44 jaar in de cel
Freddy Horion (75): ‘De politie vroeg: ‘Zo’n monster ben jij toch niet?’ Toen dacht ik: ‘Ja, toch wel, en daar hebben jullie voor gezorgd’’
Meervoudig moordenaar Freddy Horion zit straks 44 jaar in de gevangenis. De uitzichtloosheid die België hem biedt is door het Europees Hof nu als een mensenrechtenschending gelabeld. ‘Dat men mij een monster noemt? Ze doen maar’, schrijft hij in brieven vanuit zijn cel aan journalist Douglas De Coninck.
‘Ik heb een naad die over mijn neus vertrekt, schuins over mijn voorhoofd tot ver in mijn haar. Mijn neus is krom en ik kan maar uit één neusgat ademen. Mijn ene oog staat anderhalve centimeter lager en meer vooruit dan het andere. Mijn wenkbrauw staat ook verder achteruit dan de andere.’
In zijn autobiografie ‘Monster zonder waarde?’ (1981) beschrijft Freddy Horion hoe hij op zijn twaalfde van school naar huis fietste in de Wondelgemstraat in Gent en frontaal te pletter werd gereden door een politieman in een VW Kever. De term straatracen bestond nog niet, maar volgens ooggetuigen was het dat wat de agent aan het doen was.
‘Mijn ma is met mij bij de procureur geweest om te vragen hoe het kwam dat er geen proces kwam, waarom dat geklasseerd werd zonder gevolg’, schrijft hij. ‘Deze antwoordde: ‘Dat is iets waar ik niet mag en kan antwoorden.’ Mijn ouders hadden geen geld voor processen en advocaten.’
Gevangenismeubilair
Als hij vier decennia later tegenover je zit in de bezoekersruimte van de gevangenis in Hasselt blijft zijn gelaat nog altijd verborgen achter de grootste zwarte zonnebril die hij ooit vinden kon. Freddy Horion (75) oogt geblokt. Hij doet nog elke dag de oefeningen als bodybuilder.
Als de zoemer gaat, moeten alle gedetineerden bij het verlaten van de bezoekersruimte een vinger onder een blauwe scanner houden. Kwestie dat geen enkele gevangene stiekem met zijn bezoek mee naar buiten glipt. Het alarm gaat af. Een jonge vrouwelijke cipier roept: ‘Ik heb er hier één te kort!’
Haar overste komt erbij staan, bekijkt de situatie. Dan volgt geruststellende glimlach: ‘Het is de Freddy. Freddy, kom eens hier met uwen vinger.’
Freddy Horion resideert sinds 2009 in de gevangenis van Hasselt. ‘Bijna iedereen die hier toen zat is intussen alweer buiten’, schrijft hij in een van zijn vele brieven. ‘Dat was hiervoor, in Brugge, ook al zo.’
Tijdens het gesprek attendeert hij ons op een getatoëerde kleerkast, twee tafeltjes verder: ‘Hebt ge die Harley gezien aan de ingangspoort? Die is van de bezoeker, een Hells Angel. De ene komt elke dag de andere bezoeken. Die ene heeft zich laten veroordelen voor een moord die de andere heeft gepleegd. De directie is op de hoogte en gaf toestemming om die Harley daar te parkeren. Omdat het een speciale situatie is.’
Zoveel clementie is Freddy Horion nooit gegund. Hij behoort tot de zeldzame soort Belgen die drie keer in een mensenleven voor een assisenhof moesten verschijnen. De eerste keer gebeurde dat in Gent van 2 tot 4 oktober 1974. Hij stond samen met zijn vriend R. terecht voor een 25-tal kleine inbraken en een overval op een kantoor van de liberale mutualiteit.
Het is ook in 1974 ongezien dat een zaak van diefstallen niet gewoon door een correctionele rechtbank wordt afgehandeld. Een volksjury zal moeten oordelen. Tijdens de debatten komt een winkelier Horion vals beschuldigen. De man wordt op de zitting geconfronteerd met zijn eigen politieverklaring, waarin hij een blonde dief beschreef, zonder zonnebril of littekens in zijn gezicht. Horion zit in de beklaagdenbak stilletjes te triomferen, tot een vrouwelijk jurylid het woord neemt: ‘Misschien droeg hij een blonde pruik?’ Waarop Horion: ‘En ook nog twee kleintjes op mijn wenkbrauwen dan?’
Ook al is bij geen van de inbraken enig geweld gebruikt, toch hoort Horion zich veroordelen tot zeven jaar gevangenisstraf. Het betekent het einde van zijn huwelijk en zijn rol als tweevoudige jonge vader. In het boek beschrijft hij zijn gemoedstoestand tijdens de uiteindelijk vier lange jaren in de gevangenis: ‘Wacht, ik heb een overvalleke te goed en ik zal nu wel een wapen hebben en probeer dan ne keer me tegen te houden zie. Ge zult niet meer komen getuigen, rotzakken.’
‘Monster’
Nadat hij zich belazerd voelt door een garagist, trekt Horion op zondag 24 juni 1979 met zijn Franse gevangeniskennis Roland Feneulle vanuit Herentals naar Gent. Om een auto te stelen. Om wraak te nemen op ‘een’ garagist. Een Gentse garagist, want de juryleden waren hoofdzakelijk Gentenaars.
Langs de Antwerpsesteenweg in Sint-Amandsberg dringt het duo binnen in een kleine autohandel en schiet garagist Roland Steyaert (45), echtgenote Leona Van Lancker (47), dochter Anne-Marie Steyaert (22), schoonzoon Marc De Croock (23) en dochter Hilde Steyaert (12) dood. De buit bedraagt 4.000 frank. 100 euro.
In zijn boek probeert Freddy Horion de opkomende razernij van die dag in woorden te vatten. De razernij die hij voelde toen Steyaert hem verzekerde dat ze het geld mochten hebben, en ook een Mercedes en dat hij de politie niet zou bellen. En Feneulle die zei: ‘Hij liegt.’ Volgens Horion, in zijn boek, was dat het punt waarop alles in zijn hoofd explodeerde: ‘Ik zie weer assisen, jury, valse getuigen. Ik besef plots dat die man gelogen heeft.’ (Hij bedoelt Steyaert over het feit dat hij de politie niet zou bellen.)
In de verhoorkamer eisen zowel Horion als Feneulle meer dodelijke schoten voor zich op dan ze in verhouding tot elkaar kunnen hebben afgevuurd. De bekentenis van Horion ging als volgt:
AGENT «Allez Freddy, zijde gij nu echt zo’n monster?»
FREDDY HORION «Ja, ik ben zo’n monster.»
AGENT «Gij hebt het gedaan hé, Freddy?»
HORION «Ja, ik heb het gedaan.»
AGENT «En 't was niet de eerste keer hé?»
HORION «Nee, ’t was niet de eerste keer.»
AGENT «Ik weet het. De Vliegtuiglaan, hé?»
HORION «Ja. De Vliegtuiglaan ook.»
In een brief schrijft Horion in juni 2008: ‘Dat men mij een monster noemt? Ze doen maar. Het is geen naam die ik zelf gekozen heb. Toen ik zwaar verminkt was in mijn gezicht en ik boven voor het raam zat, kwamen enkele kinderen voorbij. Ze zeiden: ‘Kijk, een monster.’ Het is mij mijn hele leven bijgebleven. Toen de politie mij ondervroeg, vroegen die: ‘Zo’n monster ben jij toch niet?’ Toen dacht ik: ‘Ja, toch wel, en daar hebben jullie voor gezorgd.’’
Over moordenaars wordt gezegd dat een terugkeer naar de samenleving pas kan worden overwogen nadat er op een geloofwaardige manier blijk is gegeven van berouw en schuldinzicht. Het is de paradox van de zaak-Horion: geen moordenaar heeft ooit zo intens en publiekelijk de verachting over zichzelf uitgesproken. Op de twee assisenprocessen rond de moorden (het eerste moet worden overgedaan vanwege een procedurefout) grijpt Horion elke gelegenheid aan om zichzelf te verwensen. In zijn boek schreef hij: ‘Ik wil zelfs niet meer vrijkomen. Trouwens, er is geen weg terug voor mij, want iedereen zou me herkennen.’
Valse bekentenis
In de aanloop naar 2009 slaat de toon in Horions brieven om. Hij voelt zich misbruikt telkens als hij verneemt dat Jef Vermassen, zijn vroegere advocaat, zich er in een pleidooi op beroemt ‘ooit nog Horion te hebben verdedigd’. Hij lijkt niet te beseffen dat hij als zelfbenoemd monster het Vlaamse collectieve geheugen is ingegaan als metafoor voor weerwolf.
2009 is het jaar waarin hij 30 jaar cel op de teller heeft staan. Voor alle gedetineerden rondom hem is dat het aller-aller-maximum. De doodstraf wordt in België omgezet in levenslang en levenslang in 30 jaar. Horion voert gesprekken met psychiaters, met de psycho-sociale dienst. Hij heeft zijn dossier helemaal op orde, maar er wringt iets.
Er is beslist geen gebrek aan schuldinzicht voor de vijfvoudige moord in Sint-Amandsberg, maar wel voor die waar het volgens zijn eigen bekentenis mee is begonnen. De roofmoord op Helene Lichachewsky, uitbaatster van een winkeltje langs de Vliegtuiglaan, in de Gentse havenzone. De dame is op 9 februari 1979 om het leven gebracht met twee schoten uit dezelfde longrifle die is gebruikt in Sint-Amandsberg, zoals de wetsdokter na de feiten direct had opgemerkt.
Horion schrijft: ‘Ik heb de dodelijke schoten niet afgevuurd in die eerste zaak, maar ik was erbij en het kon mij niks schelen ook. Te Sint-Amandsberg kwam er echter een kentering. Tijdens de feiten zelf legde ik het geweer op tafel. Ik vraag mij soms af wat ik zou hebben gedaan als Feneulle er niet bij was geweest. Maar ja, dan was het wellicht niet gebeurd ook.’
Het komt er brief na brief met horten en stoten uit. De ware moordenaar van Lichachewsky was volgens hem R., zijn kompaan uit 1974. Net als de Hells Angel heeft ook Horion, zo zegt hij, zich opgeofferd voor iemand. R. is hem wel nooit komen bezoeken. In een brief in 2008 ontraadt hij ons op zoek te gaan naar R., die rond die tijd ergens in het Gentse een rustig bestaan leidt als gepensioneerde hobbyvisser. ‘Wie ligt daar nog wakker van?’
Mensenrechten
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat België artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens schendt door Freddy Horion na bijna 44 jaar elk perspectief op vrijlating of overgangsfase te ontzeggen. In januari 2018 sloot een college van psychiatrische experts na een zoveelste onderzoek van Horion elk risico op recidive uit en adviseerde het zijn opname in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) als tussenstap naar de vrijlating. Aangezien FPC’s enkel patiënten opnemen in gedwongen opname, kan Horion daar niet terecht. Daardoor belandde Horion volgens het EHRM in een ‘hachelijke situatie waarin hij geen realistisch vooruitzicht heeft op vrijlating’.
Rechtspraak is er gekomen om een einde te maken aan oog om oog, tand om tand. Vanuit die logica nemen burgerlijke partijen tijdens strafzaken wel deel aan de debatten over schuld, maar worden ze geweerd uit die over de strafmaat. En toch zie je het in het geval van Horion elke keer opnieuw gebeuren. Voor een reactie op het EHRM-arrest ging Het Nieuwsblad te rade bij de broer van Roland Steyaert. Die zei: ‘Ik heb maar twee wensen. Dat hij eerder sterft dan ik. En dat dat eenzaam en alleen in de gevangenis gebeurt.’
Begin 2021 was die wens zo goed als bewaarheid, zo schrijft Horion vanuit Hasselt over zijn coronabesmetting. Hij lag dagenlang aan de beademingsmachine en veel hoop was er niet: ‘Toen ik terug naar hier moest komen, bleek dat ik geen kledij meer had. Ze hebben alles in een plastic zak gestoken en weggegooid. Waar haalt een cipier het recht vandaan om uw bezittingen weg te gooien? Doen ze dat in de vrije wereld ook?’
Vorig weekend belde hij: ‘Ik weet niet wat er nu gaat gebeuren, maar voor de eerste keer in al die jaren eens een keer goed nieuws krijgen, dat doet wel iets. Ik begrijp dat die broer zo reageert. Langs de andere kant. Die Hells Angel - weet ge nog? - die is intussen allang weer vrij. En hebt ge al gehoord van Osman Calli? Die heeft in 2004 vier mensen vermoord. Hij is in 2008 veroordeeld tot levenslang, net als ik. De feiten speelden zich gedeeltelijk ook in Sint-Amandsberg af. Wel, die man is vrij sinds 2020. Ik gun het iedereen, ik ben niet jaloers, maar het zijn toch altijd weer harde noten om te kraken. Ik zie moordenaars de gevangenis binnen komen en weer buiten gaan, alleen ik blijf zitten.’
Misschien, schrijven we terug, was het niet zo’n geweldig idee om je publiekelijk te outen als monster. ‘Het was een idee van Jef Vermassen’, zegt hij in een telefoongesprek. ‘We wisten in de aanloop naar het proces vooraf: er zit niks anders in dan levenslang. Dus ja.’
En zo werd Freddy Horion een icoon van zijn tijd. De eerste jaren van kabel- en kleurentelevisie. Amerikaanse misdaadseries en het plotse besef, in het godvrezende Vlaanderen: ook hier lopen tikkende tijdbommen rond. Freddy Horion is niet vatbaar voor het idee dat hij met zijn looks en het consequente gebruik van de term ‘ik, het monster’ tijdens zijn laatste proces zelf heeft bijgedragen aan een situatie waarin magistraten en beleidsdragers consequent wegkeken van zijn dossier.
Hij antwoordt halfweg 2021 per brief: ‘Hebt u er enig idee van hoeveel mensen er reeds gestorven zijn in België sinds ik binnen zit? We waren in 1979 met zo’n 10 miljoen en er sterven jaarlijks zo’n honderdduizend mensen. Ik zit nu 42 jaar, dat zijn dus meer dan 4 miljoen mensen die dood zijn en die mij kenden. Reken daar ook nog eens de mensen bij die toen in hun wieg lagen of peuters waren.’