Gerrit Komrij - Vila Pouca
'Een Portugees dorp heeft het meest weg van een oude man die alle hoop heeft laten varen: de versieringen hangen er nog, maar het feest is voorbij.'
Drie haarspeldbochten, vier grote huizen en wat klein grut, waaronder een café: het is genoeg voor een dorp. Zelfs genoeg voor een dorpskroniek, als Gerrit Komrij er woont. Vila Pouca heet de plek, het wil iets zeggen als 'gehucht van niets': je vindt het alleen op goeie kaarten, buurt Sierra da Estrela. Komrij heeft in 'Vila Pouca' (De Bezige Bij) zijn eigen vertaling: niemandsdorp.
De grootste bezienswaardigheid van Vila Pouca, aldus de chroniqueur, is een tegeltableau met miniatuurvoorstellingen van alles wat er zoal te zien zou zijn. 'Het Huis van de Hollandse Schrijver' staat daar ook op: Komrij woont er toch alweer een jaar of twintig.
In het niemandsdorp wonen 86 mensen; niet veel meer dan een dozijn daarvan voert Komrij met naam en toenaam op, zoals Agripino en Silvano, twee oudjes die concurreren om de liefde van Rosa in Café De Alentejaan, Morciego, de dorpsgek, en Manuel, de man in de rolstoel - 'Iedereen rijdt weleens tegen een boom'. In een niemandsdorp gebeurt niets: 'Een regenbui of het vermoeden van overspel, 't is al een schok.' Het passeren van de vrachtwagens, de restauratie van de kapel, de heks die de bakker beduvelt, de aangespoelde Nederlanders, dat zijn de grote verhalen in deze kleine wereld.
Of is het maar schijn dat er in het niemandsdorp niks gebeurt? Komrij blijkt inmiddels genoeg geïntegreerd om te kunnen berichten over de corrupte praktijken (vervalste rijbewijzen) van een succesjongen in het dorp, over de cocaïnehandel van een grootmoedertje in het Braziliaanse restaurant aan de Grote Weg wat verderop. Zelfs moord en doodslag doen het dorp aan: dat de zwangere Patricia met kogels en messteken van kant wordt gemaakt brengt Vila Pouca in vervoering en de chroniqueur in verleiding om de intriges rond deze misdaad uit te spinnen.
De tijden veranderen, zelfs in Portugal, schrijft Komrij – zonder het te betreuren: een groot aanhanger van zuiderse exotiek is hij nooit geweest, ook niet in eerdere Portugese verhalen in 'Een zakenlunch in Sintra'. Even leek het erop dat zijn dorp erg snel ging veranderen, toen bij het begin van deze eeuw het Grote Hotel, een chique pousada, werd geopend. Misschien was dat gegeven voor Komrij wel de aanleiding om zijn dorpskroniek te beginnen. Uiteindelijk ging het hotel als een eiland in het dorp functioneren, en valt er op een verdwaalde Japanner na vanuit het dorp niet veel over te berichten.
Misschien meer dan over de verandering van het dorp bericht 'Vila Pouca' op subtiele wijze over de evolutie van de chroniqueur, de man die hier de zwaluwen van gezicht begint te kennen en weleens de lust voelt opkomen om het op een lopen te zetten. 'Moet ik hier niet weg?' vraagt hij zich af. 'Een stem in me zegt dat ik hoognodig weer verderop moet.'
Zoals gebruikelijk in dit modelboek is het vervolg tegelijk spannend én prachtig geformuleerd: 'Jammer genoeg heeft die stem geen gezicht.'