WetenschapHuidhonger
Fysiek contact is cruciaal voor uw geest: ‘Als het wegvalt, dan grijpt dat in op je hele zijn’
Niet knuffelen, geen handen geven, geen kus bij de begroeting... In het ‘nieuwe normaal’ is maar weinig plaats voor fysiek contact. Problematisch, menen experts, want onze honger naar aanraking is een basisbehoefte. ‘Kappers zijn de nieuwe sekswerkers aan het worden.’
Veertien dagen. Zo lang kon Marie-Louise Le Clercq (69) niet bij haar man Eric (72) tijdens de lockdown. Tien jaar geleden werden bij hem de eerste tekenen van dementie vastgesteld. Inmiddels woont hij vier jaar in een woon-zorgcentrum. ‘Dat ik hem in die periode helemaal niet meer mocht vastpakken, woog het zwaarste door. Ook omdat ik weet dat die aanrakingen niet alleen mij, maar ook hem deugd doen. Hij knijpt vaak terug. Volgens mij houden die dagelijkse aanrakingen hem in leven.’
Le Clercq heeft de voorbije jaren met een portie huidhonger leren leven. ‘Als mijn man en ik vroeger aan het wandelen waren, had hij altijd een arm rond mij. Of hij pakte mijn hand vast. Die warme aanwezigheid, dat mis ik het meest. Nu lig ik thuis alleen in mijn bed. En als ik naar hier kom om hem te verzorgen, ben ík altijd degene die hem vastpakt. Al ben ik blij dat dit nog mogelijk is.’
Le Clercq is een van de getuigen in het boek ‘Aanrakingen in tijden van huidhonger’ dat in februari volgend jaar gepubliceerd wordt. Auteur en gerontologe Els Messelis is er sinds januari mee bezig in het kader van haar ‘levensverhalenlab’ en ging daarvoor op zoek naar mensen die op allerlei manieren met huidhonger te maken krijgen. ‘En toen was daar plots corona,’ zegt Messelis. ‘Opeens had iedereen het over huidhonger. Terwijl mijn getuigen, die in vele gevallen sowieso met een gebrek aan aanrakingen moesten leven, helemaal van fysiek contact werden afgesloten.’
Huidhonger wordt gedefinieerd als een sterke behoefte aan lichamelijk contact. ‘Een honger naar huid, zo eenvoudig is het,’ zegt Messelis. Het is geen nieuwe term, maar won aan populariteit in 2013 toen het aan bod kwam in Psychology Today. Dankzij corona is het nu alomtegenwoordig.
Niet essentieel?
Messelis ergert zich aan hoe huidhonger soms als een luxeprobleem wordt weggezet. De smalende commentaren op sociale media liegen er inderdaad niet om. ‘Waar klagen we eigenlijk over?’ klinkt het her en der. ‘Twee maanden niet knuffelen. Valt reuze mee, toch? Onze grootouders hebben de oorlog nog meegemaakt. Díé mensen weten wat lijden is.’ Waarmee fysiek contact wordt weggezet als een fijne plus, geen essentiële must.
‘Nochtans is het een basisbehoefte,’ benadrukt Messelis. ‘Valt het weg, dan heeft dat een impact op je hele zijn. Ik ben ervan overtuigd dat die nood bestaat van onze eerste zucht tot onze laatste adem.’ Te vaak ook wordt volgens haar onterecht een verband met seksualiteit gelegd. Alsof je huidhonger kunt stillen met een swipe op Tinder. ‘Tuurlijk, je hebt seksuele aanrakingen, maar aanrakingen zijn niet per definitie seksueel. Au fond heeft het niks met seks te maken.’
Alles wat met tast te maken heeft, is volgens Messelis te lang verwaarloosd. ‘De andere zintuigen zijn ook veel beter bestudeerd. De huid is ons grootste orgaan, maar we weten er eigenlijk het minst over.’
Wat daarom niet betekent dat er helemaal geen onderzoek naar bestaat. Professor klinische psychologie Martine van Puyvelde (VUB) bijvoorbeeld, bestudeert de impact van aanraking in de vroege ontwikkeling van baby’s. ‘Als we worden aangeraakt, dan zorgen de zenuwbanen in onze huid ervoor dat die informatie wordt doorgespeeld aan de hersenen. We weten, ook uit studies met volwassenen, dat er zenuwbanen zijn die kwalitatieve info geven over die aanrakingen.’
Die speciale zenuwbanen – ook wel CT-afferenten genoemd – zijn in ons lichaam vooral te vinden op de plaatsen waar haar staat. ‘Het hoofd, de armen, benen... Als we die plaatsen zachtjes aaien, dan zet dat een deel van het brein in werking dat belangrijk is voor regulatie van stress,’ zegt Van Puyvelde. ‘Het vermindert de productie van cortisol of stresshormoon en stimuleert de aanmaak van oxytocine, niet voor niets het knuffelhormoon genoemd.’
Babymassages
Van Puyvelde heeft onderzocht hoe belangrijk dit soort aanrakingen zijn voor baby’s. Hiervoor werkte ze een soort massageprogramma uit. Aan een groep moeders werd gevraagd om gedurende vier weken hun baby elke dag een kwartier lang te aaien op plaatsen waar veel CT-afferenten zitten. ‘Telkens ze die baby’s op die plekken aanraken, wordt hun fysiologisch stressregulatiesysteem geactiveerd.’
Die groep werd vervolgens vergeleken met een controlegroep: baby’s die dus niet het massageprogramma hadden gevolgd. ‘Alle moeders kregen de opdracht om gedurende twee minuten helemaal niet op hun baby te reageren,’ zegt van Puyvelde. ‘Bij baby’s zorgt dat voor ongelofelijk veel stress. Wat bleek? De kinderen die de massages hadden gekregen, reageerden veel veerkrachtiger op de stresstest. Zij konden zichzelf sneller herstellen. Dat zegt wel iets over het belang van aanrakingen.’
Hoe nefast het gebrek eraan kan zijn, bleek in de jaren 60 met de controversiële experimenten van de Amerikaanse psycholoog Harry Harlow. Hij scheidde pasgeboren resusaapjes van hun moeder en plaatste ze in isolatie. Sommige aapjes zelfs tot vijftien jaar lang. Ze kregen eten, maar geen fysiek contact. De gevolgen waren desastreus. Eenmaal ze uit isolatie werden gehaald, bleken deze dieren niet meer in staat zich te beredderen.
Sommige aapjes bood hij een alternatief aan. Zo stopte hij hen in een kooi met twee surrogaatmoeders. Eentje van metaaldraad met een fles melk, een andere gemaakt van een katoenen doek. De aapjes dronken snel de melk, om zich vervolgens urenlang te nestelen in de zachte doek. Waren ze angstig? Dan verkozen ze het zachte alternatief. Het deed Harlow besluiten dat liefde, affectie en fysiek contact belangrijker zijn dan voedsel.
Zijn experiment illustreert ook hoe surrogaten deels een alternatief kunnen bieden. ‘Ik merk hoe mensen met grote huidhonger soms wanhopig op zoek gaan naar alternatieven,’ zegt Messelis. ‘Want wat als er niemand is om lepeltje-lepeltje mee te liggen? Of als je helemaal geen vrienden hebt om te knuffelen? Er zijn best veel mensen die het zonder fysiek contact moeten stellen, nog lang voor er van corona sprake was. Zo ontmoette ik ooit een dame in een woon-zorgcentrum met tien knuffelberen in haar bed. Haar partner was overleden en ze miste fysiek contact. In die mate zelfs dat ze een rieten mand had gevuld met snoep om uit te delen aan het personeelsleden, in de hoop dat die haar een knuffel zouden geven.’
Ook huisdieren kunnen een leemte opvullen. Of een wellnessbezoekje met massage. ‘Wat dat betreft zijn kappers de nieuwe sekswerkers aan het worden,’ zegt Messelis lachend. ‘Die hoofdmassage? Dat is voor heel wat mensen hét hoogtepunt.’
Voor Marie-Louise Le Clercq werkt een warm bad. ‘Mij neervlijen in dat warme water, dat doet altijd deugd.’ Messelis: ‘Er zijn best wat alternatieven waar we op kunnen inzetten. Ook binnen de zorg bijvoorbeeld. Bewoners wassen in het woon-zorgcentrum: je kunt dat ruw en afstandelijk doen of je kunt het zacht en met affectie aanpakken. Gelukkig sijpelt dat besef steeds beter door en hebben almaar meer verpleegkundigen, ergotherapeuten en kinesisten daar aandacht voor.’ Le Clercq mag haar man zelf om de twee weken wassen. ‘Een snoezelbad heet dat. Met een muziekje, lekkere geuren, een massage. Ik doe dat met heel veel liefde en gevoel. Niet alleen hij geniet daarvan, ik even goed.’
Toch doe je zeker niet iedereen plezier met knuffels of strelingen. Als fysiek contact zo’n basisbehoefte is, waarom zijn er dan mensen die gruwen van klinkende kennismakingszoenen of verbroederende schouderklopjes? ‘Ieders tolerantie voor aanrakingen zit ingebed in een heel vat van ervaringen,’ zegt professor van Puyvelde. ‘Wat de één aangenaam vindt, is voor de ander grensoverschrijdend. Iedereen moet ook de vrijheid kunnen voelen om die grenzen te trekken.’
Ook cultuur speelt een rol, vult Messelis aan. ‘In China of Japan bijvoorbeeld is het helemaal niet de gewoonte om mensen te knuffelen, terwijl je in de Verenigde Staten veel sneller hugs zal krijgen.’
Koude cultuur
Wat daarom niet betekent dat alle stereotypes zomaar kloppen. Zo wees onderzoek van de universiteiten van het Britse Oxford en Finse Aalto uit dat pakweg Italianen veel minder houden van aanrakingen dan Russen. De grootste knuffelberen bleken, tot grote verbazing van de onderzoekers, de Finnen. Over het algemeen zijn mannen veel terughoudender dan vrouwen.
Over de Belgen zegt de studie, die gepubliceerd staat in het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS), niets. ‘De mensen die ik voor mijn boek heb geïnterviewd, benadrukken allemaal dat wij zo’n koude cultuur hebben,’ zegt Messelis. ‘Intimi raken we aan, maar buiten die cirkel houden we afstand.’
Met de komst van corona is afstand zelfs een veiligheidsvoorschrift geworden. Er mogen vijftien mensen in je bubbel en die mag je, bij uitzondering, weleens knuffelen. ‘Maar wat als je niemand in je bubbel hebt?’ zegt Messelis. ‘We hebben steeds meer ouderen en singles. We moeten daar als samenleving over nadenken en aandacht voor hebben. Ook in tijden van corona.’
Van Puyvelde beaamt. ‘Zeker bij kinderen moeten we het belang van nabijheid voorop blijven stellen. Toen ik de initiële plannen hoorde om op school met mondmaskers te werken op anderhalve meter, heb ik me echt zorgen gemaakt. Tijdens deze crisis zijn er landen geweest waar te vroeg geboren baby’s helemaal werden afgescheiden van de moeder. Zoiets is een ramp.’
Eén van de weinig voordelen van het coronavirus is dat het huidhonger bespreekbaar heeft gemaakt. Plots beseften heel wat mensen hoe het voelt om fysiek contact te moeten missen. En was het geen schande om dat gemis te benoemen. ‘Want vergis je niet, er rust nog altijd een groot taboe op,’ zegt Messelis. ‘We zijn allemaal trotse mensen. Ik heb nog nooit iemand met een plakkaat zien rondlopen: ‘Ik heb huidhonger en ben emotioneel eenzaam.’’
Het durven benoemen, dat is ook wat Marie-Louise Le Clercq heeft gedaan. ‘Op een bepaald moment legde één van mijn kinderen zijn hand op mijn schouder en klopte me op de rug. ‘Dat heeft mij zo’n deugd gedaan,’ vertelde ik daarna aan mijn kleinzoon van 11. ‘Vroeger deed je opa dat, maar nu doet hij dat niet meer.’ Sindsdien overlaadt dat ventje mij met knuffels. Allee, dat was vóór corona natuurlijk. Hopelijk komt dat snel terug.’
(DM)