null Beeld

Herman Brusselmans: 'Echo’s'

Ik vraag me af of ik na 22 jaar droogte niet beter weer de fles zou ontkurken.

Herman Brusselmans

Ik leg me steeds meer toe op de poëzie, en probeer gedichten te schrijven in de rijke traditie van William Wordsworth, Stéphane Mallarmé en Leonard Nolens, niet alleen wereldvermaarde verzenmakers, maar ook grootse drinkers van een stevige neut. Ik kwam laatst, op een feest ter ere van het nieuwe kapsel van Yannick Dangre, Leonard Nolens tegen met een zodanig stuk in z’n kloten dat hij een deel van z’n oeuvre stond voor te dragen tegen een kapstok.

Tja, poëzie en drank zijn altijd hetzelfde paar mouwen geweest. Daarom vraag ik me af, nu ik me als dichter wil opwerpen, of ik na 22 jaar droogte, niet beter weer de fles zou ontkurken. Toen ik nog dronk, tjonge, dat waren de tijden wel. En ik was indertijd niet eens een dichter! Welnee, ik was een prozaïst, en boeken als ‘Zijn er kanalen in Aalst?’, ‘Vlucht voor mij’ en ‘Ex-schrijver’ vlogen de deur uit.

Let op, dat waren de boeken die ik zelf publicabel achtte, maar er waren ook de boeken die ik voortijdig weggooide omdat er geen touw aan vast te knopen viel, zo lazarus was ik toen ik ze schreef. Ik herinner me vaag m’n roman ‘Piet het paard’, die handelde over een paard dat Piet heette. Dan kun je toch niet geloven. Piet beleefde allerlei avonturen in binnen- en buitenland, en op een dag, in z’n negende levensjaar, ontmoette hij de prachtige merrie Laurence. Het was echter 1943, en de Duitsers eisten alle paarden op om ze, bereden door een hippische soldaat, naar het front te sturen. Piet en Laurence doken onder in een wei te Waarschoot.

Het probleem is dat je op een vlakke wei in Waarschoot (en in Waarschoot is, nu nog steeds, ieder deel van het landschap enorm vlak, ook de weiden), heel goed twee paarden kunt zien staan, dus qua onderduiken hadden Piet en Laurence niet voor de beste oplossing gekozen. En ja hoor, ze werden gespot door de Gestapo, overgebracht naar het hoofdkwartier in Lovendegem, en diezelfde dag, tegen kwart over negen ’s avonds, verplaatst naar de bossen van Lembeke, waar ze werden gefusilleerd.

De roman eindigt ermee dat de vader van Laurence, de oude hengst Ignaas, van verdriet sterft aan een redelijk gecompliceerde hartaderbreuk, waartegen de illegale dierenarts N’Konko Zundi machteloos staat. Deze roman had nooit geschreven kunnen worden door een nuchtere mens, maar wel door de starnakelzatte halve gek die ik toentertijd was. Ook op het gebied van vrouwen keek ik, als voltijds alcoholicus, niet op een rare kronkel meer of minder. Zo lag ik eens, op een studentenkot in de Joseph Plateaustraat, in het bed van een tuttebel die doctoreerde in het internationale feminisme en opeens, niet eens 100 procent bewust, braakte ik heel haar onderbuik vol. Toen zong ze wel een toontje lager qua internationaal feminisme.

Maar goed, thans werk ik volop aan m’n dichtbundel ‘Alchemie tussen twee keer niks’, die drie delen kent. Het eerste deel, ‘Bronzen fagot in c-mineur’, opent met het gedicht ‘Bedenking’, dat gaat als volgt: ‘Ik wil leven en sterven / Zoals m’n grootvader die in coma lag / Wakker werd op een dag / En zei / Laat niemand nog mijn afwezigheid bederven’. Het tweede deel, ‘Ongewassen schuim’, is iets zwartgalliger. Het openingsgedicht, ‘Vergissing’, luidt: ‘Toen ik met bevende ogen keek / In de onderbroek van Griet Op de Beeck / Zag ik nattigheid en vocht / Dat was niet waarnaar ik zocht / En ik deed mijn ogen toe / O God, wat is mijn lulletje moe’.

Ten slotte is er het derde deel, ‘Het betreden van de eigen vloer’, dat aanvangt met het gedicht ‘Florijnverlangen’: ‘Je moet je vrouw niet bedriegen/ Ook niet als ze op sterven ligt / Al dat verlangen naar haar dood en al dat liegen / Brengt noch je wijf noch jou in evenwicht’. Het is toch waar zeker? Als je vrouw haar laatste adem aan het uitblazen is, moet je niet meteen uitkijken naar fornicatie met pakweg Danira Boukhriss Terkessidis, tenzij Danira zich ostentatief bij je aanbiedt, slechts gekleed in een doorkijkcapuchon, lichtvoetige caoutchouc laarsjes, en een op één of andere niet te achterhalen manier aan flarden gereten bustehouder.

Dus het is me wat, de poezië. Ik hoop dat ik als dichter ernstig word genomen, en dat ik, of ik nu opnieuw aan de drank ga of niet, beschouwd zal worden als het speerpunt van een nieuwe poëtische generatie, die slechts bestaat uit de prelaten van het gegoede woord, de opzichters der gonzende klanken, de bewaarders van alles wat in vervormde echo’s weerklinkt.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234