ReportageCharleroi, USA
‘Greetings from Charleroi, USA’: Paul Magnette ontdekt Charleroi, Pennsylvania
Paul Magnette (49) stak de oceaan over naar de Amerikaanse zusterstad van zijn Charleroi. De Carolo-burgervader beschrijft hoe hij een kwijnend industriestadje van 4.000 zielen trof – bijnaam: Magic City. En waarom zoveel arbeiders in de streek op Trump stemmen.
In Pittsburgh vertelden we enkele locals dat we van plan waren op bezoek te gaan in Charleroi, 33 kilometer verderop. Ze trokken grote ogen. Als we wilden zien hoe de rust belt zich hersteld had na de sluiting van de staalfabrieken, moesten we vooral in Pittsburgh zelf blijven. Wat gingen we in godsnaam in de vallei zoeken? Daar waren de problemen ten gevolge van de industriële teloorgang nog overal zichtbaar. Maar voor ons was het simpelweg ondenkbaar dat we geen halt zouden houden in de enige stad ter wereld die naar ons Charleroi genoemd is.
Het klopt, Pittsburgh biedt alle antwoorden op de problemen van een postindustriële economie. De stad herontdekte haar rivieren, maakte verlaten fabrieken met de grond gelijk, bouwde immense parkingtorens en ontwierp nieuwe parken en pleinen op de vrijgekomen ruimtes. De zakenwereld kwam zich er vestigen en smeedde met de opeenvolgende Democratische burgemeesters een heilige alliantie: samen trokken ze prestigieuze technologieprojecten aan en investeerden ze zwaar in het Cultural District.
We bezochten de onmetelijke campussen van de twee grote universiteiten die de stad rijk is. In Starbucks en Shake Shack schuilden we voor de sneeuw, tussen aan hun laptopscherm gekluisterde studenten.
In het spoor van Jennifer Beals, wier intense danspassen uit ‘Flashdance’ onze jonge jaren op hun kop zetten, wandelden we door de Pittsburghse wijk waar die film werd opgenomen. Waar ooit fabrieken stonden, zagen we nu niets dan lofts en hippe bars waar niemand nog weet wie Jennifer Beals is. Aan de overkant van de rivier ligt het Andy Warhol Museum. ’s Mans belangrijkste werken staan er tentoongesteld sinds hij ze schonk aan zijn geboortestad.
Route 88
Oud-burgemeester Tom Murphy leidde ons rond in zijn stad. Met prachtige patriciërswoningen, met nieuwe woningprojecten die de straten van de oude Midwest imiteren, toen staalgieterijen en walserijen nog de rijkdom verzekerden. Immense stadions van de plaatselijke baseball- en American footballclubs waren gebouwd op de heuvels waar destijds staalfabrieken stonden. Er waren voormalige kraakpanden waarin Google één van zijn belangrijkste onderzoekscentra onderbracht en zo een stroom aan hippe yuppies naar de stad trok.
Pittsburgh heeft zijn strijd gewonnen en brak daarmee finaal met het verleden. Enkel de U.S. Steel Tower van het machtige Amerikaanse staalbedrijf houdt de herinnering in stand van het oude Pittsburgh, een stad van zware industrie.
Op aanraden van Tom Murphy verlieten we de snelweg, en legden we de 30 mijl van Pittsburgh naar Charleroi af via de Route 88, langs de Monongahelarivier. ‘It’s quite devastated down there,’ had hij ons gewaarschuwd, zichtbaar teleurgesteld omdat hij er niet in was geslaagd om de herrijzenis van Pittsburgh ook in de vallei waar te maken. We reden langs kleine fabrieken, die nog min of meer actief leken. Langs mooie villa’s met witte houten voorgevels en grote tuinen, die toonden dat deze streek ooit rijk was geweest. Langs kleine arbeiderswoningen met afgebladderde verf op de muren, die toonden dat die rijkdom verleden tijd is.
In tegenstelling tot Pittsburgh is Charleroi geen metropool met 5 miljoen inwoners. Geen universiteit. Geen downtown waar je rondleidingen kunt volgen om de geschiedenis van de stad te leren. Het fortuin en geluk dat ooit aanwaaide, is hier al lang niet meer te vinden. Is dat het lot van beide Charlerois? Magritte groeide op aan onze kanalen en heuvels, maar zijn museum ligt in Brussel.
Scène uit ‘Fargo’
Aan het eind van de Route 88 worden we trots verwelkomd door een bord met de boodschap ‘Welcome to Historic Downtown Charleroi, More than 100 businesses to serve you’. Een politievoertuig wacht ons op, stoom aflatend in de ijskoude lucht. Ik lees Charleroi Regional Police op de zijkant van de wagen, die rechtstreeks lijkt weggereden uit een ‘Starsky & Hutch’-episode. De wagen rijdt voor ons in de verlaten straten, in een poging alles te laten zien dat aan een echte stad doet denken. Als uitgelaten pubers tijdens een schoolreis fotograferen we alles waar de naam van de stad op staat geschreven. United States Post Office, Charleroi PA, 15022. Charleroi Pyrex Company. Charleroi Second Chance Community Church. Charleroi Masonic Hall.
Onze escorte neemt een korte pauze alvorens het Historic District in te rijden. Een lange rechte straat met aan weerszijden winkeltjes, steunend op funderingen die op het einde van de negentiende eeuw werden gebouwd. We lijken in een Lucky Luke-album beland, op de allereerste bladzijde, wanneer de lonesome cowboy op zijn paard een nieuwe stad binnendraaft. Het beeld blijft maar enkele seconden hangen. Wanneer we de tweedehandswagendealers en parkings zien, zijn we de stad alweer uit. Onze gids draait tweemaal links af en negeert daarbij de rode lichten, misschien om zijn autoriteit te benadrukken, misschien omdat er toch niemand op de baan is op een besneeuwde dag als deze. Plots bevinden we ons niet langer in een stripalbum van Lucky Luke, maar midden in een scène van de film ‘Fargo’.
Op de stoep van het stadhuis worden we opgewacht door een officiële delegatie onder een in de gauwte gedrukt spandoek: Welcome to our Sister City. Charleroi, Belgium. Iedereen is aanwezig: de burgemeester, gemeenteraadsleden en hun echtgenotes, politieofficieren, en enkele buurtbewoners die op ‘aanwezig’ hebben geklikt bij het Facebook-evenement ‘Mayor of Charleroi BE, Official Visit’. Wat bedoeld was als een bescheiden privéaangelegenheid is plots een officieel bezoek.
Pioniers
Ik herken de burgemeester, Ed Bryner, die ik heb gegoogeld voor we aankwamen. Enkele maanden terug werd deze oud-fabrieksarbeider van 63 jaar verkozen tot burgemeester. Hij kwam op voor de Democraten en was de enige verkiesbare kandidaat. Wit sikje, azuurblauwe ogen, zwartleren jas en baseballpet. Hij drukt me heel hartelijk de hand. Daarna schudt iedereen de hand van iedereen, inclusief brede glimlachen en uitvoerige begroetingen. We zijn hier amper vijf minuten, maar voelen ons al thuis in Charleroi.
Het wordt snel duidelijk dat onze Amerikaanse broeders en zusters ons niet zomaar zullen laten gaan. ‘Het is 36 jaar geleden dat een burgemeester van uw stad ons kwam bezoeken,’ vertelt een raadslid terwijl we de trappen oplopen en ze me de krantenknipsels toont van dat bezoek. Ze licht toe: ‘Voor ons is dit een hele belevenis, weet u.’ Voor ons ook.
We bezoeken alles. De raadszaal, waar een grote kaart van het Belgische Charleroi hangt. De grote zaal ernaast, waar men ter ere van ons bezoek de portretten heeft opgehangen van alle oud-burgemeesters en alle afbeeldingen die ze konden vinden van de Amerikaanse pioniersstad Charleroi, die in 1905 door Roosevelt werd bezocht. We nemen de trap naar de bovenste verdieping om de concertzaal te bewonderen. De archieven zijn van de zolder gehaald en worden hier bewaard, omdat het dak regen doorlaat. De herstelwerken beginnen binnenkort. We dalen weer af naar het gelijkvloers om de kantoren van de politie en de sheriff te bekijken, en de cel. Daarna moeten we verder. Het is een strakke planning. De vertegenwoordigers van de business community wachten op ons in het River House Cafe.
Wanneer we daar aankomen, is iedereen er al. Ze zitten aan een lange U-vormige tafel en hebben de ereplaatsen voor ons vrijgehouden: recht tegenover hen, als bij een huwelijk. Ed Bryner nodigt mij en mijn first lady uit om te gaan zitten en zet zich zwijgend naast de zijne. De man is niet bepaald een spraakwaterval. De rol van ceremoniemeester laat hij dan ook over aan een van zijn raadsleden. Larry Celaschi Jr. draagt het shirt dat zijn grootvader meenam na zijn bezoek aan Charleroi, België, meer dan twintig jaar geleden. Hij steekt trots zijn borst vooruit om ons de Waalse vlag te tonen: ‘You see, the rooster?’
Larry weet van aanpakken. Alles heeft hij voorbereid. Het tacobuffet, waar ook salades en donuts te verkrijgen zijn, staat voor ons klaar. Het bier dat wordt geschonken is van brouwerij Stoney, die meer dan een eeuw geleden in het bezit kwam van een inwoner van Charleroi.
Hij won het bedrijf na een pokerpartij. Het recept is nog steeds hetzelfde als in 1907. De burgemeester houdt het bij water. ‘I don’t drink anymore,’ zegt hij droogjes. Niemand lijkt verbaasd. Intussen heeft Larry de microfoon veroverd en overloopt hij het programma met de intonatie van een straattheaterpresentator. Eerst zullen de nationale hymnes te berde worden gebracht, waarna Larry een kort woordje zal zeggen in naam van de burgemeester. Vervolgens zullen we de sleutel van de stad in ontvangst mogen nemen, samen met enkele geschenken, all made in Charleroi. De Brabançonne begint, iedereen gaat staan en luistert stil en gedwee, als in een basisschool.
Onder stadsgenoten
In de lokale krant Mon Valley Independent herinnert de reporter zich vooral de toespraak van de CEO van Mon Valley Alliance. ‘We share more than a name,’ had die man gezegd. “Onze geschiedenissen lijken op elkaar, ondanks de afstand en het grootteverschil. We strijden om te overleven en om de way of life van onze gemeenschap te beschermen na de teloorgang van de industrie.’ Daar heb ik weinig aan toe te voegen. ‘We share more than a name. We hebben dezelfde crisis doorgemaakt en we zijn er nog steeds, nakomelingen van de glasarbeiders die 128 jaar geleden Charleroi verlieten om Charleroi te stichten. Ze waren angstig en hoopvol tegelijk, want ze wisten wat ze achterlieten, maar niet wat ze zouden vinden waar ze heen gingen. The same for us.’
De journalist van Observer Reporter schrijft dat verschillende raadsleden ‘geraakt waren door de geëmotioneerde toespraak van Magnette’. Mijn eigen reisgezellen Georgios en Thomas, rasechte Carolo’s, Ben de Brusselaar en mijn Luikse first lady waren net zo geëmotioneerd als ik. We waren 6.000 kilometer van huis, maar toch onder stadsgenoten. Ze vertelden hun verhalen, die wel de onze leken. We zagen hoe zij naar ons keken. Wij vertelden over onze problemen, dat we het moe waren om steevast negatief te worden bekeken door onze grote buursteden. Ze hoorden ons verhaal aan en herkenden er zichzelf in.
Fout van Obama
Aan de vooravond van de presidentsverkiezingen van 2016 wilde het progressieve magazine The Atlantic te weten komen waarom arbeiders uit de voormalige manufacturing belt massaal de Democratische Partij de rug toekeerden. Om die vraag te beantwoorden werd een reporter naar Charleroi, PA, gestuurd.
Hier kwam hij te weten dat de inwoners van de Mon Valley al in 2008 niet meer op de Democratische presidentskandidaat hadden gestemd. Want Barack Obama, toen nog senator in Illinois, had durven te zeggen dat wie een steenkoolcentrale opende, recht op een faillissement afstevende. Grote fout. Steenkool is hier bittere ernst. Elke dag passeren er mijlenlange treinen langs de Mon Line, maar ze stoppen niet in het station van Charleroi. Het zwarte goud uit de mijnen van Noord-Pennsylvania dat ze vervoeren, is bestemd voor de elektriciteitscentrales in Ohio. Dagelijks scheidt die lange ijzeren muur het stadje van zijn rivier.
Toen Donald Trump in 2016 beloofde dat hij de steenkoolindustrie nieuw leven zou inblazen om de American way of life te beschermen, hadden de arbeiders in Charleroi eindelijk het gevoel dat iemand hen begreep. Pittsburgh, modelstad in de strijd tegen de klimaatproblematiek en toonaangevend op het vlak van nieuwe economiemodellen, ligt op amper dertig kilometer van hier. Maar de grens tussen deze vallei en die metropool is even onzichtbaar als ondoordringbaar.
Red Star Line
Werd Charleroi destijds wel echt gesticht door Waalse glasarbeiders? Na de grote industriële crisis van de glassector in de jaren 1880 trokken duizenden Waalse glaswerkers weg om in de haven van Antwerpen in te schepen op de Red Star Line richting de VS. Eén van hen was Oscar Falleur. Samen met zijn vriend Xavier Schmidt was hij veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid, omdat hij aangezet zou hebben tot geweld tijdens de Belgische volksopstand van 1886. Bij die onlusten stierven een tiental arbeiders door politiekogels. Twee jaar na zijn veroordeling werd Falleur vrijgelaten, op voorwaarde dat hij het land verliet. Hij trok naar Pennsylvania en stichtte er de eerste coöperatieven van glaswerkers. Maar in dit Charleroi is hij nooit geweest.
De plek werd gesticht in diezelfde periode, niet door Waalse glaswerkers, maar door Amerikaanse ondernemers. Van Belgische ingenieurs hadden ze het geheime fabricageproces van vlakglas verkregen, waarna ze een stuk grond van een vierkante mijl kochten en er aan de oevers van de rivier twee bedrijven oprichtten: het ene voor de glasfabriek, het andere voor de ontwikkeling van het land.
Het stuk grond was onherbergzaam, maar wel bosrijk, hout om woningen mee te bouwen was er dus in overvloed. De Charleroi Land Company mat de tekenplannen voor de stad uit en beperkte daarbij zoveel mogelijk de grootte van de percelen om meer huizen te kunnen bouwen, en dus meer geld om te zetten. Arbeidershuizen zouden de grootte van een perceel omvatten, ingenieurswoningen mochten twee percelen groot zijn. Alle huizen werden gebouwd volgens de Queen Anne style, naar het voorbeeld van de grote herenhuizen in Washington, die dan weer geïnspireerd waren op de victoriaanse architectuur uit Engeland. Omwille van de ruimtelijke omstandigheden zou het wel allemaal kleiner zijn.
De nieuwe plaats werd Charleroi gedoopt, naar de Waalse stad aan de Samber, destijds de mondiale hoofdstad van het glas en een erg welvarende plek. Die naam werd doelbewust gekozen, een beetje als verkoopsargument. Tegen dat de glasarbeiders uit Charleroi, BE, hier aankwamen, was de stad al een feit. Tot daar dus de legende.
Hechte gemeenschap
Dit Charleroi werd vormgegeven met het idee dat inwoners het stadje nooit hoefden te verlaten – waar konden ze zelfs heen? Elke wijk telde vijfentwintig huizen, een tabakswinkel, een kruidenier en een kledingwinkel, en sommige percelen werden voorbehouden voor publieke gebouwen. Elke wijk had bovendien een eigen nickelodeon, een kleine buurtbioscoop. Een van de eerste theaterzalen van de Verenigde Staten zou hier zijn gebouwd in 1905.
In Charleroi kon je werken, wonen, kopen en aan vrijetijdsbesteding doen zonder het stadje ooit te verlaten. De plaatselijke bevolking was integraal verbonden aan de fabriek en vormde een erg hechte gemeenschap, zowel tijdens het werk als daarbuiten.
Charleroi ontsnapte aan de grote vastgoedveranderingen onder de urban renewal era. Alles is hier nog steeds. De kleine houten arbeidershuizen met hun overdekte terrassen aan de straatkant en hun puntige daken. De winkeltjes uit het begin van de vorige eeuw en de publieke gebouwen. Ook de Charleroi National Bank and Trust uit 1922, ontworpen door een architect uit Washington, staat er nog.
Vijfentwintig jaar geleden wilden enkele ambtenaren 1.200 huizen, ongeveer de halve stad, klasseren als historische gebouwen om toeristen aan te trekken. Dat idee wordt vandaag opnieuw overwogen. Mochten de hipsters uit Pittsburgh willen weten hoe een Amerikaanse stad eruitzag ten tijde van de Founding Fathers, dan moeten ze maar de Route 88 volgen richting Charleroi. Wie weet blijven er wel enkelen van hen plakken, hier staan heel wat huizen te koop.
Dealers
En de inwoners van Charleroi zelf, geloven ze nog in de ommekeer? Larry is moe. Binnenkort is hij vijf jaar gemeenteraadslid, maar bij de volgende verkiezingen zal hij zich niet verkiesbaar stellen. Hij toont me zijn favoriete adressen in de stad, zoals ‘the best pizza in town, an amazing BBQ, it’s a shame you don’t have enough time to try them’, een boksclub, een paar tweedehandszaken en een vuurwapenwinkel. Larry vertrouwt ons zijn twijfels toe. De helft van de winkels staat leeg, net als veel van de huizen. Waar de eigenaars zijn, weet niemand. Weg. Het laatste hotel in de stad werd gesloten op politiebevel, er kwamen te veel dealers en andere criminelen op af. De plaatselijke politiek is een moeilijk verhaal.
De bevolking klaagt, er heerst gelatenheid en frustratie in de cafés en op Facebook. En er is niet genoeg geld om iets te veranderen. Het district schiet Charleroi soms te hulp, maar de federale overheid lijkt niet te weten dat ze bestaan.
Larry stelt me voor aan de eigenaar van de barbecuezaak. De jonge ondernemer is een tweede restaurant aan het bouwen. Men vraagt hem waarom hij ervoor kiest om net hier te investeren in een nieuwe zaak, waarop hij zegt: ‘I believe in Charleroi.’ Dat heb ik al eens eerder gehoord. Larry hervindt er zijn glimlach door. Hij wil ons graag meenemen naar het dak van het stadhuis, vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de stad en waar hij ooit een groot terras hoopt te mogen openen.
Het is tijd om te gaan. De avond valt en we hebben nog een tocht van vijf uur richting Detroit voor de boeg. Terwijl ik afscheid neem van onze nieuwe vrienden, valt mijn oog op een oude sticker op een leeg winkelraam. De Waalse haan. Ik buig voorover om de tekst eronder te kunnen lezen. Charleroi, The Magic City. De tweede generatie inwoners van deze plek bedacht de slogan toen de stad snel groter werd en als voorbeeld gold voor de hele Midwest. ‘Het is nog steeds onze bijnaam,’ vertelt Larry. ‘Iedereen in de vallei noemt ons The Magic City. Sommigen bedoelen het als grap. But believe me, we’ll make Charleroi a Magic City again!’
Deze reportage verscheen vorige week ook in 'Wilfried’, de raconteur van België, de eerste Nederlandstalige editie van het Franstalige kwartaalblad ‘Wilfried’.