null Beeld

Film Fest Gent- Deel 3: Na afloop stond Harvey Weinstein in de coulissen klaar om ons te betasten

Film Fest Gent is weer van start gegaan! Elf dagen boordevol klassiekers-in-wording, chic rodelopervolk en Hongaarse arthousefilms over pedofiele priesters: daar zijn wij natuurlijk bij. En u ook, of toch op z’n minst een beetje, want vanaf heden kan u elke dag híér terecht voor onze bedenkingen bij het handvol cinematografische hoogstandjes – grote namen én kleine ontdekkingen – dat we achter de kiezen hebben gekregen. Tijd voor deel drie!

vvp

Omdat deze editie van het filmfestival volledig in het teken staat van de Italiaanse cinema – dat is wel degelijk Claudia Cardinale op de poster en níét Tatjana Simic – vonden we het maar eens tijd om ons op één van de superklassiekers te werpen die her en der op de affiche zijn terug te vinden. Zo zijn we dus (voor het eerst!) op het grote doek gaan kijken naar het chef d’oeuvre van Bernardo Bertolucci: het onverwoestbare ‘Il confirmista’ uit 1970.

We spreken Italië, de late jaren 30. Benito Mussolini is aan de macht en het fascisme houdt huis in alle lagen van de bevolking. In die context is Marcello Clerici (Jean-Lous Trintignant) een rijkeluiszoon die zich nergens op zijn plaats voelt en ernaar verlangt om, zoals hij het zelf zegt, de normaliteit te vinden. Hij wil als modelburger in de grijze massa verdwijnen – conformeren – en hij probeert dat doel te bereiken door te trouwen met een burgertrutje (Stefania Sandrelli) waarvan hij eigenlijk helemaal niet houdt, en zich in te laten met de fascisten. In de hoop om bij het establishment in de gunst te komen, stelt hij voor om Luca Quadri te vermoorden, zijn oude professor en een kritische intellectueel die samen met zijn vrouw (Dominique Sanda) een verzetsbeweging runt vanuit Parijs.

Dat verhaal wordt niet lineair verteld: Bertolucci gebruikt een jazzy structuur waarin dromerige flashbacks het centrale narratief doorprikken. Omdat Marcello aanvankelijk ook een nogal hermetisch personage is, kan het even duren vooraleer je de sleutel tot ‘Il conformista’ gevonden hebt. Maar eens de deur open is, eens je méé bent met de setting, de sfeer en het ritme, ontvouwt zich voor je ogen één van de meest intrigerende, beknellende en prachtig gefotografeerde karakterstudies uit de jaren 70. Want de film duikt niet zozeer het complexe web van de Italiaanse politiek net voor WO II in, maar probeert vooral de in de knoop geraakte draden in Marcello’s hoofd te ontwarren. Als hij graag normaal wil zijn, waarom vindt hij zichzelf dan abnormaal? Waar is hij bang voor? In welke idealen gelooft hij écht, als hij er al heeft?

Daar kunnen we nog even over doorbomen – eigenlijk is Marcello de ultieme lafaard! – maar ‘Il conformista’ werkt nóg beter als een pure cinematografische ervaring. Niet moeilijk: de man die de film vormgaf, was Vittorio Storaro, de maestro die later ook achter de camera zou staan bij ‘Apocalypse Now’ (omdat Francis Ford Coppola déze film had gezien). Storaro speelt met camerahoeken, dwaalt af naar betekenisvolle details, laat keer op keer een weelderig expressionistisch lichtspel losbarsten. En hij filmde twee scènes die in 1970 rechtstreeks de geschiedenisboeken in mochten: een onwaarschijnlijk mooie achtervolging door de sneeuw, en een sensuele dans tussen Stefania Sandrelli en Dominique Sanda in een klein café die ontaardt in een dronken volksfeest, terwijl het buiten vriest dat het kraakt.

Wat zegt ‘Il conformista’ eigenlijk? Als zelfs de intellectuelen van een fout land als makke lammetjes in de pas gaan lopen, dan zit je met een groot probleem. Wat zeggen wij? Ga, als u een beetje avontuurlijk bent ingesteld, eens op zoek naar de blu-ray en geef de film een kans – ’t is echt de moeite.

Toen we ons na afloop in de coulissen waagden, stond Harvey Weinstein in zijn peignoir achter een pilaar verstopt – klaar om ons te betasten, met beloftes van een mooie hoofdrol naast Ryan Gosling – maar met een geweldige kattensprong konden we nog net een veilige filmzaal induiken. Daar werd op dat moment geheel toevallig de nieuwe Vlaamse film ‘Resurrection’ vertoond, met Johan Leysen en Gilles De Schryver. Chance!

Of misschien ook niet, want het betreft hier een onvervalst stukje slow cinema; cinema die ongeveer even snel vooruitgaat als een slak in een kuip molasse. Zo traag dat het wel kunst moet zijn.

Het verhaal is poepsimpel. De Schryver speelt een jongen die in het bos iemand vermoordt, het lijk verbergt en naakt door de velden strompelt. Daar wordt hij gevonden door een oude boer (Leysen) die hem onderdak en kleren geeft. Maar de jongen zegt helemaal niks, en al – nu ja – snel staat de politie voor de deur.

Verder bestaat de film vooral uit statische kaders die minutenlang worden aangehouden en dialogen die uit niet meer dan één of twee regeltjes bestaan. Door deze prent waait onmiskenbaar de geest van Ingmar Bergman – dit is boven alles een parabelvertelling – en voor de beelden heeft regisseur Kristof Hoornaert goed naar de films van Andrei Tarkovsky, Alexander Sokurov en Michael Haneke gekeken. Hij kiest er soms ook daadwerkelijk prachtige tableaus uit: dat ene shot waarin de camera van binnen, bij Gilles De Schryver, langzaam dóór het raam tot bij Johan Leysen glijdt!

Maar langs de andere kant kregen wij het evengoed op onze heupen door de artistiekerigheid die aldoor in de lucht hangt. Niks mis met een langzaam tempo, maar de film is 110 minuten lang, terwijl het verhaaltje zulke speelduur bijlange niet kan stutten; dit had evengoed een kortfilm kunnen zijn. Toen Johan Leysen na 100 minuten opeens uitschreeuwde, ‘Waarom zeg jij niks?!’, dachten wij: jááá, maar had je die vraag anderhalf uur geleden óók niet kunnen stellen? Ook in een trage film moeten tempo en opbouw goed zitten.

Soit, we zullen maar vooral onthouden dat Hoornaert een enorm knap oog voor compositie heeft. En als we moeten kiezen tussen dit of de stijl van Olivier Megaton (die het voor mekaar kreeg om in zijn film ‘Taken 3’ een dertigtal keer te knippen in een stukje waarin Liam Neeson over een hek klautert), dan weten wij het wel.

Van Megaton naar Megatof: achter de cryptische titel van ‘Thee Billboards Outside Ebbing, Missouri’ van de getalenteerde Ier Martin McDonagh (‘In Bruges’) blijkt een raak geschetste zwarte komedie schuil te gaan over allerlei donkere kantjes van Amerika.

Het verhaal achter de titel begint zo: Mildred Hayes (glansrol voor Frances McDormand) rijdt door een verlaten landweggetje nabij het stadje Ebbing, Missouri. Daar kijkt ze peinzend naar – aha! – drie vervallen reclameborden en de volgende dag gooit ze vijfduizend dollar op tafel om de panelen een jaar lang te huren. De boodschap die er in koeien van letters op staat: Raped while dying. And still no arrests. How come, Chief Willoughby? Mildreds dochter Angela werd enige tijd geleden namelijk vermoord teruggevonden en ze wil dat er schot in de zaak komt: agent Willoughby (Woody Harrelson) moet het zien te regelen, terwijl de panelen voor een schokgolf zorgen in de kleine gemeenschap.

Dat klinkt nu als een politiefilm of zelfs een whodunit, maar de moord op Angela Hayes is hier alleen de kapstok, de grote tragedie die alle kleurrijke figuren uit Ebbing met elkaar verbindt. Het is over díé figuren dat ‘Three Billboards’ echt gaat. Mildred zelf is al een prachtpersonage – een no-nonsense vrouw onder wiens krokodillenhuid heel veel pijn ligt te etteren – maar onze favoriet is toch agent Jason Dixon (Sam Rockwell op zijn best), een domme klojo van een agent, op het eerste gezicht het typevoorbeeld van de Amerikaanse, racistische small town cop, maar diep in zijn binnenste brandt toch, zo komt in enkele erg mooie scènes tot uiting, het verlangen om simpelweg góéd te doen.

Je kan ‘Three Billboards’ zo’n beetje zien als de spirituele opvolger van ‘Fargo’ en ‘No Country for Old Men’ van de Coen-broers, zij het nét iets minder goed. McDonagh’s scenario bevat wel degelijk prachtige momenten, schitterende monologen én rake beschouwingen (‘als je elke agent met vaagweg racistische neigingen moet ontslaan, dan heb je er nog maar drie over, en die haten dan waarschijnlijk de homo’s’), al hoort hij zijn eigen teksten, net als Quentin Tarantino, soms net iets te graag. De Coens weten perfect wanneer stilte op zijn plaats is – zij laten ruimte voor een onuitgesproken mijmering, een vluchtige observatie, voorbij waaiende melancholie – terwijl McDonagh nog net iets te veel open deuren intrapt. Zo stapelen de poëtische toevalligheden zich bijwijlen nogal op: alsof de film zich lijkt af te spelen op het ritme van een mooi bedacht, maar ook lichtjes geconstrueerd aandoend rijmschema.

Een beetje zoals dit: ‘Rozen zijn rood / Violetjes zijn blauw / Wij gaan pitten, kust allemaal ons kloten.’ Tot morgen!

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234