null Beeld Saskia Vanderstichele
Beeld Saskia Vanderstichele

Debuterend romancier

Guillaume Van der Stighelen: ‘Ik heb de neiging om te zwelgen in alles wat ik lekker vind. Nog! Nóg! Daarom drink ik bijna nooit alcohol’

Tomeloos gulzig heeft Guillaume Van der Stighelen (67) het leven van Guillaume Van der Stighelen op papier laten lopen. Het is niet zijn eigen biografie, wel het met fictie en fantasie vervette verhaal van de overgrootvader naar wie hij genoemd is. ‘Rozeke’ is een haast vloeibare roman over de man die Antwerpen in de belle époque de toiletpot schonk, en zichzelf een riooltje van schaamte en schuld. Hij heeft het gráág geschreven, zegt de achterkleinzoon, die jarenlang het reclamebureau Duval Guillaume mee beademde, maar nu met hoogrode opwinding op de wangen vaststelt dat hij een schrijver is geworden.

Jeroen Maris

HOOGMOED

GUILLAUME VAN DER STIGHELEN «Ik heb altijd met een zekere afstandelijkheid naar mijn eigen werk gekeken – alsof het iemand anders was die dat uitvoerde. Vroegen mensen me of ik niet trots was op mijn jaren in de reclamewereld, of op mijn stukken in de krant, dan reageerde ik wat monkelend. Ik was trots, ja, en het was goeie, gezonde trots. Maar wat ik met ‘Rozeke’ meemaak, is daar niet mee te vergelijken. Een kinderlijk gelukkig gevoel. Ik kan niet ophouden met naar dat boek te kijken, en ik wil het voortdurend vastpakken.

»Vroeger herlas ik m’n teksten ook niet. Nu betrap ik mezelf vaak op bladeren door m’n eigen roman. Dan begin ik een passage te lezen, vergeet ik dat ik zelf de schrijver ben, en word ik helemaal gegrepen. En dan zit ik daar te snotteren. Ja, ‘Rozeke’ publiceren heeft voor een haast kinderlijk geluk gezorgd. Voor het eerst weet ik hoe het voelt om trots te zijn, echt trots. Ik ben 67 moeten worden om door dat soort ijdelheid gegrepen te worden (lacht)

HUMO Is een boek schrijven – en dus: een publiek verwachten – per definitie een vorm van hoogmoed?

VAN DER STIGHELEN «Helemaal niet. Het is een stokpaardje van me: passie wordt veel te vaak verward met hoogmoed. Mensen die begeesterd zijn door iets – het maakt niet uit door wat precies – moet je net aanmoedigen.

»Literatuur heeft soms wel iets pretentieus, natuurlijk. Ik vind dat we er in Vlaanderen te vaak van uitgaan dat boeken een inspanning horen te vragen. Dat een goeie roman wat weerbarstig is en het de lezer moeilijk maakt. Je moet ‘Het verdriet van België’ gelezen hebben – maar dat is arbeid, hè, er is niemand die vlotjes door dat boek glijdt. Het is met dezelfde stelligheid dat we beweren dat een goed glas wijn aanvankelijk een beetje tegenstribbelt. Ik vind dat absurd: kan een goed glas wijn niet gewoon lékker zijn?

»Ik wilde dus een toegankelijk boek schrijven vol heldere zinnen. De taal mocht niet voor ballast zorgen. Stiekem hoop ik dat mensen na het lezen van ‘Rozeke’ dezelfde reactie hebben als ik na het lezen van ‘The Old Man and the Sea’ van Ernest Hemingway: ‘O, maar dat kan ik ook!’ Dat ze zélf zin krijgen om verhalen te vertellen. Want er lopen hier zóveel goeie vertellers rond, maar haast niemand durft, net omdat de lat ter hoogte van ‘Het verdriet van België’ ligt. Het moet zo ernstig, zo ambitieus en zo gestileerd. Er is geen overvloed aan plezante schrijvers in Vlaanderen. Terwijl ‘Bridget Jones’s Diary’ en ‘Sex and the City’ ook hier geschreven zouden kunnen worden, want bevlogen vertellen zit ons in het bloed. (Gespeeld pompeus) Als dit boek bij jonge mensen de verteldrang een beetje kan losweken, dan ben ik niet voor niets op de wereld gezet.»

‘Ik ben een deugnicht, geloof ik. Dat is toch het beeld dat ik overhou als ik alle verwijten aan mijn adres op Twitter bij elkaar leg.' Beeld Saskia Vanderstichelen
‘Ik ben een deugnicht, geloof ik. Dat is toch het beeld dat ik overhou als ik alle verwijten aan mijn adres op Twitter bij elkaar leg.'Beeld Saskia Vanderstichelen

AFGUNST

VAN DER STIGHELEN «Ik ben altijd jaloers geweest op mensen die brille met bescheidenheid combineren. Op mensen die getalenteerd zijn, maar niet voortdurend eisen dat het licht op hun talent valt. Het komt allicht doordat ik zelf helemaal anders in elkaar zit. Ik ben van nature nogal dominant: ik laat me horen, ik vestig de aandacht graag op mezelf. Het meest van al ben ik nog jaloers op mensen die goed kunnen luisteren. Die er in een gesprek lang het zwijgen toe doen, aandachtig in zich opnemen wat je vertelt, en dan plots die ene juiste vraag stellen. Dat is mij niet gegeven. Het viel me vroeger op school al zwaar om in een klaslokaal stilletjes te zitten luisteren naar een leraar, zonder zelf iets te mogen zeggen. Dat heeft zich doorgetrokken in mijn professionele leven: ik ben iemand die elke vergadering volpraat. En ook naast mijn werk gaat het zo. Mijn vrouw vraagt het mij vaak als ik op een etentje weer eens de hele tijd het hoge woord heb gevoerd: ‘Waarom moet jij het gesprek toch altijd zo domineren?’ Niet voor niets was de boodschap op mijn antwoordapparaat vroeger: ‘Ik ben er even niet, maar dat geeft u de gelegenheid om zelf ook eens iets te zeggen.’

»Ik vertel het nu al lachend, maar ik vind het écht een probleem, omdat het mij bij momenten tot onaangenaam gezelschap maakt. Ik kaap de conversatie, terwijl er nog mensen aan tafel zitten die weleens wat willen zeggen. Het verklaart ook voor een stuk waarom ik het schrijven van die roman zo ongegeneerd verrukkelijk vond: ik was de hele tijd aan het vertellen, maar dan zonder iemand te storen. En ik werd er net zo gelukkig van.»

HUMO Het is wat elke pagina in ‘Rozeke’ schreeuwt: de schrijver heeft plezier gehad.

VAN DER STIGHELEN «Ik heb me zo enorm geamuseerd. Dat was een openbaring voor mij. Ik ben altijd een schrijver-in-opdracht geweest – in de reclameteksten die ik uitwerkte, maar ook in de opiniestukken, columns en boeken die ik later schreef. Nu heb ik voor het eerst iets helemaal uit mezelf laten vloeien, zonder dat iemand erom gevraagd had. Dat voelde bevrijdend. Ik heb mezelf wel een beetje ingetoomd. Het is een lijvige roman geworden, maar de eerste versie was nog vierhonderd pagina’s langer. Met dat ongebreidelde vertelplezier was ik nog te veel aan het doceren over de geschiedenis van Antwerpen. Die passages lieten zich makkelijk schrappen zodra ik begreep dat ‘Rozeke’ het particuliere, gefictionaliseerde verhaal van mijn overgrootvader moest zijn. Dat de lezer wel een decor – Antwerpen, dus – en een tijd – de belle époque – nodig zou hebben, maar toch vooral zou willen weten hoe het die hoofdfiguur vergaat.

»Dat het allemaal zo soepel en vloeiend ging, dat dat verhaal zich in één gulle geut liet opschrijven, heb ik te danken aan mijn opgebouwde metier. Vroeger vond ik schrijven niet zo vanzelfsprekend: toen ik in de reclame begon, zat ik vaak te zwoegen op een tekst. Het kwam niet vanzelf. Maar door de jaren heen heb ik gulzig alles opgeslorpt, heb ik al spelende geleerd om te schrijven, en nu was het moment daar om uit die bagage een roman te puren.»

TRAAGHEID

HUMO ‘Als het een inspanning vraagt, doe ik het niet,’ zei je eerder in Humo over schrijven.

VAN DER STIGHELEN «Dat geldt nog altijd, voor alles wat ik doe. Ik ben principieel en maniakaal gemakzuchtig. (Wijst naar de trap) ’s Ochtends kom ik naar beneden en trek ik in het voorbijgaan één gordijn open. En wanneer ik later weer de trap op moet, open ik het andere gordijn. (Glimlacht) Ik vind het héérlijk om zo efficiënt mogelijk met tijd, energie en moeite om te gaan. En dat geldt dus ook voor de grote thema’s in het leven: ik denk graag na over hoe ik de dingen eenvoudiger kan maken voor mezelf. Zo ben ik indertijd in de reclame gegaan omdat ik ervan overtuigd was dat dat de manier was om geld te verdienen zonder hard te moeten werken. Nu, dat bleek uiteindelijk niet zo te zijn: er is heel veel energie in gekropen. Maar dat was préttig: het voelde nooit als labeur. Je kunt iets doen wat voor een ander een verschrikkelijke inspanning vraagt, maar wat voor jou vanzelf gaat.

»Voor mij is gemakzucht geen zonde. Integendeel: ik vind dat mensen net op zoek moeten gaan naar datgene wat geen moeite kost. Dat betekent niet dat je niet je best moet doen, hè, dat je de inspanning moet schuwen. Maar vergelijk het met een prachtige, zware fietsrit. Je komt bezweet en doodvermoeid aan, maar onderweg heb je wel het geluk door je bloedbanen voelen gieren. Waarom? Omdat het zo mooi was dat het vanzelf ging. Je keek niet naar hoeveel kilometers je nog moest, je telde niet hoeveel nijdige hellingen er nog zouden komen. Nee, je had jezelf verloren in iets – in het landschap, in de inspanning, in het geluk van bergen te temmen. Die tijdelijke gewichtloosheid: dáár moet je naar op zoek in het leven. En zelf heb ik die recent dus gevonden in het schrijven.»

HUMO Je speelt ook golf. Dat is bij uitstek de sport waarin een zo klein mogelijke inspanning tot een zo groot mogelijk resultaat moet leiden.

VAN DER STIGHELEN «Als ik Thomas Pieters met zo’n minuscuul balletbeweginkje – noem het dansen met de polsen – het balletje een paar honderd meter ver zie slaan, ben ik stikjaloers. Bij mij lijkt het toch nog altijd vooral alsof ik een boom aan het omhakken ben (lacht). Maar dat is dus wat ik bedoel: voor mij zit het ultieme vernuft ’m in iets doen met souplesse, met een zo klein mogelijke inspanning.»

HUMO Traagheid betekent ook: te weinig het goede doen.

VAN DER STIGHELEN «Ik ben een deugnicht, geloof ik. Dat is toch het beeld dat ik overhou als ik alle verwijten aan mijn adres op Twitter bij elkaar leg. (Haalt de schouders op) Alsof het een kwaliteit is om níét naar het goede te streven. Ik ben intussen oud genoeg geworden om complexloos te willen deugen. Net omdat ik geloof dat we dat au fond niet doen: de mens is een vat vol driften, agressie en egoïsme. Maar we zijn er wel in geslaagd om onze driften te kanaliseren, om over de consequenties van ons gedrag na te denken, en om onszelf te corrigeren. Noem het beschaving, noem het cultuur, noem het een subtiel laagje vernis – noem het zoals je wilt, maar koester het.»

HEBZUCHT

VAN DER STIGHELEN «Geld op zich is geen bron van trots. Ik heb mezelf in ieder geval nog nooit aangetroffen voor de spiegel, voldaan wapperend met de briefjes die ik die dag weer verdiend had. Terwijl ik daar nu wel zo sta – spreekwoordelijk dan – met mijn roman. Ik vind dat een belangrijke les: geld is aangenaam en je kunt er maar beter genoeg van hebben, maar het vervult je niet. Wie je bent – voor jezelf, voor je gezin, voor de wereld – is waar het om draait.

»Ik heb een poos lezingen gegeven voor businessclubs. Je kent ze wel: de Rotary Club, de Lions Club… Dan sprak ik voor een publiek van ondernemers en CEO’s – enfin, van geslaagde mensen. Ik hield hun voor dat geld niet de enige vorm van kapitaal mocht zijn die ze verzamelden, en dat het geen goed idee was om hun hele identiteit vast te klinken aan hun werk. Want altijd weer komt er een dag waarop het voorbij is. Je hebt successen verzameld, maar dan wordt je zaak overgenomen, of krijg je je ontslag, of moet je met pensioen. De dagbesteding valt weg, maar ook het visitekaartje met de gouden letters en het vliegen in businessclass. Ik heb zulke mensen zien krimpen: ik kwam hen tegen, en besefte dat ze een dag eerder nog 10 centimeter groter waren. Je moet dan iets waardevols hebben wat in de plaats komt, want van alleen maar je geld tellen word je niet gelukkig. Het maakt niet uit wat dat is – tuinieren, schrijven, de mentor zijn van jonge mensen… – maar het moet iets zijn waar je vreugde in vindt zodra je titel en de bijbehorende loonbrief weg zijn.»

‘Er is geen overvloed aan plezante schrijvers in Vlaanderen. Er lopen hier zóveel goeie vertellers rond, maar haast niemand durft, omdat de lat ter hoogte van ‘Het verdriet van België’ ligt.’ Beeld Saskia Vanderstichelen
‘Er is geen overvloed aan plezante schrijvers in Vlaanderen. Er lopen hier zóveel goeie vertellers rond, maar haast niemand durft, omdat de lat ter hoogte van ‘Het verdriet van België’ ligt.’Beeld Saskia Vanderstichelen

ONKUISHEID

VAN DER STIGHELEN «Met onkuisheid is niets mis… (Ziet hoe de hond al voor de tweede keer geestdriftig de interviewer begint te berijden) Verdorie, Louis! Louis! In je mand!

»Tweede poging: met onkuisheid is niets mis, als je tenminste iemand anders vindt die even onkuis wil zijn. Voilà. Zo eenvoudig is het. Ik moet het alleen nog uitgelegd krijgen aan Louis.»

HUMO In je roman zijn het de meisjes die je hoofdfiguur als tiener initiëren in de lichamelijke liefde. Het initiatief komt van hen. Dat verbaasde me enigszins, want ik associeerde de periode voor de Eerste Wereldoorlog toch vooral met preutsheid en conservatieve rollenpatronen.

VAN DER STIGHELEN «Dat is het heersende beeld, ja: iedereen nog heel preuts. Maar ik geloof dat niet. Het werd ons zo overgeleverd door preutse vertellers, denk ik. Gewoon al het hoge aantal onwettige kinderen wijst erop dat er wél al veel gerommeld werd.

»Wat wel waar is: in die tijd wisten mensen nog van niets. Nu is er binnen de samenleving voortdurend een gesprek over lichamelijkheid aan de gang. We linken seksualiteit aan relaties, en we weten wat seks voor liefde en liefde voor seks kan betekenen. En er is porno. In de belle époque was dat allemaal nog onontgonnen gebied. Mannen en vrouwen zagen elkaar ook niet naakt: tijdens de seks bleven de kleren aan.

»De eerste ervaringen van mijn hoofdfiguur staan volledig los van de liefde. Dat is ook typisch voor die tijd: seksualiteit was iets heel instrumenteels. Een haast zakelijke transactie. En als die transactie niet het gewenste genot opleverde, zocht men een oplossing. Mannen konden voor een orgasme naar de hoeren, vrouwen gingen naar de dokter – en die zorgde daar dan voor. Wanneer de liefde van zijn leven seks wil met hem, is Guillaume – het personage, niet ikzelf – verbouwereerd. Hij heeft simpelweg de link tussen seks en liefde nog niet gelegd.»

HUMO Maar weer naar het werkelijke leven: jij al wel?

VAN DER STIGHELEN (glimlacht) «Ik geloof van wel, ja.»

WOEDE

HUMO Je vader sloeg je vaak. Heb je ooit geprobeerd om te achterhalen waar die agressie vandaan kwam?

VAN DER STIGHELEN «Woede was niet de bron, geloof ik. Wel een combinatie van zijn onmacht over mijn onhandelbaarheid en een groot, diep verdriet.

»Slachtoffers worden vaak daders: ik denk dat hij zelf in zijn jeugd óók behoorlijk wat slaag had gekregen. Toen ik zelf vader werd, heb ik mijn kinderen beloofd dat ik hen nooit zou slaan. Daar heb ik me altijd aan gehouden.»

HUMO Word je makkelijk boos?

VAN DER STIGHELEN «Helemaal niet. Ik moet iemand al heel graag zien voor ik er kwaad op kan worden.

»Ik denk dat ik nogal goed ben in het ontmijnen van potentiële conflictsituaties, simpelweg omdat ik er automatisch van uitga dat het terecht is wanneer iemand boos is op mij. Ik ben heel verstrooid, ik stap onoplettend door het leven, en daardoor merk ik vaak niet dat ik iemand bruuskeer. Dreigt er ruzie, dan geef ik meteen aan dat het wel mijn fout zal zijn. (Glimlacht) Dat ziet de andere partij doorgaans niet aankomen.

»Ik ken ook geen argwaan. Mijn uitgangspunt is dat iedereen eerlijk is. Natuurlijk weet ik wel dat dat naïef is, ja, maar dat weegt niet op tegen de zorgeloosheid die ik mezelf met die houding cadeau doe. Want argwaan is vooral vermoeiend. Als je voortdurend op zoek bent naar dubbele bodems en verborgen agenda’s, als je de hele tijd denkt dat anderen je vertrouwen zullen beschamen, dan wordt sociaal contact een karwei, en dat wil ik niet.»

HUMO Maar wat als iemand je vertrouwen wél beschaamt?

VAN DER STIGHELEN «Dan reageer ik behoorlijk laconiek. Ik zin dan niet op wraak, bedoel ik. Ik snij die persoon dan gewoon uit mijn leven. Wij zijn niet voor elkaar gemaakt, denk ik dan. Daar ben ik in het algemeen heel prozaïsch in: natuurlijk zijn er mensen die niet gelukkig worden van mijn nabijheid, en vice versa. Dat is niet erg. De wereld is groot genoeg.»

‘Ik had een vader die te veel dronk: hij was geen zatlap, wel een problematische drinker. Een nette whiskyburger. Ik wilde niet dat alcohol ook met mij aan de haal zou gaan.’ Beeld Saskia Vanderstichelen
‘Ik had een vader die te veel dronk: hij was geen zatlap, wel een problematische drinker. Een nette whiskyburger. Ik wilde niet dat alcohol ook met mij aan de haal zou gaan.’Beeld Saskia Vanderstichelen

GULZIGHEID

HUMO In het begin van je carrière was je de baas van een bruine kroeg in het centrum van Antwerpen. Een ode aan de gulzigheid?

VAN DER STIGHELEN «Een geweldige tijd was dat. Ik maakte er een erezaak van dat het een café voor iederéén was. Ik mikte niet op één welomschreven subgroep, zoals dat in die tijd de gewoonte was. Ik zag elke dag een dwarsdoorsnede van de bevolking: de hippies zaten naast de soulkikkers, de arrivés naast de kunstenaars. Daardoor viel het decorum snel weg. Een zakenman met plastron kon stoer binnenkomen, maar twee pinten later aan het uithuilen zijn bij een dokwerker omdat zijn vrouw hem had laten zitten.

»Ik heb er natuurlijk ook gezien hoe verwoestend alcohol kan zijn. Het was een café dat de klok rond open was: om zeven uur ’s ochtends keerde ik de laatste toogplakkers buiten zodat er gepoetst kon worden, en daarna begon de nieuwe dag. Het gebeurde vaak dat mensen lispelend om nog een allerlaatste kwamen vragen, terwijl ze net niet buiten westen waren. En na de middag zaten ze daar terug, en vroegen ze me of ze zich geamuseerd hadden.»

HUMO Je bent dus zelf geen grote drinker?

VAN DER STIGHELEN «Al lang niet meer, net omdat er een grote constructiefout in me zit: de matigingsknop is niet meegeleverd. Ik heb de neiging om te zwelgen in alles wat ik lekker vind. ‘Nog! Nóg!’ Daarom drink ik bijna nooit. Het is de gemakkelijkste weg: het eerste glas weigeren is niet zo moeilijk. Het tweede is al minder gemakkelijk, en vanaf het derde zou ik gewoon blijven drinken. Ik ben veel beter in iets níét doen dan in iets een beetje doen. Dat principe pas ik op veel dingen toe. Ik smeer geen boter op mijn brood, want als ik het wél zou doen, zou het een dikke laag zijn. Ik neem geen koekje bij de thee, want als ik het wel zou doen, zou ik me vervolgens volproppen met suiker.

»De eerste lockdown vormde een uitzondering. We deden dagelijks om halfvijf hier thuis een happy hour, met mijn schoonzus en haar man. Toen bleek ook dat een fles snel leeg is, en een tweede al even snel geopend. Het werd meteen weer een gewoonte, en al vrij snel heb ik toen beslist om er opnieuw mee te stoppen. (Denkt na) Weet je wat ook speelt? Ik ben verhangen aan nuchterheid, en aan helder nadenken. Ik ben niet graag bedwelmd. Dat stamt nog uit de tijd dat André Duval en ik met ons bureau begonnen. We waren al veertigers toen, en we vroegen ons af wie er op ons zat te wachten in die hippe, heel jonge reclamewereld. En dus wilden we onszelf de voorsprong van de nuchterheid geven: we zouden niet drinken. Die nuchterheid is ons toen geweldig goed van pas gekomen. We stonden ’s ochtends op zonder hoofdpijn, we dachten helder. En zodra het bureau groter werd, waren we meteen ook een goed voorbeeld. Want als de baas elke dag dronken terugkeert van de lunch, zullen de werknemers na verloop van tijd óók dronken terugkeren van de lunch.

»Er speelt misschien ook wel wat angst mee. Ik was een jaar of tien toen The Beatles en The Rolling Stones de wereld hertekenden, en in hun kielzog kwamen de psychedelica. Maar zodra ik rijp was voor consumptie, was al duidelijk dat er ook een enorme schaduwzijde zit aan die vrolijke roesmiddelen. Ik had bovendien een vader die te veel dronk: hij was geen zatlap, wel een problematische drinker. Een nette whiskyburger. Ik wilde niet dat alcohol ook met mij aan de haal zou gaan.»

HUMO In creatieve milieus wordt de roes vaak gecultiveerd.

VAN DER STIGHELEN «Daar heb ik helemaal niets op tegen, hoor. Ik kijk niet neer op gebruikers van wat dan ook. Ik heb gewoon het geluk dat ik geen roesmiddelen nodig heb om sociaal te worden, of om inspiratie te vinden, of om euforie te voelen, of om zin in seks te krijgen. Ja, misschien is dat wel de voornaamste reden waarom ik nauwelijks nog drink: er is geen verschil met toen ik wel nog op één avond twintig pinten wegklokte. Er zat geen noemenswaardig voordeel aan, bedoel ik. Het leven op zich, zo ontdekte ik, is voor mij groot genoeg. Ik vind er alles in wat ik nodig heb. Ik hoef het niet kunstmatig weidser of heftiger te maken. Dat is geen verdienste, hoor, wel een kwestie van geluk. Er zijn mensen die depressie in de genen hebben, of simpelweg te intelligent zijn voor deze wereld. Ik begrijp perfect dat je dan een ontsnappingsroute nodig hebt. Zelf heb ik het geluk dat ik geboren ben met een hoofd dat mij met rust laat, en met een stel hersenen dat zich op een heel plezierige manier met mij bezighoudt.»

HUMO Zijn er dingen waar je wel nog heel gulzig mee bent?

VAN DER STIGHELEN «Ik kan plots op een nieuwe passie lopen, en die wil ik dan dwangmatig uitdiepen. Mijn vrouw werd gek toen ik hier een piano naar binnen sleepte, want ze wist dat ik vervolgens hele dagen op dat ding zou zitten spelen. En zo geschiedde (lacht). Indertijd bij het Amerikaanse reclamebureau Y&R hadden we Nintendo als klant. Toen ze daar de Game Boy lanceerden, kreeg ik er eentje. Dagen, nee, wéken heb ik toen Tetris zitten spelen. (Verontschuldigend) Ik wil zoiets dan kennen en kunnen, en als er ook nog een competitie-element bij hoort, rust ik niet tot ik mezelf een weg naar het hoogste niveau gewrikt heb.

»Ik laat me het leven smaken, ja, maar dat associeer ik meer met dankbaarheid dan met gulzigheid. Want dankbaar, dat ben ik echt. Vaak kijk ik even rond me en ben ik echt verguld met mijn leven. Het zijn kleine opstoten van zuiver geluk, na een fietstochtje, of op m’n zeilboot, of gewoon in m’n zetel. Dat ik denk: wat een mooie vrouw heb ik toch! En hoe plezierig is dat niet, eventjes op die wereldbol mogen rondhossen!

»Ik heb me nooit afgevraagd wat ik later wilde worden, en ik vind het kwalijk dat jongeren die kwestie altijd weer krijgen opgedrongen. Je moet je verdorie helemaal niet afvragen wat je later wilt worden. Wie je vandaag wilt zijn, wat je vandaag wilt leren: dát is een goeie vraag. Als je naar het conservatorium gaat, doe dat dan niet omdat je een concertpianist wil worden – want dan maak je het jezelf zo moeilijk. Nee, doe het omdat je geïnteresseerd bent in muziek, en daar wat over wil leren. En na de eerste dag zul je nog geen Rachmaninov kunnen spelen, maar wel al ‘Broeder Jacob’ – en je zult blij zijn, want je hebt iets nieuws geleerd. Je bestemming, die volgt later wel. Als ik me op mijn 18de tot doel had gesteld om een schrijver te worden, was die roman er nooit gekomen. Want dan had ik allicht Germaanse gestudeerd, was ik geïntimideerd geraakt door de grote schrijvers die je daar moet uitspellen, en zou er nooit wat van gekomen zijn. Het is het leven dat ik geleid heb – als cafébaas, als reclamemaker, als vriend en vader en partner – dat me tot die roman gebracht heeft. En ik ben blij met dat leven. Wat zeg ik: verguld.»

Guillaume Van der Stighelen, ‘Rozeke’, Manteau Beeld rv
Guillaume Van der Stighelen, ‘Rozeke’, ManteauBeeld rv

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234