Gedichten die mannen aan het huilen maken
De liefde en de dood, pas étonnés de se trouver ensemble, blijken het vaakst voor natte ogen te zorgen.
Herman Brusselmans (schrijver)
«Ik raak ontroerd door het gedicht ‘O, als ik dood zal, dood zal zijn’ van J.H. Leopold omdat het aansluit bij m’n tegenwoordige gedachten en mijmeringen omtrent de dood. Ik ben 57 jaar oud en verschillende vrienden en kennissen, die leeftijdsgenoten van me waren, zijn me ontvallen.
»Derhalve speelt natuurlijk ook mijn eigen heengaan een rol in m’n bekommernissen. In het gedicht wordt hoop uitgedrukt: de hoop dat het sterven en het verdwijnen niet zo erg als gevreesd zullen zijn, indien ze begeleid worden door de liefde. De liefde zorgt ervoor dat de dood een slapen is, en gedurende deze slaap is de dood een wachten op de geliefde. Leopold geeft ons aldus een teken van troost, hij verzekert ons dat je, als je liefde hebt, nergens meer bang voor hoeft te zijn. Ook niet voor het einde – dat dan in wezen geen einde meer is.»
J.H. Leopold - ‘O, als ik dood zal, dood zal zijn’
O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleeke oogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.
En ik zal niet verwonderd zijn;
in deze liefde zal de dood
alleen een slapen, slapen gerust
een wachten op u, een wachten zijn.
undefined
Philip Huff (schrijver)
«Hugo Claus was 72 en reeds de meest bekroonde auteur uit het Nederlandse taalgebied – gelauwerd dichter, gevierd romancier, veelgeprezen toneelschrijver – toen hij ‘Om jou’ schreef. Die bekroningen waren allemaal terecht, maar vooral voor de poëzie: Claus’ dichtwerk is een machtig fort en de keuze voor het mooiste gedicht is niet makkelijk gemaakt, zo niet onmogelijk. De cyclus ‘Nu nog’, het Ursprungsgedicht ‘West-Vlaanderen’, het onvernietigbare ‘Ik schrijf je neer’ – zijn oeuvre zit vol pijnlijke pracht, het fort verdient vele banieren. Maar: weinig gedichten doen je huilen.
»Claus schreef bijna al zijn gedichten over een vrouw, voor een vrouw, en om die vrouw. De liefde is voor hem de laatste mythe, het romantische ideaal. En hij blijft er altijd in geloven. Hugo Claus lees je dus niet om te grienen, maar om te geloven. Je leest hem om ondanks alles ná het gejank de levenslust te hervinden. Zo ook ‘Om jou’.
»Maar het gedicht kan ook anders gelezen worden, op een bepaald moment in je leven, niet als hoop, maar als rouw, omdat alles nog steeds om haar gaat, die liefde, ook nu ze er niet meer is. En dan niet verder kunnen, behalve door berusting te vinden in het verdriet. Soms sterft iets. Om nooit meer zo terug te keren: ‘Alom dit alles alleen om jou.’»
Hugo Claus - ‘Om jou’
Het kind wurgt een kauw
Vingers zijn er om te graaien
Het puin glinstert van de dauw
Het duin staat in lichtelaaie
De uren jagen op elkaar
De dagen korten in elk seizoen
De weken halen elkaar in
De maanden verwelken
Het jaar is minder dan een vlinder
Minder dan de spin die ’s avonds
Hoop geeft en ’s ochtends rouw
Alom dit alles alleen om jou
undefined
Matthijs van Nieuwkerk (tv-maker)
«Ik heb de poëzie van Hans Faverey veel proberen te lezen, met de nadruk op proberen. Ik heb echt mijn best gedaan, maar hij schrijft vaak in raadselen. Hij is geen allemansvriend, bepaald niet behaagziek. Maar ik volgde hem. Iedere bundel, iedere bespreking in de krant. En soms loonde het, dan was daar een klein kiertje waardoor ik dacht te zien wat hij me misschien wilde zeggen. Maar ook als ik met lege handen achterbleef, waren er nog die rare, fraaie zinnen. Jazzmuziek. Klanken ontdaan van betekenis, het kon me niet zo veel schelen.
»Faverey schreef ‘Zelden heeft de sprong van een panter’ aan het eind van zijn te korte leven, wetende dat hij het niet ging winnen van de kanker. Hoe schrijft de dichter over zijn beul? Als een centaur die eerst zijn hoeven schraapt voor hij naar je toe komt, en in je veilige huis alles kort en klein schopt en slaat. Deze strofe, maar ook die schitterende eerdere strofe over de dolfijn die voor het schip uit zwemt, heb ik inmiddels vaak herlezen. En altijd lees ik hoe de dichter, met Magere Hein reeds aan tafel, deze weergaloze woorden vindt voor het zoete leven en de ongenode dood. De grootste ontroering in dit gedicht zit in die halve zin: ‘En zo zal het gebeuren.’ Daarna volgt de meedogenloze finale.»
Hans Faverey - ‘Zelden heeft de sprong van een panter’
Zelden heeft de sprong van een panter
ook maar iets van dezelfde sprong door
dezelfde panter, wanneer niet zoals
gewild door die panter zelf.
De dolfijn die voor het schip uit zwemt
zwemt net zo lang voor het schip uit,
tot er geen sprake meer is van een
dolfijn die voor een schip uit zwemt.
En zo zal het gebeuren, dat je nauwelijks
merkt hoe je okselzweet van geur verandert,
dat het je ontgaat hoe de centaur eerst
zijn hoeven schraapt voor hij naar je
toe komt, en in je veilige huis alles
kort en klein schopt en slaat.
undefined
Huub van der Lubbe (zanger van De Dijk)
«Het zal ermee te maken hebben dat ik al vele jaren met mijn vrouw ben en dat wij samen een dochter hebben gekregen. Ik zie beiden groeien, bloeien, jaren maken, ouder worden. En natuurlijk veranderen. Maar ook weer niet. Niet in wezen, in ieder geval. Ze kunnen springen tussen vroeger en nu, van ouder naar weer klein. Zo foppen ze mij en de tijd, en houden ze het onvermijdelijke op afstand.»
Herman de Coninck - ‘Meisje’
Jezelf, het besef en meteen ook het lef
dat je dat gewoon kunt hebben en er af
en toe een mening van kunt laten zien
of een borst: hoe vroeg begint dat,
en eindigt dat eigenlijk ooit? Vrouwen
zijn gemaakt van meisjes, steken op hun
veertigste nog altijd hun tong uit van vijftien,
worden almaar even jong,
kunnen niet niet-verleiden. Zoals poëzie:
een poes die voorzichtig over een toets of tien
van een piano is gelopen en omkijkt:
heb je dat gehoord? Heb je me gezien?
O, de meisjesachtigheid van veertigjarige meisjes,
hoe ze soms willen, soms niet,
maar eigenlijk altijd, als je het maar ziet.
Waar is de tijd? Hier is de tijd.
undefined
Herman Koch (schrijver)
«Het eerste ontroerende moment in dit gedicht zit voor mij in de zin ‘eindelijk eens goed gekleed’. Het lijkt op het eerste gezicht sarcastisch, maar dat is het niet. Gerard Reve gunt zijn moeder dat ze er goed gekleed bij loopt – ook al is dit dan pas (‘eindelijk eens’) na haar dood.
»Na die mooie ‘sprakeloze stilte’ komt de constatering dat zijn moeder gelukkig schijnt te zijn. Ontroerend vind ik dan weer de toevoeging ‘en uitgerust’: het impliceert een mensenleven waarin er voor uitrusten nooit tijd was.
»Het eigenlijke moment waarin ik altijd even volschiet, zit voor mij in de laatste zin: ‘Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.’ Zoals waarschijnlijk alle mannen die ontroerd kunnen raken door een gedicht, denk ik daar aan mijn eigen moeder.»
Gerard Reve - ‘Droom’
Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder,
eindelijk eens goed gekleed:
Boven het woud waarin ze met de Dood wandelde
verhief zich een sprakeloze stilte.
Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was
en uitgerust.
Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.
undefined
Jan Cremer (schrijver)
«Dit gedicht opent bij mij een luik in mijn herinneringen. Nog immer voel ik een niet te stillen ontroering bij het lezen ervan. Toen ik het voor het eerst las, had ik net mijn Grote Liefde ontmoet, maar we waren allebei door werk en verplichtingen gedwongen de wereld rond te reizen. Zij naar Mexico en Tahiti, ik naar het donkere Noorden – Lapland. We konden elkaar niet bereiken, maar waren door dit gedicht in gedachten met elkaar verbonden.
»Ik was in die tijd een bewonderaar van de gedichten van Arie Visser, vooral van zijn vertalingen van de Chinese dichter Li T’ai Po. Daar herkende ik mijzelf in en dat moet Arie hebben geweten, want hij schoof mij vaak ongevraagd zijn snel op schoolschriftpapier gekrabbelde gedichten toe. Arie zweefde over de straten en doemde vaak plotseling op rond het Koningsplein in Amsterdam, dicht bij de universiteit. Ondanks het feit dat het klaarlichte dag was, leek het vaak alsof hij uit een dichte mist tevoorschijn tolde, rusteloos op zoek naar wat centen om voor even zijn verslaving te verdoven. Ik ‘kocht’ gedichten van hem. Hij wist me altijd te vinden, vaak als ik met halfduister in mijn stamcafé Scheltema zat. Soms bleek hij zo radeloos dat ik hem een voorschotje gaf. Ik heb nog een tiental gedichten van hem tegoed.»
Arie Visser - ‘Op weg’
Zwerver met vermoeide voeten
en het hoofd in de wolken
hoe wil je haar ontmoeten
die je leegte kan bevolken.
undefined
Joost Prinsen (presentator van ‘Het mes op tafel’)
«Als jongen van 15 las ik het vers ‘In memoriam mijzelf’ van Jan Jacob Slauerhoff. Het was een gedicht dat Slauerhoff op zijn sterfbed schreef: ‘Door vijanden omringd, / Door vrienden in de nood / Geschuwd als aas dat stinkt, / Houd ik mij lachend groot, / Al is mijn ziel verminkt, / Mijn lijf voor driekwart dood.’ Dat gaat zo nog vier coupletten door.
»Ik vond het prachtig. Slauerhoff is een dichter die een jonge jongen met een romantische ziel direct aanspreekt: maat, rijm en romantiek, wat wil een 15-jarige nog meer?
»Hij is nog steeds één van mijn helden, maar mijn smaak op het gebied van poëzie heeft zich in de loop van de jaren natuurlijk ontwikkeld. Een jaar of tien geleden maakte ik kennis met het werk van de Vlaamse dichter Eddy van Vliet. Ook hij schreef enkele jaren voor zijn dood een soort ‘In memoriam mijzelf’. Ik denk dat ik als kind het geen bijzonder vers had gevonden, maar nu snijdt het dwars door mijn ziel.»
Eddy van Vliet - ‘Dood’
Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.
Hou mij niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.
Veeg je voeten en wees welkom.