Familiale busbedrijven in Vlaanderen: van schoolreis tot bejaardendancing, de touringcar is er van wieg tot graf
Ze heten De Arend en De Zwerver en zijn kleine familiale busbedrijven. De jonge fotograaf Nick Claeskens (26) verdiepte zich in die niet eerder gefotografeerde kosmos van zetels, gordijnen en chauffeurs met microfoon. Zijn fotoboek heet ‘Bus Stop’.
Na zijn bachelor fotografie vond Nick Claeskens werk in een fotozaak, op z’n vrije dagen bezocht hij kleine busfirma’s, twee jaar lang.
Nick Claeskens «Ik richtte me op de kleinere familiale ondernemers; zo zijn er nog een honderdtal in Vlaanderen. Daar zitten zelfs eigenaars tussen met maar één bus, dat is hun hele bestaan.»
Die kleine ondernemingen doen alles: vervoer van schoolkinderen, fabrieksarbeiders, voetballers én hun supporters, skiërs én Spanje-reizigers. Plus het hele gamma van verenigingen die uitstappen organiseren. Naar het kamp van de jeugdbeweging, de kerstmarkten in Duitsland, de hondenwijding in Bouillon en de mosselfeesten in Philippine. Zeg maar alle verplaatsingen tussen wieg en graf.
undefined
Claeskens «Telkens kwam ik in een andere microkosmos terecht. De ene keer vertrok ik met een petanqueclub naar een toernooi, de volgende week stond ik op een bedrijfsparking waar bij elke shiftwissel arbeiders in fabrieksbussen stapten en in slaap vielen. Met een landelijke vereniging ging ik naar het bedevaartsoord Banneux, dan is het bidden en ‘geneeskrachtig’ water tappen uit de bron, met plastic flesjes in de vorm van Maria. Kort daarna zat ik in een bus van Veronica Cars te midden van feestende jonge Australiërs die net geland waren op de luchthaven: bestemming Tomorrowland!
»Wat me ook is bijgebleven, is De Kaasboerin, een danscafé voor de derde leeftijd in Postel. Daar arriveert elke dag een lading bussen, ook uit Nederland. Toen ik er was, kreeg een bezoeker zo’n acute buikloop dat zijn spoor te volgen was tot aan de toiletten. Zijn busgenoten gingen van tafeltje tot tafeltje om te vragen of iemand soms een reserveonderbroek bij zich had. Niemand. Die mens hebben ze in stukken plastic moeten verpakken om hem toch weer enigszins deftig in de bus te krijgen.
»Ik heb vaak met ouderen gereisd en natuurlijk val je dan op, als 26-jarige. Maar als de chauffeur je via de microfoon aankondigt als ‘Nickske, onze beginneling’, en je uitlegt wat je bedoeling is, dan is het ijs snel gebroken.»
Busboerke
HUMO Je was ook met voetbalsupporters onderweg.
Claeskens «Niet alle firma’s willen dat doen, dus komen die fans vaak bij die kleine firma’s terecht. Ik reed mee met een supportersclub van Anderlecht die helemaal vanuit Eeklo vertrok. Die chauffeur was ooit door het rood móéten rijden. Vertragen en stoppen was niet mogelijk, want fans van de tegenpartij begonnen zijn ruiten één voor één in te gooien.
»Met Antwerp-supporters heb ik ook gereisd. Continu zware techno en een stapel bierbakken boven op het toilet. Flink wat inzittenden hadden blijkbaar iets te verbergen, want nooit eerder zat ik op een bus waar zovelen hun hoofd verborgen en waar ze doorlopend vroegen ‘wat eigenlijk de bedoeling was’.»
HUMO Begrepen die busfirma’s je bedoeling?
Claeskens «Niet overal. De eerste contacten verliepen vaak stroef. Fotografen hadden nog nooit enige belangstelling in hen getoond. Sommigen dachten zelfs dat ik van de sociale inspectie was.»
HUMO Hun bussen waren misschien wat verouderd?
Claeskens «Integendeel. Die bussen zijn modern, je zal in die sector geen oude bakken aantreffen. En oké, die bussen hadden geen wifi of beeldschermpjes in de rugleuning, maar de zetelbekleding was altijd flashy, op de grens van het psychedelische. Alleen: passagiers met wagenziekte worden daarin nog misselijker, vrees ik.
»Hun bussen zijn up-to-date, maar hun bureaus zijn dat niet altijd. Ik heb veel loketten met glazen schuiframen en ijzeren bureaukasten gezien. Ik kwam ook op een bureau waar geen enkele computer stond; de baas zat nog in een blauwe stofjas achter zijn papieren. Zo’n echte pater familias met aan de muur alleen maar foto’s van de bussen uit zijn loopbaan. Ik vind dat aandoenlijk. Niet echt bij de tijd zijn en toch zo’n kmo kunnen runnen. De grotere busbedrijven kijken op hen neer. Zij noemen hen de busboerkes. Maar ik heb een grote bewondering voor ze. Ook voor de manier waarop ze begonnen zijn, meestal na 1945. Ze kochten een vrachtwagen, haalden de laadbak eraf, en bouwden op dat chassis een frame en een overkapping waarmee ze passagiers konden vervoeren. In de week brachten ze mijnwerkers naar de koolmijnen of dokwerkers naar de haven, en tijdens het weekend gebruikten ze de bus voor uitstappen.»
undefined
Conny Cars
In sommige namen van die familiebedrijven schemert dat verleden nog door: ’t Soete Waeslant, Pallieter Reizen, Begonia Reizen, De Kempen, De Korenbloem, Conny Cars en Molengalm. Je ziet zo de kalender hangen die ze met Nieuwjaar naar hun vaste klanten sturen. Maar verder is er niks mis met die namen van onder de kerktoren, daarmee raak je evengoed in Spanje. Claeskens weet ook dat die namen nooit vergezocht zijn. De Arend zit in Arendonk en Heuvel Cars vertrekt vanuit Scherpenheuvel. En uiteraard is de ‘Bergkoning’ (Leefdaal) begonnen met reizen naar de Alpen. Pelikaancars is zijn vervoer gestart vanuit de Pelikaanstraat in Antwerpen.
Claeskens «Mijn favoriet is De Magneet uit Scherpenheuvel. Die patron zei: ‘Je naam moet niks betekenen, hij moet vooral goed klinken.’ Later besefte hij dat zijn naam toch íéts te betekenen had. Want als hij ergens stopte, en er waren kinderen in de buurt, dan kwamen ze áltijd tegen de zijwand van z’n bus plakken!»
HUMO Ik heb ooit een busreis gemaakt naar Spanje, en enkele jaren geleden was ik op kerststallentocht met zo’n kleine busfirma. Zo kreeg ik een diep respect voor die chauffeurs: veilig kunnen rijden en tussendoor de bus animeren!
Claeskens «Mijn respect is ook heel groot. Ze beseffen heel goed dat ze instaan voor de veiligheid van die vijftig personen. Het zijn ook loyale werknemers die vaak al járen voor dezelfde baas werken. Geen jonge mannen dus, eerder veertigers en vijftigers die enorm flexibel zijn. Je moet het maar presteren, ’s avonds telefoon krijgen: ‘Kun jij morgen naar Oostenrijk?’ Die firma’s hebben meestal ook hun eigen herstelgarage en die mecaniciens zijn al even verknocht. Als die bus morgenvroeg klaar moet zijn, dan werken zij tot in de late uren.»
HUMO De grote succesperiode van die kleine firma’s ligt tussen de jaren 60 en de jaren 90.
Claeskens «Ja. Nu verdwijnen ze zoals de kruideniers bij de opkomst van de supermarkten. Veel van die eigenaars hebben hun grootvader weten beginnen, maar hún kinderen willen die zaak niet overnemen. Te veel verzekerings- en onderhoudskosten, te veel investeringen en te grote concurrentie van holdings zoals Keolis, Veolia en Hansea.
undefined
»Het gaat er hard aan toe in de sector. Zelfs als je met lage prijzen komt aanzetten, is er altijd wel een concurrent die nog lager wil gaan. Die grote maatschappijen beginnen nu ook met goedkope Oost-Europese chauffeurs te werken, net zoals bij het vrachtwagentransport. Gevolg: nogal wat kleine eigenaars besparen op bussen en chauffeurs tot ze alleen overblijven. De man rijdt met de bus en de vrouw doet de administratie. Aan stoppen denken ze niet, zelfs niet als ze de 70 voorbij zijn. Dat is geen bus meer, dat is hun levenswerk.»
Nick Claeskens, ‘Bus Stop’, Stockmans