ zegt Dirk (54). ‘En een stap vooruit vind ik het toch nog altijd niet.’
Dirk «We dreigen een eind terug in de tijd geslagen te worden. We hebben indertijd de katholieke kerk de toegang tot onze levens ontzegd, maar nu importeren we wel vrolijk de islam?
»Al die mannen die alléén naar hier komen, daar klopt toch iets niet? In de twee wereldoorlogen hier waren het de mannen die gingen vechten, en de vrouwen die vluchtten. Nu lijkt het wel omgekeerd. Ik vrees dat we over twintig jaar zullen moeten erkennen dat we het paard van Troje hebben binnengehaald. Dat al die kerels de manschappen zijn voor een oorlog.»
In het opvangcentrum heb ik het eerder met Sophie Roobrouck over het onderwerp gehad. Vooral bij de Irakezen gaat het inderdaad over veel mannen die alleen gekomen zijn.
Roobrouck «De uitleg die ze daar zelf aan geven, is dat vluchten duur en gevaarlijk is, en dat ze daarom liever één familielid – liefst een jongeman – vooruitsturen. Als die vervolgens erkend wordt, kunnen ze gezinshereniging proberen.»
Eddy (58), een duivenmelker die op vitesse speelt, vond de komst van het opvangcentrum aanvankelijk ‘een ramp’. Intussen is hij bijgedraaid.
Eddy «Het is er nu vijf maanden, en je kan niet zeggen dat Sijsele onder de voet is gelopen. Nee, ik vind het eigenlijk prima nu. Maar ik heb wel één bemerking: vluchtelingen kunnen gratis komen spelen bij SVV Damme, de plaatselijke voetbalclub. Ze hoeven geen inschrijvingsgeld te betalen en krijgen hun uitrusting en schoenen. Stel je eens in de plaats van een inwoner van Sijsele die het niet breed heeft, en daardoor zijn zoon niet kan laten voetballen: dat is toch niet eerlijk?»
undefined
Wat de vluchtelingen ‘krijgen’, is wel vaker een doorn in het oog. Eerder hoorde ik al mensen klagen over gratis busabonnementen die uitgedeeld worden.
Roobrouck «De vluchtelingen die in Brugge een cursus Nederlands volgen, krijgen inderdaad een busabonnement. En voor de anderen geldt een voordeeltarief. Daarnaast is er ook een beetje zakgeld. Een volwassene krijgt 6,40 euro per week, een kind 3,80 euro. Da’s niet veel, maar veel mensen hebben behoorlijk wat geld bij zich. Het cliché van de arme sukkelaars klopt niet.»
Nog een euvel dat druk besproken wordt rond de biljarttafel: de vele vechtpartijen in het opvangcentrum. ‘De politie moet voortdurend tussenbeide komen,’ bezweert Ria*. Dat is niet correct, zegt Roobrouck.
Roobrouck «Sinds de start hebben we hier een vijftal grote conflicten gehad – dat is er dus gemiddeld één per maand. Ik vind dat, gezien de heterogene samenstelling van de groep vluchtelingen, heel weinig. En de samenwerking met de politie verloopt prima. Er zijn twee wijkagentes die regelmatig op bezoek komen. Wanneer we moeilijke beslissingen moeten communiceren aan mensen, vragen we soms hun aanwezigheid, om onze medewerkers te beschermen. Maar vechtpartijen en rellen? Vooral op de sociale media wordt veel gefabuleerd. Op Facebook vind je zelfs berichten over incidenten die nooit hebben plaatsgevonden.»
undefined
'In de loods waar de vluchtelingen slapen, hangen groene en gele doeken aan het plafond. Die zorgen voor wat fleurigheid én dempen enigszins het lawaai.'
Geert (46) is tot nu wat op de achtergrond gebleven in de cafégesprekken, maar met een nonchalant uitgesproken zinnetje trekt hij mijn aandacht: ‘Ik ben getrouwd met een Marokkaanse.’
Geert «Bijna een jaar nu. Ze heet Kaoutar, is 31, en ik heb haar leren kennen in het uitgaansleven in Brugge. We hebben samen een zoontje. De mensen hier kijken er wel van op, ja. Vraag eens wie in Sijsele met een Marokkaanse getrouwd is: er zullen niet veel vingers de lucht ingaan (lacht).
»Mijn vrouw is een moderne moslima. Ze bidt niet, maar doet wel mee aan de ramadan. En ja, er komt bij ons thuis varkensvlees op tafel, en dan eet zij gewoon iets anders. We gaan heel pragmatisch om met de verschillen. Want die zijn er. Maar dat hoeft niet zo erg te zijn. We hebben geleerd om de discussie niet aan te gaan. Onze onuitgesproken regel is: laat de ander denken en geloven wat-ie wil.
»Trouwens, als in de Bataclan een hoop mensen koudweg afgeknald wordt, is mijn vrouw even gechoqueerd als jij en ik. Alleen ten tijde van Charlie Hebdo liepen onze meningen wat uit elkaar. Zij vond toen dat die gasten het een beetje zelf gezocht hadden.
»Hoe ze tegenover het opvangcentrum staat? Goh, ze is er al eens kleren gaan afgeven. Maar geloof nu niet dat ze daar geweldig hard mee bezig is omdat ze zelf een moslima is en Noord-Afrikaanse roots heeft. Ze is in de eerste plaats een echtgenote en een moeder die haar zoontje graag ziet.»
Palestijn in Libië
Ik trek nog eens naar het opvangcentrum, en ontmoet er Fawzi (45) en zijn vrouw Hanan (40). Een prachtig, elegant koppel – op hun gezichten glanst de zachte, weerloze liefde. Het zijn Palestijnen, maar ze zijn gevlucht uit Libië – qué?
Fawzi «Mijn vader verhuisde in 1966 naar Libië. Hij was landbouwingenieur en had daar werk gevonden, vandaar. Hij trouwde in Libië met mijn moeder – ook een Palestijnse. Ze kregen twee jongens en zeven meisjes. Ik ben dus in een heel vrouwelijke omgeving opgegroeid (lacht). Dat vind ik ook plezierig voor onze kinderen: ze worden verwend door zeven tantes. Enfin, wérden.
»Er wonen ongeveer 10.000 Palestijnen in Libië – een kleine minderheidsgroep. De afgelopen jaren kregen we het hard te verduren. Er is iets veranderd in de Libische samenleving: er is haat gekomen, en racisme. Niet alleen tegen de Palestijnen, tegen álle buitenlanders. De meesten kiezen eieren voor hun geld en keren terug naar hun land. (Flauw glimlachje) Maar als Palestijn heb je geen land, natuurlijk.»
undefined
'Vechtpartijen en rellen? Vooral op de sociale media wordt veel verzonnen. Op Facebook vind je zelfs berichten over incidenten die nooit hebben plaatsgevonden'
Fawzi was leraar in Al Bayda, de stad in het oosten waar hij met zijn gezin – vier zonen, twee dochters – woonde.
Fawzi «Op een bepaald moment werd ik door een groepje mannen gevraagd om te sjoemelen met de examenpunten van hun zonen. Ik weigerde, want ik ben een eerlijk man, en een leraar moet onkreukbaar zijn. De mannen werden heel kwaad, slingerden me racistische verwensingen naar het hoofd, en kondigden aan dat ze me zouden doden. Dat hebben ze ook effectief geprobeerd: ’s nachts werd mijn auto in brand gestoken, en ons huis werd met mortiervuur bestookt. Ik ben toen naar de politie gestapt, maar daar zeiden ze dat ik vooral blij moest zijn dat ik het overleefd had, en dat ze weinig konden doen om mijn familie te beschermen – dat we beter konden verhuizen.»
Fawzi belde een bemiddelde neef van hem op die in Tripoli woont. Die zei dat hij welkom was met zijn familie, maar nog diezelfde avond rinkelde de telefoon bij Fawzi.
Fawzi «We konden toch niet komen: net die dag was de zoon van mijn neef ontvoerd. Er werd vijf miljoen dollar losgeld geëist. Het was het werk van een militie die ook al buitenlanders ontvoerd en vermoord had. Uiteindelijk betaalde mijn neef, na lang onderhandelen, 50.000 dollar, en werd zijn zoon vrijgelaten. Ze zijn intussen ook gevlucht – naar Zwitserland.»
Fawzi zelf vond snel een nieuwe oplossing voor zijn gezin.
Fawzi «Ik belde een smokkelaar, en die vertelde me dat het allemaal doodeenvoudig was. Ik moest gewoon 1.000 dollar per persoon betalen, en dan zouden we in een comfortabele boot naar Italië gebracht worden. Hij heeft me compleet belazerd: de boot bleek heel erg oud, en helemaal niet geschikt voor de woelige zee. Het ding was 12 meter lang en 6 meter breed, maar er zaten wel 842 vluchtelingen in. 842! We zaten als sardientjes in een blik. Na een uur of tien – de situatie was erg penibel geworden: we dreigden te kapseizen – was er gelukkig een groot schip van de Italiaanse marine dat ons kwam redden. Vooraf hadden we nieuwe kleren voor ons nieuwe leven gekocht; die waren we allemaal kwijt. Maar veel belangrijker: ons leven hadden we gewónnen, met dank aan de Italiaanse marine.»
Fawzi en zijn familie worden naar Sicilië gebracht. Via Italië, Zwitserland en Duitsland gaat het naar België.
Fawzi «Op 25 augustus waren we in Libië vertrokken, op 5 september stonden we in Brussel. Onze asielprocedure werd opgestart. Maar het loopt heel traag omdat we uit Noord-Afrika komen. Het kan tot zeven maanden duren voor er een beslissing is, zeggen ze. Tot zolang moeten we in Sijsele blijven.»
Het gezin behoorde tot de eerste groep vluchtelingen die aankwam in het opvangcentrum, en woont er nu dus al vijf maanden.
Fawzi «Binnenkort worden ook de gebouwen toegankelijk waar de soldaten vroeger sliepen. Daar krijgen de grote gezinnen dan misschien een échte kamer. Daar zou ik heel blij mee zijn, want het lawaai is soms wel vervelend. En onze kinderen hebben hun slaap nodig, zodat ze uitgerust naar school kunnen. Maar ik klaag niet, hoor: opvangcentra zijn doorgaans erg klein, terwijl we hier heel veel ruimte hebben. Ik maak vaak mooie wandelingen op het domein. En ik vind Vlaanderen zo mooi! We hebben al uitstappen gemaakt naar Brugge, Gent en Brussel.»
Ik ben ontroerd door de ingetogen vrolijkheid van Fawzi. Hij praat als een goedmoedige gentleman. Maar het moet hem toch iets doen, maanden leven in een opvangcentrum?
Fawzi «We leidden een mooi leven in Libië. Ik had mijn baan als leraar, en daarmee verdiende ik goed. Maar dat is allemaal weg nu: we hebben alles achtergelaten. Met 12.000 dollar cash zijn we vertrokken. Het grootste deel daarvan besteedden we aan de reis zelf. Soms neem ik hier een baantje in het centrum – afwassen of schoonmaken. Dat brengt 2,5 euro per dag op. Dat is een heel ander leven dan een halfjaar geleden, ja. Maar ik word er niet ongelukkig van. Het allerbelangrijkste voor mij is dat mijn kinderen naar school kunnen, dat ze een degelijke opleiding krijgen. Ik heb zitten nadenken over wat de beste manier is om België te bedanken voor de gastvrijheid die het toont. Het grootste cadeau dat ik dit land kan geven, denk ik, is dit: mijn kinderen opvoeden tot knappe, correcte, liefdevolle mensen.»
Dat Fawzi de hele tijd het woord voert, en niet zijn vrouw Hanan, heeft overigens niets te maken met oubollige rollenpatronen – wel met het simpele feit dat alleen Fawzi Engels spreekt.
Fawzi «Ik volg de Belgische actualiteit, en weet dus van de discussie over de omgang met vrouwen. Dat is een heel terecht debat, want het is waar: veel moslims gaan op een andere manier om met vrouwen dan hier gangbaar is. Kijk eens in het centrum: allemaal jongemannen. Vooral bij de sjiieten leeft de overtuiging dat je met een buitenlandse vrouw mag doen wat je wilt. Ik vind dat een schande. Ik hoop alleen dat de Belgen beseffen dat we niet allemáál zo denken. Ik ben ook een moslim, en ik ga wél netjes met vrouwen om. Net zoals ik, om maar meteen dat andere hete hangijzer aan te snijden, niet geloof dat je in het paradijs komt als je anderen doodt. Ik zie met lede ogen aan hoe mijn geloof misbruikt wordt door terroristen.»
Ik loop nog eens langs bij Sophie Roobrouck, en leg haar de woorden van Fawzi over de status van vrouwen voor.
Roobrouck «Het probleem is niet nieuw. Al sinds ik bezig ben met de opvang van mensen uit andere culturen, is dat een aandachtspunt. Hiervoor werkte ik in het opvangcentrum van Wingene, en daar gaven we cursussen over de omgang tussen man en vrouw in België. Nu, een concreet probleem is er niet in Sijsele: we hebben nog geen gevallen van seksuele agressie gehad. Maar we blijven er wel alert voor, zeker bij de grote groep Irakese mannen. We hebben hier ook een groep alleenstaande vrouwen, en die waren toch een beetje loslopend wild voor die mannen vol testosteron. Toen hebben we de dingen heel duidelijk gesteld.»
We lopen nog een laatste keer over het domein en worden door iedereen gul begroet.
Roobrouck «Ik word alleen maar gelukkiger van deze job. Het is niet altijd leuk om zo’n venster op de wereld te hebben; je hoort zo veel vreselijke verhalen. En ik heb geen eelt op mijn ziel, ik wíl geen eelt op mijn ziel. Maar de mooie momenten en verhalen, de vreugde die ik met al die verschillende mensen beleef, is onbetaalbaar. Ik heb altijd de hele wereld willen zien, maar er nooit de tijd voor gehad. Dat is opgelost: Sijsele is mijn wereldreis.»
★★★
Met lichte tred ga ik het centrum uit, nog een laatste keer de Dorpsstraat in. Bij de krantenwinkel probeer ik een gesprek aan te knopen met een Syrische man en zijn zoontje. Het gaat moeizaam, want de man kent slechts enkele woorden Engels. Maar dat zijn vrouw en zijn andere kindje beiden gestorven zijn in Syrië, begrijp ik meteen – de dood laat zich makkelijk uitleggen. De kleine jongen kruipt op zijn fiets, een beetje beduusd groet ik vader en zoon. We zullen moeten afwachten wat al die vluchtelingen precies meebrengen naar België, maar toch al zeker dit: verdriet.
* Martha en Ria zijn pseudoniemen.