null Beeld

Heleen Debruyne: 'Paringsdrang'

‘Nu nog niet, misschien. Maar binnenkort…’

Heleen Debruyne

‘Nooit, denk ik,’ zei ik tegen de vrouw van 32 die me verzekerde dat ik, 28, het nog wel zou voelen. ‘Het’: de paringsdrang of voortplantingsdrift die mensen massaal schijnt te overvallen eens de dertig nadert. Ik heb het alleen maar van horen zeggen. Mijn baarmoeder huilt elke maand uit frustratie over de zinloze verspilling van al dat bloed. Mijn eierstokken worden niet wakker van aandoenlijke peuters, andermans exquis genenmateriaal, noch van de liefde. Andere gewenst kinderlozen die ik ken, vinden vragen naar het waarom van hun kroosteloosheid vervelend. ‘We hoeven ons niet te verantwoorden,’ zeggen ze terecht. Toch vind ik zelf plezier in het verantwoorden – elk gesprek schaaft mijn gedachten bij.

Er zijn de vanzelfsprekende externe excuses: de overbevolking, de ecologische voetafdruk van zo’n koter en diens pamperberg, de sombere toekomst van deze aardkloot. Beetje flauw, maar je moet de conversatie wat opwarmen.

Dan: de persoonlijke argumenten. Er is het baren zelf – anderen staren extatisch in de verte wanneer ze het hebben over een oerkracht en een connectie met het universum, ik zie mezelf vooral liggen in een ziekenhuisbed dat stinkt naar ontsmettingsmiddel, overgeleverd aan een overwerkte dokter. Ik vrees achteloos gezette knippen in een met zenuwen doorkruist stukje lichaam waar ik plezier aan hoor te beleven. Er is het theoretische kind, dat me tot wollig moederdier zou reduceren, een krijsende larve waar ik met zo’n alomvattend gevoel van zou houden dat het me volledig zou opslorpen.

Tot slot zijn er de bedenkingen van existentiële aard. Een kind krijgen is in de toekomst kijken: uit het niets beslis jij iets te maken dat misschien gelukkig zal zijn, maar ook zal lijden aan gebroken harten en onzekerheid, zware wintergriep en zieltogende grootouders, ouderdomsincontinentie en vergeetachtigheid, om uiteindelijk te sterven – en dat in het allerbeste geval.

Wanneer ik die verklaringen voor mijn neurotische omgang met anticonceptie één voor één op tafel gooi, ga ik omzichtig te werk. De tegenpartij mag in geen geval het gevoel krijgen dat ik hun kinderwens veroordeel, dat verzuurt de omgang. Aan de overkant zijn de tegenwerpingen doorgaans minder diplomatisch, noch rationeel. Van ‘Dat komt nog wel’ over ‘Maar kinderen zijn het mooiste wat er is!’ tot ‘Eigenlijk kies je voor jezelf, is dat niet egoïstisch?’

Vroeger was een kind een lot of een noodlot, als het kwam of als het niet kwam. Sinds we overal spiralen, pillen en condooms kunnen krijgen, sinds onvruchtbaarheid steeds beter te verhelpen valt, is het een keuze om je cellen al dan niet te laten versmelten. We zijn verlost van het lot, maar opgezadeld met een dilemma. Beide uitkomsten van dat dilemma zijn even egoïstisch.

Maar kiezen is lastig en kinderen zijn ademende herinneringen aan een besluit. Het is dus comfortabeler om de kinderwens als vanzelfsprekend te zien: het is toch natuurlijk, de biologische klok, een daad van blinde liefde? Ik bereid me voor op nog jaren van verantwoorden, tot mijn geslonken voorraad eitjes van mijn gezicht af te lezen zal zijn.

undefined

Heleen Debruyne is schrijfster en chef vrouwenzaken.

Volgende week: Naema Tahir, Nederlandse schrijfster van Pakistaanse afkomst.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234