Ghostpoet - Shedding Skin
Twee goeie cd’s gingen aan ‘Shedding Skin’ vooraf. Eén uit 2011, één uit 2013. Op de eerste, ‘Peanut Butter Blues & Melancholy Jam’, verraden de teksten het best Ghostpoets ambitie: de hardheid, de desillusies (en de katers na een nachtje stappen) binnen zijn biotoop Londen zó goed beschrijven dat hij nooit meer in een callcenter moet werken.
Ook op opvolger ‘Some Say I So I Say Light’ sprokkelt Ghostpoet – met die stroperig klinkende bariton van ’m – verhalen in de Grote-Berenstad-aan-de-Theems. Die verhalen zitten onder, tussen en boven een geheel eigen krakpiepknor, een relaxte variant op 2 step en dubstep, de uitgaanssoundtrack bij – zo heet hij echt – Obaro Ejimiwes jonge jaren. De beats per minute lijken met veel minder dan ze eigenlijk zijn, omdat er steevast een paar worden weggeknipt, en daarna verkeerd worden teruggeplakt. Dáár weer tussen stoomboten in de mist, zaagtanden, barcodescanners en ringtones. Ghostpoets delivery – denk Tricky, Guru, Roots Manuva en zelfs Rakim en Gil Scott-Heron – is nergens afstandelijk. De man is gewoon op een kalme, vrij jazzy manier aanwezig, staat constant op het punt met zijn omgeving te versmelten, om zich op de valreep te redden met een notitieboekje. Knap, allemaal! Maar dat was toen.
Enter 2015 en ‘Shedding Skin’, een heel ander paar mouwen. De branderige bariton is pek geworden. ‘Shedding Skin’ is niet voor de underground, het is een plaat voor de zon. Ze is gemaakt met een groep. Eén met een bas, een drum en een gitaar. Daarboven van alles wat, tot strijkers en een Bloc Party-gitaar toe, maar geen dubstep meer, zelfs geen halve seconde. De productie is van de hand van Ejimiwe zelf, en van bassist John Calvert, die op veel plekken vooraan staat.
Opener ‘Off Peak Dreams’ begint met ‘Mugs of tea and bacon sarnies’, Brits ontbijtkrachtvoer waar Ghostpoet mee aan de slag gaat. En hoe! Ik moet meteen aan een paar goeie soulplaten denken, en aan Stereo MC’s, en in de break 2’19” ver aan ‘Odelay’ van Beck.
De rest van de plaat is eerst een kwestie van wennen aan de variatie en daarna besluiten dat alles perfect in balans is. Er is een duet bij dat doet denken aan de rook om het hoofd van Tricky en Martina Topley-Bird, even later wordt een pint of bitter te veel gedronken maar staat de wekker op 7 uur 25: ‘Megabills to pay / I gotta get up’. Ghostpoet worstelt met demonen door zich aan een clochard te spiegelen, vindt een onenightstand ‘forgettable’, en komt een ex tegen met haar nieuwe vriend (‘You was the apple of my eye / But now the apple is rotten’). Als een sologitaar in doosjes wordt opgehapt is de oude Radiohead niet zó ver weg, als aan het eind bombastische strijkers vanuit een Sigur Rós-aanzet openbloeien, had de realist in mij een harder, opener, donkerder einde gewild, maar mijn andere helft heeft een traantje weggepinkt. Aan deze plaat is hard gewerkt, en ‘Shedding Skin’ doet óók haar werk.
Londen belt, met een klein meesterwerk. Mijn raad: neem op!