Gele hesjes in Frankrijk: 'Er zijn ouders die elke dag drie uur met de auto pendelen om hun kinderen naar een middelbare school te brengen'
In Frankrijk houden de 'gele hesjes' het land al meer dan een week in de greep. Maar er zit de Fransen veel meer dwars dan enkel de stijgende brandstofprijzen. In mei 2016 bracht Humo een tweedelige reeks over de leegloop van het Franse platteland.
Het protest van de 'gele hesjes' in Frankrijk is niet zomaar tegen de stijgende brandstofprijzen gericht. Er is een veel breder ongenoegen in de voorsteden en op het platteland. Er zijn niet alleen de voorzieningen (postkantoren, scholen, bakkers, slagers) die wegvallen. Er is ook het gevoel van een groeiende ongelijkheid: 'De regering in Parijs ziet niet langer om naar de kwetsbare rurale regio's, ze behandelt ons als tweederangsburgers'.
De rondrijdende slager en bakker
Het is een vertrouwd beeld op het Franse platteland. Dagelijks zijn vele honderden camionettes onderweg om kleinere dorpen en gehuchten te bevoorraden met brood, vlees, zuivel en kruidenierswaren. Raymond Chazot (Pontaumur) is zo'n mobiele slager. Elke dag legt hij 'telkens in een andere windrichting' 20 à 30 kilometer af omdat er in de omliggende dorpen nog amper slagers zijn. Hij neemt ook brievenpost mee en geeft contant geld in ruil voor cheques. Zo worden ritten naar de post bespaard.
Het bergdorp Trizac telt 500 bewoners. Om zes uur laadt de bakkersvrouw warme baguettes in de camionette. Ze zijn de enige bakkerij in de wijde omtrek: ze bedienen vijf grote dorpen waar geen bakker meer is. Elke dag honderd kilometer, zes dagen per week.
Tweederangsburgers
Bernard Thomas (landbouwer en burgemeester van een dorp met 250 inwoners) : 'Er is hier een slechte dekking van de gsm-operatoren. Als ik me in de streek verplaats, heb ik drie gsm’s bij me. Er zijn veel blinde vlekken en dan is het uitvissen welke operator wél aanwezig is.’
'Internet is ook zo’n probleem. Alle administratie van de gemeente, alle paperassen als landbouwer moet je online indienen. Maar het internet is hier tergend traag.’
Z'n vrouw Christiane: ‘Vaak valt het internet uit of loopt het vast. Dat ronddraaiende strandballetje is hét icoon van het platteland. Rondjes draaien en geen meter vooruit raken.’
undefined
Bernard: ‘Als het netwerk in de stad uitvalt, dan haalt het de kranten hoe kwaad, gefrustreerd en ongelukkig iedereen is. Als dat hier gebeurt, kijkt niemand. Naar ons wordt amper omgekeken. Het is alsof wij niet meetellen. In 2013 had één van onze gehuchten een telefoonpanne door een blikseminslag. Niemand kwam de lijn herstellen. Pas na een maand kwam het in orde. Natuurlijk hebben onze inwoners dan het gevoel dat ze in de steek worden gelaten.'
Voetbal spelen
Bernard: ‘Toen onze kleinzoon wilde voetballen, moest zijn vader hem 25 kilometer ver brengen voor de trainingen. (...) Hier zit je vast. Een jong gezin moet voor werk en winkels één uur rijden naar Clermont-Ferrand.'
De jonge Vlaamse huisarts
Deborah De Mey (26) verbleef één jaar in Décize (5.700 inwoners,departement Nièvre): 'Ik heb nog altijd een hart voor het Franse platteland, maar na één jaar wilde ik daar weg. Er woonden vooral oudere mensen. De twintigers die er nog verblijven, zijn jonge mensen zonder enig vooruitzicht. Ik voelde me sociaal geisoleerd. Ik vereenzaamde. In Décize zelf is niks te doen. Voor een muziekles of danscursus moest ik één uur rijden. (...) Voor zwangere vrouwen met weeën was de dichtstbijzijnde kraamkliniek één uur rijden. '
Het kwetsbare platteland in cijfers
In 2014 is een sociaalgeografische kaart gemaakt met de meest kwetsbare rurale gebieden van Frankrijk. De kaart staat in een uitgebreid rapport van Alain Bertrand, PS-senator. Hij bedacht de term hyper-ruralité of extreme landelijkheid. In doorsnee zijn het gebieden met een bevolkingsdichtheid van 22 inwoners per vierkante kilometer. Het zijn ‘verwoestijnde streken’ (afgeleid van de term 'désertification rurale') waar de bevolking veroudert, waar de dorpscentra leeglopen, waar weinig huisartsen of ziekenhuizen zijn, waar de kleine middenstand het moeilijk heeft, waar amper bankautomaten of tankstations zijn, waar weinig of geen openbaar vervoer is, waar internet en gsm’s gebrekkig functioneren, en waar allerlei publieke voorzieningen stilaan worden weggesaneerd of teruggeschroefd. Kortom, ‘het enige wat daar nog groeit, is het isolement’.
Die hyper-ruralité beslaat 26 procent van het Franse grondgebied, maar er woont slechts 5,4 procent van de bevolking of 3,4 miljoen Fransen. Die populatie wordt ongelijk behandeld, zegt Bertrand, ‘wat indruist tegen de republikeinse egalitaire grondwet’. (...) 'De Franse staat is urbano-centré: alle middelen gaan naar de grootsteden. Want daar draait de geglobaliseerde economie, daar zijn de grote bedrijven en de grote zakencijfers, daar wonen de meeste mensen, daar kan men het beleid voor grote groepen standaardiseren. Wij liggen hopeloos verspreid, wij worden stilaan sous-citoyens dans un sous-territoire.’
Naar school gaan
Voor de scholieren in het departement Cantal wordt het moeilijk als ze naar het hoger middelbaar gaan. De streek telt veel afgelegen dorpen vanwaar het dichtstbijzijnde lycée op één à twee uur rijden ligt. Voor die leeftijdsgroep (vanaf 15 jaar) is er geen schoolvervoer, het openbaar vervoer ontbreekt, en ouders sturen hun kinderen dan maar op internaat om zich de kilometers te besparen. In Frankrijk gaat gemiddeld 8 procent van de lycée- scholieren op internaat; in het landelijke Auvergne en de Cantal is dat 20 procent. Zo’n internaat is een zware financiële uitgave voor een gezin en sinds de crisis van 2008 gaan sommige ouders toch weer zelf rijden, elke dag tot drie uur schoolpendelen met de auto.