null Beeld JOHAN JACOBS
Beeld JOHAN JACOBS

humo sprak met zichzelf

Guy Mortier: ‘Ik kan niet haten’

Met schreeuwende banden komt de Ferrari Testarossa van Guy Mortier het domein opgestormd. Een sierlijke slip en de bolide staat perfect geparkeerd. Met een flukse sprong wipt The Boss uit de wagen en overhandigt zijn racehandschoenen aan de in der haast toegesnelde huisbediende, in wie ik mijn oud-collega Jef Proost meen te herkennen. Op een zilveren schaaltje worden de handschoenen weggebracht.

Redactie

Verschenen in Humo op 18 maart 2003

Guy ziet er goed uit: zonnebril, tennisracket losjes onder de arm; brons gebruind, afgetraind, vijftien jaar jonger dan de zestig die hij op de teller heeft staan. Mortier heeft mij een halfuur in zijn enorme leefkamer laten anti-chambreren. Overschot van tijd om mijn ogen goed de kost te geven. Kostelijke draperieën, schitterend design, lucht en licht. Veel kunst aan de muur - ik ontwaar een echte Picasso tussen enkele Herr Seeles, Matisse, Magritte, Ever Meulen. Prachtige zwart-witfoto’s van Herman Selleslags. De jongste mevrouw Mortier, duidelijk een voormalig topmodel dat ik uit de Cosmopolitan meen te herkennen, zorgt voor champagne en hapjes: gerookte zalm en kaviaar.

Ach, genoeg gedroomd. In werkelijkheid heeft dit interview plaats in een weinig inspirerend vergaderzaaltje van het Humo-gebouw. Guy heeft inderhaast een broodje meegescharreld, want tijd om fatsoenlijk te lunchen was er vandaag alweer niet bij. Hij ziet er, zoals altijd, dood-op uit. Mager als een naald, het gezicht doorploegd met zorgen-rimpels, de ogen bol van gebrek aan slaap en jarenlang opgestapelde vermoeidheid.

Het is maandagmiddag. Het hele weekend heb ik mij ondergedompeld in de map ‘Guy Mortier’, terwijl ondertussen, als een eeuwigdraaiend rad van verlossing, ‘Shine your light’ van Bob Dylan in mijn achterhoofd zoemde. ‘Shine your light/ Shine your light on me/ Ya know I fust couldn’t make it by myself/ I’m a little too blind to see.’

Een goede tweede die dag is: ‘Gotta serve somebody.’ Iemand dienen. Iemand met meer moraliteit, doorzettingsvermogen, talent en inzicht. Iemand met net iets meer heilig vuur dan ikzelf had, ja, dat moet zo ongeveer mijn motivatie zijn geweest toen ik in de jaren zeventig bij Humo ging werken. ‘Well, it may be the devil, or it may be Mortier, but you’re gonna have to serve somebody.’

Ach, die Gouden Redactie, in de Brusselse Livornostraat. Een krakende trap met doorgesleten mat, de slaapkamer van een afgeleefd burgershuis, een stukgetrapte plankenvloer met vuistgrote gaten erin, een van sigarettenrook verzadigde lucht, levensgrote foto’s van The Beatles en Elvis aan de muur, ouderwetse tikmachines die met korte tussenpozen salvo’s spuwen, gemorste koffie op het behang, plastic bekertjes met beschimmelde rode wijn, bomvolle asbakken, de resten van een feestje van twee weken terug, achteloos opzij geschoven. Filmrollen, foto’s, stapels kranten, volgetikte pagina’s, oude Humo’s.

Herman De Coninck zit links van mij, Marc Didden rechts. Bij het ene raam zit Daan Delannoy, bij het andere Guido Van Meir. Tegenover hen Leo De Haes. In een kamertje apart Willy Courteaux. Twee secretaresses: Denise en Agnes. En, in een belendende kamer (de keuken? de wc?), pijp in de mond, voorhoofd gefronst, gebogen over een berg kopij, zwarte viltstift in de hand: onze baas, Guy Mortier. ‘With half damp eyes I stared to the room/ Where my friends and me spent many an afternoon/ Ten thousand dollars...’

Met opgerolde hemdsmouwen beginnen wij aan een marathongesprek dat vier uur zal duren. Een groot man deserves een groot interview! Speak, memory!

DE VROEGE JAREN

HUMO Je bent in 1943 geboren: oorlogskind. Het was een periode van grote schaarste, die aanhield tot het begin van de jaren vijftig. Heb je nog herinneringen aan die tijd?

MORTIER « Absoluut, al zijn ze wel-licht gekleurd door de verhalen van mijn oudste broer en mijn twee zussen. Zo zie ik nog het lijk van een Duitse soldaat op de stoep in onze kleine straat liggen, dood, in een plas bloed; het kan bijna niet dat ik dat echt heb gezien, ik was toen een jaar of twee, maar toch: ik zie nog de bijhorende donkergrijze lucht, ik ruik nog de geur die er hing. Echt of gedroomd? Geen idee. Ik herinner mij ook een rit door het dorp in een oorlogsjeep. Dat is het zo ongeveer.

»Mijn moeder was de dochter van Limburgse boeren, wat maakte dat wij in de oorlog voor zover ik weet nooit echt honger hebben geleden. Mijn moeder trok met de kinderen regelmatig naar haar ouders om aan te sterken; ik herinner mij verhalen van hoe ze op de terugweg Den Duitsch verschalkte met spek en boter onder haar kleren verborgen. Allemaal zeer romantisch.

»Ik heb nooit het gevoel gehad dat we iets te kort kwamen, ook al hadden we bijna geen geld. Maar van nieuwe kleren, bijvoorbeeld, was nauwelijks sprake: meestal droeg ik simpelweg de broeken van mijn oudere broer af. En de beha’s van mijn zussen, natuurlijk.»

HUMO Ik wed dat ze je beeldig stonden.

MORTIER «Mijn vader was aanvankelijk onderwijzer in Oostham. Later is hij, net als zijn broer, nonkel Miel, in het heropvoedingsgesticht van Mol gaan werken. Nadien heeft hij onder meer nog les gegeven aan de analfabeten in de kolonie van Merksplas. Hij was de baas thuis, maar nooit nadrukkelijk; één keer heb ik een enorme patat rond mijn oren van hem gekregen, toen mijn moeder ziek in bed lag en ik te veel lawaai maakte in huis, maar verder herinner ik me hem als een rustige man, die wel heel graag en luidkeels lachte.

»Mijn moeder was een buitengewoon zachtaardige vrouw, die zorgde voor een sfeer van geborgenheid. Ik herinner mij nog goed hoe ik als kind onder haar strijkplank met de afhangende hemden en lakens kroop en luisterde naar de liedjes die ze zong: heelder operettes, en oude Vlaamse liedjes. Een heel lieve moeder.»

HUMO Was je een opgewekt kind?

MORTIER «Toen zeker. De grote melancholie is pas later ingetreden.

»Al zeer vroeg raakte ik verslingerd aan lezen: ik las al wat ik onder handen kreeg. Omdat we thuis zo goed als geen boeken hadden behalve het Oude en het Nieuwe Testament, kende ik die al gauw van buiten (lacht).

»Mijn moeder was zeer gelovig, maar niet op een verkrampte manier. Haar stormnovenen deden de hemelen daveren (glimlacht). Als ik later examen deed in Leuven, kon ik er zeker van zijn dat moeder thuis een kaarsje voor mij aan het branden was. Vader dacht meer praktisch. Op een zwak moment heeft hij mij eens gezegd: ‘Of God bestaat? Ik weet het niet. Eigenlijk gok ik op de twee.’ Ik herinner mij nog dat ik zwaar gechoqueerd was.

»Ik was een dromer. Zo had ik een geheim schriftje, een dagboek is een te groot woord, waarin ik, met mijn kameraadjes aan mijn zij, noteerde welke avonturen we hadden beleefd of zouden willen beleven; zelfs zondige, en dus heel spannende gedachten schreef ik neer. Rillingen over jonge beentjes! Een eerste idee van wat schrijven met een mens kan doen. Ik verstopte het in de kolenschuif van een ongebruikte kachel: daar zou niemand het kunnen vinden, dacht ik. Veel fantasie, jawel.»

ZELF SCHRIJVEN

MORTIER «Toen ik een jaar of twaalf was, verhuisden wij naar een andere wijk. Een groter huis en een heel andere omgeving. Het verbindingspunt met vroeger was het college. Ik las steeds meer, altijd met mijn neus in de boeken. Begon ook zelf te schrijven, toen. Mijn eerste typemachine! Ik was meteen verkocht. Wat een wonder: het rammen op de toetsen, het dansen van de hamertjes, de letters die je op het papier zag verschijnen. Echt Schrijven. Heerlijk!»

HUMO Was je een eenling, als puber?

MORTIER « Niet echt. Twee keer per week nam mijn oudere broer mij mee naar de gemeentelijke bibliotheek, een gebouw met enorm hoge plafonds en een oude bibliothecaris, en met zoveel boeken als we konden dragen fietsten we dan terug naar huis. Ik las van alles door elkaar; ‘Tom Sawyer’, ‘Huckleberry Finn’, Tom Playfair’, noem maar op; en dan was er Willy van der Heide natuurlijk.»

HUMO Bob Evers! Arie Roos! Jan Prins! ‘Volg die tomaatrode Chevrolet!’ brulde Arie.

MORTIER «’Avonturen in de Stille Zuidzee!’ Het geheim van de varkensleren koffer!’ ‘Pyamarel in Panama’! ‘Avonturen op een D-trein!’ Fantastisch! Dat Nederlands. Die opwinding. Die sfeer van grappen en snelle dialogen.

»Maar boven alles was er Godfried Bomans. Ik had hem leren kennen via mijn oudere broer. Thuis, aan tafel, citeerden wij hele pagina’s ‘Pieter Bas’ of ‘Kopstukken’ uit het hoofd. Die humor was voor ons het hoogste.»

HUMO Je zei daarnet: ‘Toen trad de grote melancholie in.’

MORTIER «Thuis leefde je in een beschermende cocon. Maar zoetjesaan maakte je kennis met de Wijde wereld; ik herinner me nog de schok toen ik merkte dat er mensen waren die het leuk vonden je te kwetsen... Ik weet nog dat ik, met vriendjes onderweg van het college naar huis, bij een kwaadaardige opmerking de tranen in mijn ogen kreeg. Ze begonnen mij met z’n allen uit te lachen: ‘Hèhèhe! Traantjes!’ Toen dacht ik: ‘Hier moet ik me tegen wapenen. Dit zal mij nooit meer overkomen.’ Nou ja, zo leer je dat de wereld echt niet zo paradijselijk is als je altijd had gedacht.»

HUMO Werd je snel verliefd?

MORTIER « Dat gebeurde. Maar altijd op een afstand. Haar aanspreken durfde ik niet.»

HUMO Verlegen?

MORTIER «Absoluut. Nog altijd.»

HUMO Verlegenheid heeft te maken met fijnbesnaardheid.

MORTIER «Of met schuld? Dat je dacht: dit mag niet, en ik doe het toch? In die jaren waren meisjes volstrekt taboe. De hele sfeer op college hield je dat voor. Helaas houd ik dat aan mijn katholieke opvoeding over, vrees ik: een schuldgevoel dat heel snel opduikt.»

HUMO Het geweten dat om de haverklap opspeelt?

MORTIER «Ja. Al heeft een beetje gekwalificeerd geweten die opdracht ook, nee? Met de grote principes zat ik al van jongs af in mijn hoofd. Rechtvaardig zijn, de zwakkeren beschermen, de waarheid spreken, goed zijn voor je evennaaste. Het beste uit de bijbel, zeg maar. Of voor mijn part uit ‘De Rode Ridder’: sta op tegen onrecht, en red, desnoods met gevaar voor eigen leden, de onschuldige deerne uit de klauwen van de draak. En, zeer belangrijk: leef nobel. Dat vond ik van het hoogste belang, toen. (Ferm:) En nu nog steeds. Het idee: je denkt en handelt op een bepaald ethisch niveau, en je gaat er niet onder. Ook als ze je iets smerigs aandoen en je zou met succes op dezelfde manier kunnen terugslaan: onder een bepaalde drempel gá je niet. Ik weet het: ronkende principes. Ik had al van zeer jong het voornemen te leven zoals... zoals het zou moeten.»

Guy Mortier Beeld HumoA
Guy MortierBeeld HumoA

A-WOP-BOP-A-LOOLA

HUMO Kun je stellen dat je op het einde van je retorica nog zeer naïef was? Onrealistisch wereldbeeld?

MORTIER «Zeker wel. ik was nauwelijks zeventien toen ik in Leuven op de universiteit belandde. Meteen alleen op kot. Het eerste jaar heb ik geweldig hard gestudeerd. Ik dwong mezelf gemiddeld vijf uur per dag te blokken, anders mocht ik op het einde van de week niet naar ‘Tijd voor Teenagers’ op Hilversum luisteren, en dat was van levensbelang voor mij.

»Ondertussen was ik namelijk helemaal ondersteboven geraakt van de rock-’n-roll, al van op het college. Thuis was er altijd al muziek te horen geweest. Wij hebben nooit een auto gehad, nooit een tv-toestel, we zijn zelfs nooit op vakantie kunnen gaan, maar we hadden wel altijd muziek in huis. We hadden zelfs een pick-up, en de juiste platen.

»Ik herinner mij nog als de dag van gisteren hoe mijn broer met een ep van Fats Domino binnenkwam: ‘I’m walking’ stond er onder meer op. En één van Elvis, met ‘All shook up’: stuk voor stuk bommen die insloegen in mijn ziel. Platenwinkels waren er bijna niet, en op de radio speelden ze nauwelijks rock-’n-roll. Om die in zijn volle glorie te genieten moest je naar de kermis.»

HUMO De rups! De botsautootjes. Levensgrote, slechtgeschilderde portretten van Conny Francis of Buddy Holly of Ricky Nelson!

MORTIER «Daar gebeurde het! Op de Vlaamse radio draaiden ze dat soort platen nauwelijks. Niemand van mijn vrienden wist wat af van die muziek. Zelf lag ik in bed avond aan avond met gloeiende oortjes naar Radio Luxembourg Two-O-Eight te luisteren, ‘the station of the stars’. Ik was gek van rock-’n-roll, totaal bezeten. Maar ik kon er met niemand over praten.»

HUMO Al in je eerste kandidatuur Germaanse schreef je een brief naar de BRT: ‘Jullie zogeheten popprogramma van Frieda Linzi trekt op niets. Ik kan dat beter.’ Waar haalde je het lef?

MORTIER «Wel, mijn naïviteit speelde ook weleens in mijn voordeel (lacht). En ik had een gezonde basic trust - toen nog wel. Ik was gedreven: ik wilde de anderen laten horen hoe fantastisch rock-’n-roll kan zijn, hoe gelukkig het je kan maken.

»In die tijd was ik ook zeer bezig met schrijven. Geestig schrijven leek mij het hoogste wat er was. Ooit had ik meegedaan aan een cursiefjeswedstrijd bij Omroep Hasselt; ik won en mijn stukje werd voorgelezen. Ik dacht: rock-’n-roll op de radio draaien, en daar dan leuke bindteksten bij... Dat zou het helemaal zijn.»

HUMO En zo is ‘Schudden voor gebruik’ ontstaan, met die fantastische pianoriedels als intro. Tienduizenden zijn ermee opgegroeid en hebben daar de microbe opgedaan.

MORTIER «In die tijd was muziek van levensbelang voor mij. En nu nog altijd, eigenlijk. Ontzettend jammer dat ik het de laatste jaren noodgedwongen zo heb moeten loslaten. Muziek kan mij... optillen uit de diepste down. Het geeft mij op slag nieuwe energie. Het is één van de dingen die het leven de moeite waard maken. Een goeie beat die je meesleept... Ook in teksten voor Humo zoek ik daar altijd naar.»

HUMO Op oude foto’s zie je er echt als Buddy Holly uit, helemaal bebop gekleed, inclusief snelle schoenen en de juiste kraag en strik.

MORTIER «Dat had ik al in het college. Mijn broek was een echte stoofbuis, met pijpen die tegen mijn benen plakten. Mijn moeder had die mooi op mijn aanwijzingen gestikt. Prachtige moeder.»

DE GOUDEN GENERATIE

HUMO In de vroege jaren zestig beland je als freelancer bij Humo, dat toen geleid werd door Karel Anthierens, met Jef Anthierens als algemeen hoofdredacteur van alle Dupuis-uitgaven.

MORTIER «Ik had al eens een interview in Robbedoes gepubliceerd gekregen met mijn grote held, Godfried Bomans. Die was in Leuven komen spreken, en ik was na afloop meteen op hem toegestapt en met hem van café naar café gegaan. De hele nacht naast ‘m mogen zitten. Fantastisch! Ik zwééfde.

»In die tijd begon ik mijn eerste platenbesprekingen te schrijven, en ik zocht een manier om ze gepubliceerd te krijgen. Toen ik eens gevraagd was om op tv een zogenaamde rockshow te presenteren, stond in de coulissen Karel Anthierens. Ik vertelde hem hoe Humo al van kindsbeen af mijn lijfblad was geweest, en dat het mijn droom was voor Humo te schrijven. Nou, stuur dan wat op, zei Karel. En zo is het allemaal begonnen.»

HUMO Karel Anthierens vertelt graag dat veel van de Humo zoals wij ‘m nu kennen, al in zijn tijd was bedacht: de TTT-bladzijden, Knip, Humo Sprak Met, Dwarskijker, De Man in het Venster...

MORTIER (zucht) «Absoluut. Ik krijg die opmerking weleens verwijtend voor de voeten gegooid, alsof ik mijn roots zou verloochenen en alle pluimen op mijn eigen hoed zou willen steken. Kijk, ik was een fan van Humo. Er werd toen al zeer goed Nederlands in gebruikt, onder meer door Willy Courteaux. De piepjonge Johan Anthierens schreef erin. Er zat humor in, goeie cartoons en leuke strips ook. Courteaux bloemleesde toen de beste kortverhalen uit de wereldliteratuur: topniveau, hoor. Een heleboel onvergetelijke boeken heb ik als feuilleton in Humo gelezen: ‘De Triffids komen’, zowat alle Alistair McLeans...

»In mijn retorica was ik hoofdredacteur van Reynaert, het collegeblad: ik stal hele stukken uit Humo en publiceerde ze. Ik was een fan. En ik ben Jef en Karel zéér dankbaar. En natuurlijk ben ik verder gegaan vanuit de structuur die er was, met die geweldige ruggengraat die de tv-programma’s vormden. Maar neem een Humo van toen en leg hem naast een Humo van drie jaar later: met alle respect, maar toen was het al een ander blad geworden.»

HUMO Toen Jef Anthierens eind ‘68 wegging bij Dupuis volgde Karel hem op als algemeen hoofdredacteur en jij werd, op je 25ste nota bene, de nieuwe hoofdredacteur van Humo.

MORTIER «Ik was echt nog een verlegen snotneus. Als ik als freelancer mijn stukken kwam binnenbrengen, liep ik Willy Courteaux weleens tegen het lijf. ‘Ha! Wie ga je deze week weer te kakken zetten!’ riep Willy. Dan werd ik vuurrood, echt tot diep in mijn nek. Ik kroop zowat onder mijn stoel van verlegenheid. En toen, enkele maanden later, werd ik plotseling de baas van diezelfde Willy Courteaux. Begin er maar aan, hè. Niet zo evident.

»Ik kwam al snel tot de conclusie dat ik een nieuw soort Humo wilde maken, maar daar had ik nieuwe redacteurs voor nodig, en gelukkig vond ik die ook snel. Karel heeft mij daar alleen maar bij geholpen, maar hij maakte niet langer Humo, ik maakte ‘m. Dat heeft hij ook gerespecteerd.»

HUMO Vanwaar toch die grenzeloze ambitie? ‘Ik’ maak Humo?

MORTIER (in zijn wiek geschoten) «Voilà, daar heb je het weer. Ik tracht simpelweg uit te leggen hoe de vork in de steel zat, en jij begint direct over ‘mijn tomeloze ambitie’. De zaak was: ik geloofde erin, en ik had rondom mij een aantal mensen verzameld die er méé in geloofden. En met die mensen wilde ik de allerbeste Humo maken die mogelijk was. Hoeveel bloed, zweet en tranen dat ook zou kosten. Misschien is dat ‘ambitieus’: ik vind het: simpelweg proberen je uiterste best te doen. En je best doen’, zoals vader Van Kooten ook de jonge Kees had voorgehouden, vind ik echt wel een goeie levensregel.»

HUMO Waarom eigenlijk?

MORTIER «En waarom niet? Ik vind het juist vreemd als anderen het niet evident vinden altijd en overal het beste van zichzelf te geven. Als je iets doet, doe het dan zo goed mogelijk. Je best doen, dat is toch... waardevol?»

HUMO Maar terwijl jij in die jaren zo je best zat te doen, wreven je werkgevers, de Franstalige katholieke familie Dupuis, zich genoeglijk in de handen: een trouwer en beter werkpaard konden ze zich nauwelijks dromen.

MORTIER «De Dupuis, tja, die rijfden vrolijk de centen binnen die wij voor hen verdienden.»

HUMO Bovendien werd je door de Dupuis voortdurend gekleineerd en gepest.

MORTIER (grijpt geëmotioneerd naar een plastic mapje met vergeelde brieven) «Ik heb tijdens het weekend mijn oude correspondentie met de Dupuis’ en de heren Matthews, hun aangetrouwde familie, nog eens doorgeploegd. Ik was het al bijna vergeten: de voortdurende vernederingen, het tergen, het ronduit saboteren. (Leest) ‘Geachte heer Matthews. Wij hebben u al vaak kennis gegeven van de extra moeilijkheden die uw censuurmaatregelen ons om de haverklap bezorgen. ‘t Is zo al moeilijk genoeg om een goed blad te maken. Maar als dat in een verpeste sfeer moet gebeuren, kunnen de spanningen en het ongenoegen echt te groot worden.’ Dat ging over een postscriptum dat Matthews gemeend had te moeten toevoegen aan een interview met professor Jaap Kruithof: ‘De inhoud van dit interview is volledig voor rekening van de geïnterviewde.’ Dat schreef Matthews er helemaal achter mijn rug bij, in de drukkerij in Marcinelle!»

HUMO Waarom gooide Matthews je niet simpelweg buiten?

MORTIER «Voor het geld, zeker?»

null Beeld Herman Selleslags
Beeld Herman Selleslags

HUMO Hij wilde de centen? Zelfs als die verdiend werden met teksten die tegen zijn eigen katholieke moraal indruisten?

MORTIER «Zo is het. Als ik al een antwoord kreeg op dit soort brieven, dan waren die zeer hooghartig gesteld. Zo van: ‘Wat denk jij wel, Vlaamse snotneus?’ De Dupuis’ bespaarden op alles: op het coverpapier, op de drukinkt, en uiteraard op de redactie. Wij waren vreselijk onderbemand.

»Voortdurend liep ik te smeken om nieuwe redacteurs. Toen Piet (Piryns) en Herman (De Coninck) waren opgestapt, hebben de Dupuis maandenlang geweigerd hun handtekening onder een toch al toegekende nieuwe aanwerving te plaatsen. Echt de filosofie van: ‘Je wil niet naar ons pijpen dansen? Oké, los je problemen maar-zelf op.’»

HUMO ‘t Was eigenlijk pure heroïek?

MORTIER «Misschien was het gewoon koppigheid. Of domheid. Wie zal het zeggen?»

HUMO Zulke heldhaftigheid kan alleen maar stoelen op een ideologie.

MORTIER «Misschien was het bovenal een jongensdroom die realiteit was geworden, en waar ik hardnekkig aan vasthield. Met daaromheen het cement van het sociale engagement dat alles samenhield. Het gevoel van: wij moéten dit doen. Vietnam, Latijns-Amerika, daarover las je nauwelijks wat in de reguliere pers. Het was... iets dat moest gebeuren. Daar was geen grote ideologie voor nodig. Het was simpelweg de toepassing van de grote principes die ik van thuis had meegekregen. Vergeet ook niet: de lezers stuwen je voort. Daar ging een geweldige kracht van uit. Het tilt je op.»

HUMO Waaraan ontleende je de zekerheid dat je juist zat?

MORTIER «Dat... weet ik niet. Op het gebied van de rock-’n-roll dacht ik dat ik het echt wel kende. En voor de rest... het heilig vuur, zeker? En heel veel aandacht voor hoe de dingen moeten warden verwoord, geïllustreerd, verpakt, en via welke wegen. Op het vlak van de politiek liet ik mij leiden door mijn gevoel voor rechtvaardigheid. En, zeer belangrijk, er was de sfeer van de tijd.»

HUMO Links was in de mode.

MORTIER «Absoluut. Het sprak vanzelf dat je links was. Het hoorde simpelweg zo. Het gelijk van links leek zo evident dat je je wel eens afvroeg hoe het mogelijk was dat er nog mensen waren die rechts dachten. Als ze er al waren, want je hoorde ze niet meer. Wij waren gewoon op weg naar de nieuwe mens in een bevrijde, open, totaal democratische sociale orde!

»Bijwijlen werd er nogal zwart-wit gedacht, met alle uitglijers vandien. De Sovjet-heilstaat, Mao, het flirten met de idee ‘revolutie’... Maar wees gerust: in mijn achterhoofd bleef de redelijkheid aan de macht.»

HUMO Op het beruchte redactie-conclaaf van 1976 werd openlijk de vraag gesteld: ‘Willen we nu de revolutie? Of willen we ze niet?’

MORTIER «En als we ze niét willen, laten we er dan ook over zwijgen. Ik heb die vraag toen gesteld. Ik had al langer mijn reserves, en ik had met veel voorzichtigheid getracht het schip binnen redelijke wateren te houden. Piet (Piryns), Guido (Van Meir) en Willy (Courteaux) waren politiek veel beter geschoold dan ik; als ik buiten de ideologische paden zou lopen, zou mij dat snel duidelijk zijn gemaakt.

»Vooral Willy had zo zijn manieren om je tot de orde te roepen (lacht). Als ik met vakantie was, stonden er plotseling veel ‘linksere’ antwoorden in de brievenrubriek en aarzelde hij bijvoorbeeld niet de inval van de Russen in Praag met forse taal goed te praten. ‘De Goelag Archipel’ van Solzjenitsin, waarin de wreedheden van Stalin en co werden geëtaleerd en waaruit ik een selectie wilde publiceren: no pasaran. Terwijl ik dacht: we moeten boven alles naar de waarheid zoeken, jongens, waar die zich ook bevindt.»

HUMO Kortom: jij zat met al je twijfels, terwijl ondertussen Humo de naam had ultralinks te zijn.

MORTIER «Ach, ultralinks. De hoge omes, de heren die het écht voor het zeggen hadden, die de politiek en de media in handen hadden, waren over het algemeen zo rechts als de pest. En daar zorgden wij voor een zeer nuttige tegenstem.

»Zeer belangrijk was dat wij onszelf voortdurend relativeerden. Er werd op tijd en stond gelachen — ook met onszelf.»

HUMO Het is wel tragisch dat je van die gouden generatie zowat iedereen bent kwijtgespeeld. Ik herinner mij nog de dag dat Herman zijn ontslag kwam melden, om het Nieuw Wereld Tijdschrift te gaan maken. Je zat aan je bureau teksten te verbeteren. ‘Ik ga weg,’ zei Herman. En jij knikte eens en ging door met je werk.

MORTIER «Neenee, ik was geen teksten aan het verbeteren, ik was net de nieuwe Humo aan het doorbladeren. Maar er is een moment dat je beseft dat je machteloos staat. Herman kreeg de kans zijn droom te realiseren; dan kun je alleen nog zeggen ‘Good luck’. Marc Didden wilde per se een film maken. Die had ik ook heel graag gehouden, maar niks aan te doen. Yves Desmet kon hoofdredacteur van De Morgen worden, Jaak Smeets hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws: wat denk je dat ik daar tegenover kan stellen? Niets.»

HUMO Komaan, Guy. Waarom het niet toegeven: een groot communicator ben je nooit geweest.

MORTIER «Wat had ik dan moeten doen?»

HUMO Korter bij je redactie staan. Naar buitenuit leek Humo een toffe vriendenclub. Waarom kon het dat binnenin niet zijn? Ik herinner mij vreselijke redactie-conclaven.

MORTIER «Die conclaven waren voor mij de ellendigste dagen van het jaar. De kanonnen werden de hele dag op mij gericht, maar op ‘t einde waren we wel klaar voor iets nieuws. Ik herinner mij het conclaaf waarin de redactie moest beslissen of wij Piet Piryns zouden volgen, die vond dat Humo een soort Le Nouvel Observateur moest worden. Toen heeft de redactie beslist dat niet te doen. Waarna Piet, zeer consequent, ontslag nam en bij Vrij Nederland ging werken.

»Kijk, mijn manier om de mensen mee te krijgen, was: hard werken en proberen de beste Humo te maken die gemaakt kon worden. Ik bleef ook op de achtergrond; de journalisten waren de sterren, niet ik. Ik ben pas later in de aandacht gekomen, toen bleek dat ik de constante was in een steeds wisselend verhaal.

»Eigenlijk is het onmogelijk de vriend van je hele redactie te zijn. Je droomt daar natuurlijk van, want wie wil niet door iedereen geliefd worden, maar je moet op elk moment de beslissingen kunnen treffen die je nodig vindt. En dan vond ik het, met pijn in het hart, beter enige afstand te houden. Simpelweg omdat ik op die manier de kracht kon bewaren om te kunnen zeggen: ‘Sorry, dit idee of deze tekst is niet goed genoeg.’ (Zucht.)

»Het is ook zo’n hectisch vak... Je kunt gewoon niet altijd alles staan uitleggen tot iedereen tevreden is of er een consensus is bereikt. Het kost ook allemaal zoveel tijd, en energie.»

Ha! Van Humo 1983 Guy Mortier Bart Peeters Beeld Humo
Ha! Van Humo 1983 Guy Mortier Bart PeetersBeeld Humo

DE GEHEIMEN VAN DE CHEF

HUMO In de late jaren tachtig wordt Humo verkocht aan Les Editions Mondiales. Je krijgt een nieuwe directeur: Louis Croonen, een slimme vos die jou een flinke opslag geeft, en je na enkele jaren opneemt in het directiecomité. De redactie was daar niet gelukkig mee: het leek wel of je plotseling twee petten ging dragen. Heb je je toen niet wat al te onbesuisd in de armen van Croonen gestort?

MORTIER (op zijn paard) «Absoluut niet. Eerlijk gezegd: ik vind het onbegrijpelijk, en eigenlijk onrechtvaardig dat de redactie dat ooit zo heeft geïnterpreteerd. Een dom vooroordeel: je zit in het directiecomité, dus verloochen je je basis.

»Ik heb dat alleen gedaan om de belangen van Humo te dienen. Als ik nee had gezegd, zouden anderen boven mijn hoofd beslissingen in verband met Humo hebben kunnen nemen zonder dat ik daarin gekend zou zijn. Nu kon ik dat sturen. Croonen heeft mij trouwens nooit gevraagd iets tegen mijn overtuiging te doen. Never, never. Ik vond het zeer ontgoochelend dat mensen toen zo oppervlakkig over mij oordeelden.

»En die loonsverhoging? Die had ik al de eerste dag gekregen. Croonen ging ter kennismaking met mij dineren. Hij zei: ‘Ik heb je salarisfiche gezien, dat is eigenlijk abnormaal weinig. Wat zou je willen?’ Ik heb toen 50% opslag gevraagd, en gekregen. Had ik 200% gevraagd, hij had het mij ook gegeven. Het is ook Croonen die een paar jaar later aandrong dat ik een dienstwagen zou nemen: ‘Hou toch eens op met diè oude krakken van jou.’ Nee, zo ben ik echt niet te pakken. Godverdomme! Alsof ik een verrader zou zijn.»

HUMO Cool it, baby! Laten we het even hebben over waar je echt geniaal in bent: het samenstellen, het componeren van een blad. Je maakt Humo als een perfecte cocktail, waarbij iedere druppel telt. Eigenlijk is Humo én het leukste stripblad, én de beste televisiegids, én het beste literaire blad, én het beste opiniërende magazine, én de beste sportkrant. En dan heb ik het nog. niet over onze fantastische pop-pagina’s.

MORTIER «Daar ben ik van meet af aan mee bezig geweest, echt met de druppelteller. Evenwicht is buitengewoon belangrijk. En ritme, een goeie zwaar en licht, kolder en ernst, korte en lange stukken. En het idee: op gelijk welk moment kan gelijk wat inbreken in een pagina. De gekste dingen konden gebeuren in de meest serieuze stukken. Dat was het uitgangspunt.

»Vaak zat ik hier vrijdags, de afsluitdag, nog tot een stuk in de nacht te zoeken naar die éne halve pagina die het nummer nodig had om volgens mij echt áf te zijn. Alles, letterlijk álles, vond ik, moest goed zijn.»

HUMO Houden zo. Maar, kwaadaardig vraagje misschien: wie dien je met dat soort perfectionisme? Want je kunt er donder op zeggen dat 99% van de lezers dat niet eens opmerkt.

MORTIER «Misschien niet bewust, maar onbewust wél. Daar geloof ik echt in. Ik wil de lezer waar voor zijn geld geven, en dat voelt hij, dat snuift hij op; ‘t zit in iedere vezel van Humo. Dat is ook het verschil met andere bladen. En de lezers waarderen het dat je je zo inspant. Voor hen doe je het ook allemaal.»

HUMO Eigenlijk was je er dag en nacht mee bezig?

MORTIER «Te véel. Ongewild kom je in die situatie terecht: je wil altijd maar beter doen en trekt systematisch meer werk naar je toe, waardoor de druk almaar toeneemt en de frisheid die je nodig hebt om het anders aan te pakken verdwijnt. ‘t Is piekeren, piekeren, piekeren.»

HUMO Je was ontzettend handig in het gebruiken van mensen. Schuldinductie, psychologische terreur. Maar eigenlijk kon je niet anders. In één of ander interview verklaar je: ‘Een groene aap mag voor mij schrijven, als hij maar goeie stukken binnenbrengt.’

MORTIER «Ik wou je niet met name noemen (lacht). Ik heb het grootste respect voor mijn medewerkers, en ik ben iedereen oprecht dankbaar die ooit een goed stuk voor Humo heeft geschreven, of zich anderszins heeft ingezet.»

HUMO Een bon mot dat de jonge Didden herhaaldelijk opdiste: ‘Bij Mortier ben je net zo goed als je laatste stuk.’

MORTIER «Buiten met die gast! (lacht) Als er iémand weet dat dat niet waar is, is het Marc wel. Maar ik geef toe: ik ben altijd karig geweest met lof. Omdat ik lof een kostbaar goed vind: het is iets dat je mondjesmaat gebruikt.»

HUMO Nog zo’n vraag die velen zich stelden: ‘Wat wil Guy nu eigenlijk? Wil hij de wereld veranderen? Wil hij simpelweg een goed blad maken? Is hij alleen maar uit op een hoge oplage? Of vooral op persoonlijk prestige?’

MORTIER «Alles samen, zeker? Eerlijk gezegd: ik heb er nooit over nagedacht. Er was maar één stelregel: deze week maken we de beste Humo die er te maken valt. En de volgende week wéér.»

HUMO De Heilige Guy Mortier! Straks stijg je nog ten hemel op.

MORTIER «Straks? Ik ben gewoon speciaal even naar beneden gekomen.»

HUMO ‘t Is jouw manier om zin aan je leven te geven?

MORTIER «Waarschijnlijk wel. Je komt door een toeval op die stoel terecht, je ziet de kans en je neemt je verantwoordelijkheid.»

HUMO Maar je bent ook verantwoordelijk ten aanzien van je gezin. Wat hadden je kinderen aan een afgepeigerde vader die tot diep in de nacht stukken zat te redigeren? Wat had Marleen aan een man die voortdurend op instorten stond? Het doet mij denken aan die beklagenswaardige captains of industry die hun hele leven geven aan Microsoft of Alcatel of weet ik veel. En dan op hun 60ste sterven aan een hartinfarct.

MORTIER «Je moet het ook weer niet overdrijven. Ik schuimde de recepties niet af, ik ging niet met zakenvrienden dineren; nee, behalve op afsluitdag was ik iedere avond thuis. Weliswaar met een berg kopij op schoot, maar toch: thuis. Ik moest die eindredactie toch ergens doen? En ik vond nie-mand die het van me kon overnemen.»

HUMO Toch wel vreemd dat die goeie eindredacteur er, nu het echt moet, opeens wel is. Er zijn er zelfs twee: Wim Heyvaert en Geert Jansen.

MORTIER «Wees Maar zeker dat ik gezocht heb, en uitgeprobeerd: Benno Barnard, Gilbert Roox... Er zijn er veel gepasseerd. Had ik toén Wim en Geert gehad, ik zou nogal gejubeld hebben.»

null Beeld DOCUMENTATION
Beeld DOCUMENTATION

HET GRAPJE

HUMO Uit een mistig verleden houd ik volgend beeld over: voor één of andere Humo-wedstrijd heb je de uitdaging aangegaan om de verzamelde redactie binnen de vijf minuten aan het lachen te brengen. Je komt binnen, bromt twee zinnen, en iedereen ligt plat, Agnes en Denise van het secretariaat voorop.

MORTIER «Never trust beelden uit een mistig verleden, Wilfried

HUMO Tegelijk kwamen die eeuwige grapjes van jou mij weleens de strot uit. Je hanteert het grapje als een scherm, of als een wapen. Je gebruikt het om niet naar de diepte te hoeven gaan, of om je wil door te drukken, of om iemand elegant af te schepen.

MORTIER «Het kan ongetwijfeld een wapen zijn. Een ‘tactisch én een strategisch wapen, ja. En: het klaart de lucht op. Is het niet veel eleganter op die manier met elkaar om te gaan dan via een conflictmodel, waarbij alles uitgesproken wordt en het bloed op den duur niet meer te stelpen valt? Want een redactie zonder stress bestaat niet. Mensen hebben problemen, onzekerheden, vragen; ik krijg nogal wat klachten aan te horen, waarvan de meeste onoplosbaar zijn. Dan is het grapje een zeer handige vorm om de dingen compact af te handelen (lacht).

»De hemel zij dank hebben wij in al die jaren nogal wat afgelachen op de redactie. Lachen is gezond, hè. Zelf lach ik verschrikkelijk graag, al heeft het even geduurd voor ik durfde. Ik zie Marc Didden nog bovenop mijn bureau op mijn papieren staan dansen om mij toch maar uit mijn kot te krijgen en te laten lachen. Ik zal hem er eeuwig dankbaar voor zijn.»

HUMO Ik spring nu even van de hak op de tak. Al vanaf het prille begin was je betrokken bij Torhout/Werchter; je hebt het ook twintig keer gepresenteerd. Was je toen mee met Herman Schueremans in de boot gesprongen, dan was je nu multimiljonair geweest. In euro’s.

MORTIER «Ongetwijfeld. Maar dat. hoorde niet, vond ik. Want dan was ik mijn onafhankelijkheid kwijt.»

HUMO De Dupuis’ betaalden je een hongerloon. Croonen heeft je goed gesoigneerd, en Jan Vandenwyngaerden heeft voor je ouwe dag gezorgd. En tegenwoordig regent het aanbiedingen. Hoe kijk je vandaag de dag tegen de centen aan?

MORTIER «Voor onze generatie, de achtenzestigers, was het simpelweg not done om van geld wakker te liggen. Je praatte er ook niet over. Tot groot genoegen van onze werkgevers, natuurlijk. Het had ook te maken met trots: ik weigerde te schooien. Ik dacht dat ze me wel uit eigen beweging zouden komen belonen voor mijn harde werk. Maar zo gaat dat natuurlijk niet.»

ALLES KAN BETER

HUMO Ergens in 1999 hadden wij een pittig gesprek. Ik zei je toen iets als: ‘In plaats van op tv de clown uit te hangen, zou je beter weer goeie Humo’s maken.’ Je zat toen in volle ‘Alles kan beter’-glorie. Maar ondertussen werden, toen nog nauwelijks hoorbaar, de messen gewet.

MORTIER «Maakten wij toen geen goeie Humo’s misschien? (Duikt in zijn tas en haalt er een resem papieren met oplagecijfers uit). Toen ik met ‘Alles kan beter’ begon, zaten we volop in de Dutroux-crisis. We hebben toen zeer straffe Humo’s gemaakt, met oplagen als zelden tevoren.»

HUMO Ik bedoel: vroeger beweerde je altijd dat je je tv- of radio-optredens uitsluitend deed ten dienste van het blad. Maar met ‘Alles kan beter’ was het anders.

MORTIER «Dat is waar. ‘Alles kan beter’ deed ik voor mezelf. Ik had het nodig, voor mijn geestelijk evenwicht. Als ik vroeger doodop met vakantie ging, kwam ik meestal herboren terug, maar opeens lukte dat niet meer. Ik kreeg de rekening van vele jaren gepresenteerd. De geest wilde nog wel, maar het lichaam kon niet meer.

»Ik liep al enige tijd uitgeput rond. In mijn hoofd hamerde de gedachte: ‘Hoe lang moet ik nog?’ Het werd een echte calvarie. De kwaliteit van mijn leven was nul. Nul. Op vrij korte tijd waren enkele zeer goeie mensen weggegaan: Jaak Smeets, Yves Desmet, Mark Schaevers, Leo De Haes. Ik had het gevoel dat ik geen bewegingsvrijheid meer had: als enkele journalisten op de rem gingen staan, zat ik in de problemen. En ik vond maar geen eindredacteur.

»Ik werd zoetjesaan ziek van vermoeidheid en stress: artritis. Ik had veel pijn maar werkte wel tegen hetzelfde tempo door, zodat ik ‘s zaterdags totaal uitgeteld lag te wachten tot de levensgeesten voldoende zouden zijn teruggekeerd om er opnieuw tegenaan te gaan. En tussendoor moest ik grappen bedenken voor ‘Alles kan beter’.

»Toen kwam daar nog eens de staking bovenop, met alle geroep en geschreeuw en veel kwaadaardigheid en misverstanden. Humo dreigde, voor het eerst in zijn geschiedenis, niet te verschijnen. Het was de ergste periode die ik ooit heb meegemaakt. Ik kon geen harde discussies meer aan. Ik zou in tranen zijn uitgebarsten.

»Het was echt de onderkant van de bodem. Ik héb mij nog een tijdlang verdergesleept, maar op een mooie dag dacht ik: ‘Dit heeft geen zin meer. Ik ga eraan ten onder. Ik kan het niet meer aan’. Ik ben naar (algemeen directeur) Jan Vandenwyngaerden gestapt en ik heb gezegd: ‘Ik stop. Het is gedaan.’

»Had ik toen twee maanden kunnen rusten, dan was ik er wel weer bovenop geraakt. Maar wie zou ondertussen Humo hebben gemaakt? Dat was mijn grote schuldgevoel: ik had voor een betere organisatie moeten zorgen. Maar die was er niet.

»’t Was ook weer typisch voor mij. In een opwelling zo absoluut zeggen: ‘Ik stop.’ Pure wanhoop, ja. En niet willen nadenken over een tussenoplossing. Die mij overigens ook niet echt werd aangedragen.»

HUMO Door de directie, bedoel je?

MORTIER «Wie moest mij helpen? Ik was de hoofdredacteur van Humo, met de langste staat van dienst. Mensen kwamen MIJ om raad vragen, maar waar moest ik terecht? Ik moest het allemaal in mijn eigen hoofd oplossen.»

HUMO En je goede vrienden? Kees van Kooten, bijvoorbeeld?

MORTIER «Die troosten je en spreken opbeurende woorden, maar echt helpen bij die zeer specifieke problemen kunnen ze niet. Omdat geen van hen die stiel van de hoofdredacteur echt kent. In the end moet je het allemaal zelf oplossen.»

HUMO Ondertussen had de directie het wel begrepen: als Mortier kraakt, komt ons dividend in gevaar.

MORTIER «Vanuit hun businessdenken hadden ze natuurlijk gelijk. Humo zorgde al jaren voor een zeer groot deel van de inkomsten van de uitgeverij. Een zeer ongezonde situatie, als je het mij vraagt. Toch voor hen (grijnst). Stel dat ik tegen een boom reed, of achter mijn bureau in elkaar zakte.

»Zo is men, via headhunters, terechtgekomen bij Leo De Bock. Hij is me niet opgedrongen; ik ben ermee akkoord gegaan dat hij me na een inrijperiode zou opvolgen. Maar het lukte niet.»

HUMO In De Morgen van 10 februari 2001 stelt Leo De Bock onomwonden: ‘Mortier wilde geen stap opzij zetten.’

MORTIER «Onzin. Ik heb het geprobeerd. Er was trouwens niet eens afgesproken dat ik snel plaats voor hem zou maken, de overgang zou over enkele jaren worden gespreid. Een stap opzij zetten, daar ging het helemaal niet over. Leo werd door de redactie totaal niet aanvaard. Van meet af aan werd hij afgebrand, soms op een schandalige manier.

»Ik wilde hem desondanks een echte kans geven, wat de redactie dan weer niet begreep. Algauw deden allerlei complottheorieën de ronde. De Bock zou zogenaamd ‘de man van de directie’ zijn, en daarom onschendbaar, wat dus niet waar was. De klap op de vuurpijl was een brief door de hele redactie opgesteld en ondertekend, waarin gesteld werd: ‘Wij willen niet dat Leo De Bock enige hiërarchische functie krijgt bij Humo.’ Toen stopte het natuurlijk.»

DE AANSLAG

HUMO Ondertussen bleef het broeien en gisten op de redactie. En de directie moet ook wel een wenkbrauw hebben gefronst: als de leider wankelt, sluipt er onrust in de rangen.

MORTIER «Nét toen ik dacht: de crisis is bezworen, we gaan er weer met z’n allen tegenaan, barstte de bom. ‘t Was op een vrijdagavond, mei 2000. Ik legde de laatste hand aan de nieuwe Humo toen Kris Hoflack aan mijn bureau verscheen: ‘Guy, slecht nieuws. Ik ga voor het nieuwe blad van Woestijnvis werken. En ik niet alleen.’ Even later kwam ook Jan Antonissen met dezelfde melding. Hij zei dat Luc Kempen ook zou weggaan. En er zouden er nog meer volgen.

»Ik had geen keuze, ik moest Humo nog afwerken, dus heb ik nog een paar uur doorgewerkt. Maar die nacht dacht ik: dit is het einde. Plotseling bleek bijna de helft van mijn redactie weggekocht. En wie nog meer? Stel dat ze ook nog mijn columnisten hadden benaderd. De eerste die ik de volgende ochtend belde, was Hugo Matthysen. Die stelde mij meteen gerust: ‘Ik blijf.’ Die hele dag ben ik blijven rondbellen, eerst radeloos, stotterend, over mijn toeren. Maar mettertijd rustiger: alle anderen bleven mij trouw.»

HUMO Wouter Vandenhaute, Rick Tubbax, Bruno Wyndaele, het zijn stuk voor stuk mensen die voor Humo hebben geschreven en beweerden jou te vereren. Deze jongens wilden simpelweg een handeltje maken van wat jij vanuit je zuivere ziel op poten had gezet.

MORTIER «Wouter ziet het anders. Luc Kempen had al eerder bij Woestijnvis gewerkt, Jan Antonissen had in de redactie van Mark Uytterhoeven gezeten, Kris Hoflack is de beste vriend van Bruno Wyndaele. Dus, dacht Wouter, eigenlijk zijn dat ook een beetje mijn mensen.

»Ach, het is ook allemaal mijn schuld, natuurlijk (lacht). Eigenlijk kwam het erop neer dat ik mijn journalisten moest vragen, uit liefde voor het blad en/of uit sympathie voor mij, met minder genoegen te nemen dan ze bij de concurrentie konden krijgen. Tja, als je op een ander vijftigduizend frank méér kunt verdienen, waarom zou je dat dan laten? Om mijn treurige gezicht, misschien?»

HUMO Dáárom, en dáárom alleen, Guy. Maar ga verder.

MORTIER «Wouter kent mij. Ik heb in het verleden weleens mijn hart tegen hem uitgestort. Hij wist hoe moeilijk ik het de laatste tijd had. En hij gaf mij het gevoel te begrijpen waarover ik sprak. Op ‘t laatste zei Wouter: ‘Kom gewoon over naar Woestijnvis, als adviseur.’ Een mooi aanbod. Maar ik dacht: ‘Ik mag Humo, mijn medewerkers, mijn lezers niet in de steek laten.’

»Pas nadien is Wouter over ‘een eigen blad’ beginnen te praten. En of ik dáár niet aan wilde meewerken.»

HUMO Kortom: hij rook jouw ellende en zag een kans?

MORTIER «Ik heb getracht hem van het idee af te brengen, maar dat lukte niet. Het enige wat ik toen kon doen was: ijlings naar de directie lopen: ‘Pas op. Er is onweer op til.’»

HUMO Waarom kon je Humo niet loslaten?

MORTIER «Ik zou het verraad hebben gevonden. Ik vond het simpelweg not done. Ik kon toch niet in een blad stappen dat Humo aanviel, terwijl ik Humo zonder opvolger zou achterlaten? Daar had ik niet mee kunnen leven.»

HUMO ‘t Zou ook een persoonlijke nederlaag zijn geweest.

MORTIER «Dat vraag ik mij af. Heb ik mij niet zelf in die situatie gemanoeuvreerd? Is men mij - mijns ondanks - niet al te zeer gaan identificeren met het blad? ‘t Is ook een truc, hè: altijd maar zeggen: Humo = Mortier. En ga nu maar snel die volgende fantastische Humo maken (lacht).

»(Mijmerend) Het was zo vreemd. Zo’n jaar voor de eerste Bonanza van de persen zou rollen, deden we een groot lezersonderzoek. De uitslag was verontrustend: Humo was totaal passé en ik was een ouwe zak. Nee, dat blad dat Woestijnvis ging maken, dát was wat ze wilden! Het ‘Man Bijt Hond’-gevoel! (Plechtig:) Warmte! Menselijkheid!»

HUMO Onnozelheid! Gebrek aan Talent! Niet Kunnen Schrijven!

MORTIER «Toen Bonanza twee maanden in de winkels lag, deden we opnieuw een onderzoek: en plots was Humo weer Gewéldig! Bonanza was rommel, en ik was ‘opnieuw The King! Zeer merkwaardig.»

HUMO Uiteindelijk heb je de oorlog met Bonanza gewonnen.

MORTIER (achteroverleunend) « Yes. Dat was... fantastisch. Een heerlijk gevoel. Toen ik de troepen bijeenriep om, het te melden, moest ik wel even op mijn tanden bijten.»

HUMO Hoe heb je ‘t hem geflikt?

MORTIER «Ik weet nog dat ik in de verwarring van de ‘leegloop’ een interviewtje met Jan Vandenwyngaerden in De Standaard las: ‘Dit is de laatste,strijd die Guy Mortier nog zal voeren, en hij zal hem winnen ook.’ Ik dacht: oké, dan zal ik het maar doen, zeker?

»En toen begon de zoektocht naar nieuwe mensen - vergeet niet dat er ondertussen ook een paar naar Mao waren gegaan. Jörgen (Oosterwaal, toen nog chef weekendbijlage van De Standaard, red.) heeft mij toen geweldig geholpen door mij een aantal van zijn mensen aan te duiden die ik mocht vragen bij te springen. En hier op de redactie heerste algauw weer de sfeer van de grote dagen: ‘We zullen ze eens een poepje laten ruiken!’ Een geweldig teamgevoel.

»Ik had een paar goeie nieuwe mensen gevonden,en samen met de oude garde hebben zij de ruggen gekromd en we zijn er tegenaan gegaan als nooit tevoren. Vervolgens kwamen Jörgen en Mark Schaevers over van De Standaard, en iedereen deed wat hij moest doen; zijn uiterste best. Eigenlijk zijn we gewoonweg nog betere Humo’s gaan maken.

»Wat als een bijzonder onaangename en negatieve periode was begonnen, bleek uit te monden in een formidabele team spirit. Ik herinner mij nog het moment dat ik het eerste nummer van Bonanza opensloeg: (wrijft in zijn handen) ‘Haha! Is het dát maar.’ Ineens viel alle angst van mij af.»

HUMO Je hebt gewonnen, Hannibal. Maar met je overwinning heb je niks aangevangen. Je had de Romeinse legioenen teruggeslagen. Waarom rukte je vervolgens niet op naar Rome? Eigenlijk heb je geen talent voor wraak, niet?

MORTIER « Dat heb ik inderdaad niet. Ik heb geen aanleg voor rancune. Ik kan niet haten.»

HUMO Het onwaarschijnlijke is dat je alweer in een televisieprogramma van Woestijnvis zat: ‘De Pappenheimers’. Het oude verhaal dreigt zich te herhalen.

MORTIER «Bonanza is verslagen, de oorlog is afgelopen. Mijn vrienden bij Woestijnvis zijn trouwens altijd mijn vrienden gebleven.»

WE ZULLEN DOORGAAN

HUMO Shine your light, Guy. Hoe moet het nu verder met jou? Ga je echt weg bij Humo?

MORTIER «Are you kidding? Kijk, in de aanloop naar Bonanza heb ik de beslissing genomen op mijn zestigste terug te treden als algemeen hoofdredacteur. Het akkoord werd getekend. Tijd voor anderen en beteren! Voortaan maken Jörgen en Mark het blad, ik trek mij terug maar blijf beschikbaar voor advies. Wil je troost, goede raad, oudstrijdersverhalen, een flinke beurt met de zweep: één adres!

»In mijn contract staat dat ik niet aan een ander blad mag meewerken, maar daarnaast heb ik de vrijheid. Ik heb al een paar aanbiedingen van de televisie gekregen, maar ik wil uiterst voorzichtig en zeker van de kwaliteit zijn voor ik ja zeg. Ik hoef ook niet per se met mijn gezicht op televisie. Misschien wordt het opnieuw mijn oude liefde: de radio.

»(Nadenkend) Ach, hoe lang ik het nu ook gedaan heb, eigenlijk is het toch te snel gegaan. Ik laat Humo node achter, maar het helpt dat ik er nog aan verbonden blijf. Ik besef ook goed dat ik niet kon doorgaan zoals ik altijd bezig was geweest. Mijn automatische piloot kon op den duur betere Humo’s maken dan ik (lacht). Belangrijk in dit verhaal was ook mijn vrouw, die me smeekte, en al jaren had gesmeekt, het wat kalmer aan te doen, mij minder erg te vermoeien. Eigenlijk had ik haar dat al in het tijdperk Leo De Bock toegezegd. En ik kon haar niet blijven teleurstellen. Eigen-lijk... was enige dwang zeer welkom (lacht)

HUMO Tijd voor de finale. Wat als het allemaal te herdoen was? Met wat je nu weet?

MORTIER «Een zinloze vraag... Na-tuurlijk zou ik, met wat ik nu weet, een aantal dingen anders doen. Maar als ik moet kiezen: alles overdoen of niks, dan zeg ik: ja, ik zou het overdoen.»

HUMO Heb je het gevoel dat je kind nu in goede handen is?

MORTIER «Absoluut. We hebben een zéér goeie redactie, het merk ‘Humo’ is nog nooit zo sterk geweest, en als Jörgen en Mark er echt met hart en ziel voor willen vechten, kan ik met een gerust gemoed een stap opzij zetten. Een stapje (grijnst). Maar er zal geen moment op de lauweren mogen worden gerust. Alert blijven, zweten, lijden...»

HUMO We wéten het onderhand wel, Guy. Tijd voor de laatste vraag. Stel dat je van je vrouw carte blanche krijgt, met welke Humo-redactrice zou je dan graag eens...

MORTIER « Je bent ontslagen, Wilfried.»

HUMO Tiens, ook toevallig: ik wou je net zelf mijn ontslag aanbieden. Wouter Vandenhaute heeft mij namelijk zojuist...»

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234