fotografieboekjongvolwassenen en kanker
Floor van Liemt vecht al jaren tegen kanker: ‘Jong en kanker gaan niet samen’
Met een kloek fotografieboek laat Floor van Liemt (24), zelf ervaringsdeskundige, zien hoe elf jongvolwassenen omgaan met kanker. ‘Als je jong bent en kanker hebt, lijkt het voor de buitenwereld alsof je ontwikkeling stilstaat. Dat is niet waar.’
Ze zit in het derde jaar van haar rechtenstudie in Utrecht als Floor van Liemt op 11 december 2017 te horen krijgt dat ze uitgezaaide longkanker heeft en nog maar een paar weken te leven heeft. Door een nieuwe, doelgerichte therapie komt die voorspelling niet uit, maar haar toekomstperspectief blijft onzeker.
Inmiddels woont ze in Amsterdam, studeert ze kunstgeschiedenis, maakt ze schilderijen en heeft ze de F|Fort Foundation opgericht, een stichting die zich inzet voor het mentale welzijn van jongvolwassenen met kanker. Haar fotografieboek ‘De gemene deler - Jongvolwassenen met kanker verbeelden het onzegbare’ is net verschenen. Daarin portretteert ze samen met fotograaf Loet Koreman (31) elf jongvolwassenen met kanker.
- Hoe gaat het met je?
FLOOR VAN LIEMT «Ik slik nog steeds een tablet die de kanker onderdrukt, maar die werkt niet optimaal. Ik ga dus achteruit, maar wel heel langzaam. Levensverlengende chemo’s wil ik niet meer, die geven me geen kwaliteit van leven. Misschien komt er nog een nieuwe behandeling die toch weer perspectief biedt – dat heb ik vaker meegemaakt. Daarom kan ik nooit goed zeggen hoe het gaat lopen. Ik voel me nu fit en daar ben ik blij mee.»
- In je boek staat: ‘Jong zijn en kanker hebben gaan niet samen.’ Wat bedoel je daarmee?
VAN LIEMT «Nou, het is niet zo dat een bepaalde leeftijd wél samengaat met kanker. Maar ik bedoel dat je op jonge leeftijd heel erg in beweging bent, terwijl kanker stilzitten betekent. Als je 80 jaar bent is het ook verschrikkelijk om ziek te worden, maar zit je niet meer in de fase van studeren, carrière maken, een gezin stichten.»
- Waar loop je zelf tegenaan?
VAN LIEMT «Toen ik ziek werd woonde ik in een studentenhuis, maar ineens zat ik weer bij mijn ouders op de bank. We leven in een tijd waarin alles in WhatsAppgroepen rondgaat, dus ik was toentertijd erg bezig met de vraag wat anderen ervan vonden. Ik was bang om het stempel ‘patiënt’ te krijgen en een ‘nieuwtje’ te zijn, en niet meer gezien te worden voor de andere dingen die ik ben. Inmiddels ben ik daar niet meer onzeker over. Nu ben ik bezig met het thema vruchtbaarheid, want door chemotherapie kun je in sommige gevallen onvruchtbaar worden.»
- Terwijl veel leeftijdsgenoten bezig zijn met daten en seks.
VAN LIEMT «Ik was periodes ‘schoon’, maar niet genezen; ik heb een chronisch probleem. Ik slikte medicatie, voelde me goed en zag er gezond uit, terwijl ik dus eigenlijk heel ziek was. Maar goed, dat zet je niet in je Tinderprofiel. Als je jong bent en kanker hebt, lijkt het voor de buitenwereld alsof je ontwikkeling stilstaat. Dat is niet waar. Je bent net als leeftijdsgenoten op zoek naar liefde, of misschien gewoon een gezellige onenightstand. Tijdens afspraakjes vertelde ik daarom soms in eerste instantie niets over mijn ziekte, dan was de luchtigheid er vanaf. Als het serieuzer werd met iemand, ging ik het gesprek natuurlijk wel aan.
»Ik heb me ondanks de ziekte nooit laten tegenhouden in het daten, sterker nog: ik kreeg een relatie nadat ik al ziek was geworden. Andere jongvolwassenen met kanker daten misschien niet, die denken: niemand wil mij, want ik ben ziek. Dat vind ik erg. Je hebt nog steeds zo veel te bieden, je bent gewoon mens.»
- Hoorde je dat terug van de geportretteerden in het boek?
VAN LIEMT «Zeker, onzekerheid werkt verlammend. Ook hoorde ik dat er een taboe heerst op problemen – veroorzaakt door kanker – in de slaapkamer. Overigens dacht ik altijd: als ik kaal word, is daten moeilijker, want dan is te zien dat je ziek bent. Maar een geportretteerde uit het boek vertelde dat ze juist veel ging daten tijdens haar chemo, ze vond dat een lekkere afleiding. Ze droeg verschillende pruiken, waardoor ze een alter ego had. Op de vraag hoe ze dat in bed deed, zei ze: ‘Dan zei ik gewoon dat ze niet aan mijn haar moesten zitten.’ Heel verfrissend.»
- Waar liepen de jongvolwassenen nog meer tegenaan?
VAN LIEMT «Sommigen zoeken nog een huis, ervaren financiële stress of komen niet aan de bak door hun ziekte. Freelancers krijgen geen arbeidsongeschiktheidsverzekering meer. Dat maakt me echt boos.»
- Waarom wilde je dit boek maken?
VAN LIEMT «Er moet meer bewustzijn in de zorg komen voor de mentale problemen van jongeren met kanker. In de spreekkamer gaat het over de groei van de tumor, maar je loopt naar buiten met de vraag: hoe ga ik dit doen met mijn studie en werk, en kan ik nog kinderen krijgen? We moeten gezien worden als een andere groep dan ouderen of kinderen, omdat we tegen leeftijdsspecifieke dingen aanlopen. Per jaar komen er 2700 jongvolwassenen met kanker bij.
»Daarnaast is het boek bedoeld om troost en herkenning te bieden aan de doelgroep. Voor de deelnemers zelf was het creatieve proces ook helend: je kunt in beeld uitdrukken waar moeilijk over te praten valt. Dat kunnen ze aan hun omgeving laten zien. De foto’s laten naast alle zorgen ook zien wie ze zijn, juist zónder hun ziekte. Wat ze niet van zich hebben laten afpakken, waar ze van dromen.
»De gemene deler gaat over iets wat je gemeenschappelijk hebt: kanker is wat de mensen in het boek en ik gemeen hebben. Tegelijkertijd staat ‘deler’ ook voor celdeling, wat kanker is, en ‘gemeen’ kan ook ‘niet leuk’ betekenen. Het is dus een gemene celdeling die we met elkaar delen, en we delen het boek nu met de buitenwereld.»
- Welke van de verhalen in het boek is je het meest bijgebleven?
VAN LIEMT «Ik heb met elke deelnemer een speciale band opgebouwd. We hebben veel gemeen en toch zien de zorgen er voor iedereen anders uit. Een van de deelnemers deed onderzoek naar kanker in het Antoni van Leeuwenhoek en zat ineens zelf in de wachtkamer. De een zit nog midden in zijn studententijd, de ander merkte tijdens het voeden van haar baby dat er een knobbeltje in haar borst zat en weer een ander was net aan het afkicken van een verslaving toen hij ziek werd. Het zijn allemaal unieke verhalen.
»Een van de geportretteerden is inmiddels overleden, dat doet veel met me. Zij vond het soms moeilijk om met haar omgeving te bespreken waar ze doorheen ging. Wij hadden weinig woorden nodig, het was een bijzonder contact. Ze heeft de foto’s en de tekst nog gezien, ze was er trots op. Ik vind het fijn om dat stukje van haar te kunnen laten zien, alsof ze een beetje voortleeft.»
(AD)