Haruki Murakami - Romanschrijver van beroep
Wie in een veertigjarig schrijversleven wereldwijd miljoenen exemplaren van zijn romans heeft verkocht, mag zich gerust romanschrijver van beroep noemen.
Dat is precies wat de Japanse succesauteur Haruki Murakami doet in een nieuwe essaybundel, waarin de doorgaans verlegen romancier een overzicht wil geven van wat hij te vertellen heeft over het schrijven van fictie, en over de omstandigheden waarin hij als romanschrijver romans blijft schrijven. De uitgeverij beloofde aan de vooravond van ’s mans 70ste verjaardag een inkijk in zijn ziel en schrijfproces, maar in het nawoord noteert de auteur van bestsellers als ‘Spoetnikliefde’, ‘Kafka op het strand’ en ‘Norwegian Wood’ dat hem niet helemaal duidelijk is ‘in hoeverre een in zekere zin egocentrisch, persoonlijk boek als dit nuttig kan zijn voor de lezers’. Exact de vraag waar die lezers na elf teleurstellend slappe bespiegelingen over de literatuur op dat moment ook mee zullen zitten.
Murakami opent nochtans sterk met een poging de vraag te beantwoorden of romanschrijvers ruimdenkende mensen zijn. Uiteindelijk zal hij zich in de richting van een positief antwoord wurmen, maar hij amuseert zich eerst enkele pagina’s lang door zichzelf en zijn collega’s neer te zetten als een eigenaardige subcategorie van de menselijke soort die je liever niet als vriend of buurman wilt hebben. In een essay waarin hij de wereld van de romanschrijverij vergelijkt met een ring vol worstelaars, en het schrijven van fictie een stompzinnige bezigheid noemt die hij niet geschikt acht voor mensen ‘bij wie het brein op volle toeren draait’, toont Murakami zich van zijn beste kant. De toon is grappig, helder en gevat.
Dat is hij een stuk minder in de autobiografische Bond Zonder Naam-stukjes die volgen. Dat de teruggetrokken schrijver persoonlijke onthullingen over zijn privéleven plagerig overslaat met ‘Het zou veel te ver leiden’-excuses, zal hardnekkige fans spijten, maar het hoeft geen bezwaar te zijn voor de aspirant-schrijvers die in zijn essays iets van de meester hopen te leren. Zij worden echter met veel grovere kluiten in het riet gestuurd. Murakami ontpopt zich tot een semimystieke goeroe die zijn schrijvende lezers in zelfhulpstijl duidelijk maakt dat ze ‘licht en vrij als een vlinder’ moeten zijn, dat er bij het schrijven vooral ‘magie’ moet zijn, en dat ze in hun eigen ‘echte gevoel’ moeten geloven. Is hier een Nobelprijskandidaat aan het woord, of Fleur van Groningen? Gelukkig vallen er tussen de ‘persoonlijke aandrang’ en de ‘stuwende innerlijke kracht’ door ook echte wijsheden te rapen in zijn verzamelde gedachten over het schrijverschap. Zo is zijn variatie op de gezonde geest in het gezonde lichaam een onderbouwd pleidooi voor de fysieke basisconditie van de literator. Alleen heeft hij dat betoog al eens gehouden in het lopersdagboek ‘Waarover ik praat als ik over hardlopen praat’.
undefined
Wat het meest bijblijft van Murakami’s overdenkingen over literaire prijzen, originaliteit en het al dan niet verouderende lezerspubliek, zijn de kleine persoonlijke details die hem bijwijlen toch ontglippen: de echtgenote als eerste lezer, de kleine ruzies die daarop volgen, het nog steeds op Japans ruitjes-papier getelde dagelijkse quotum dat hij zichzelf oplegt of de eerste vulpen van 2.000 yen waarmee hij aan een keukentafel zijn debuut op papier heeft gekrast. Haruki Murakami bewijst met zijn even openhartige als klungelige essayistiek het gelijk van zijn titel: hij is veeleer romanschrijver van beroep.