Han Kang - De vegetariër
Sinds het verkoopsucces van Haruki Murakami serveren uitgevers gretig vertalingen uit het Verre Oosten. Helaas zijn die al te vaak inwisselbaar, ongeveer zoals onder alle nummertjes bij een mindere afhaalchinees dezelfde smaakversterker in licht variabele verschijningsvormen blijkt te huizen. ‘De vegetariër’ (Nijgh & Van Ditmar) van de Zuid-Koreaanse Han Kang weet zich wél te onderscheiden, zo leert meteen al de openingszin: ‘Voordat mijn vrouw vegetariër werd, had ik haar in alle opzichten volstrekt oninteressant gevonden.’
De echtgenote in kwestie, Yeong-hye, is de spil van een verhaal waarin ze zelf, veelbetekenend, niet aan het woord komt. Na een terugkerende nachtmerrie vol bloed en afgrondelijkheid mijdt ze alle vlees, om zich steeds verder te verliezen in het gestoorde verlangen een boom te worden en zuiver te vegeteren. Haar lijdensweg wordt in drie staties verhaald, door de ogen van haar stugge en boerse man, haar videokunst beoefenende en zijn obsessies najagende zwager en haar zorgzame en machteloze zusje. Het eerste deel van de roman is ronduit indrukwekkend: de onbegrijpende blik van haar conventies ademende echtgenoot zet de ontregelende kracht van het besluit van Yeong-hye schokkend sterk in de verf. Ze verbeeldt de onwil om aan de gewenste oninteressantigheid uit de openingszin te beantwoorden, om zich blind te voegen naar sociale structuren, om persoonlijkheid gedwee weg te gommen. Han Kang stelt beklemmend scherp op de verhouding tussen systeem en individu, conventie en passie, verwachtingspatronen en dromen. ‘De vegetariër’ is een parabel over vrijheid, en wel van een andere orde dan die om bij een mindere afhaalchinees om het even welk nummertje te kiezen en toch steeds weer hetzelfde voorgezet te krijgen.