null Beeld rv
Beeld rv

Bommen op Mortseltachtig jaar na het inferno van 5 april 1943

Het bombardement van Mortsel: ‘Een shrapnel boorde zich door de halsslagader van mijn moeder en reet de mond van mijn tante weg’

Op 5 april is het precies tachtig jaar geleden dat de dood uit de lucht boven Mortsel tuimelde. Bij een bombardement van de Amerikanen – het plan: een door de Duitsers ingenomen fabriek treffen – vielen op die dag in 1943, midden in de Tweede Wereldoorlog, 936 doden, van wie 225 jonger dan 15. Anno 2023 is de wonde gedicht, maar het litteken blijft schrijnen. Met een grote plechtigheid, lezingen en andere activiteiten wordt het bombardement nu officieel herdacht. Humo ging op zoek naar de laatste overlevenden. ‘Alles viel, versplinterde, verpulverde.’

Jeroen Maris

‘De zon is uit de hemel gevallen!’ Het is maandag 5 april 1943, halfvier in de namiddag, en Gusta Lernout grijpt haar vriendinnen vast en gilt. ‘Dit is het laatste oordeel! Het einde van de wereld!’ Ze is 12, ze zit in het zesde leerjaar van de Sint-Lutgardisschool en bommen hebben haar wereld net luid en donker gemaakt.

GUSTA LERNOUT (92) «We waren buiten met de klas, want we hadden turnles. Die was al heel plezierig geweest. Op Sint-Lutgardis kregen we les van de nonnen van Gijzegem, en die droegen kappen met wijde vleugels. Kinderen van 11 kunnen al behoorlijk venijnig zijn, dus hadden we zuster Emile-Marie gevraagd om alle turnoefeningen voor te doen, goed wetende dat dat een helse klus was in dat zware habijt van haar (lacht).

»Plots weerklonk het luchtalarm. ‘Iedereen naar binnen!’ De hele klas volgde zuster -Emile-Marie, maar ik zat samen met Edith en Godelieve, mijn beste vriendinnen van toen, wat verder op een bankje. We waren gestraft: we hadden het te bont gemaakt in de turnles. In het deurgat riep de zuster dat wij óók moesten volgen. Net toen we naar binnen zouden gaan, vielen de bommen. Ik zie nog altijd die lange gang voor me, met aan de rechterkant de klassen. Onze klasgenoten waren al in de gang toen de muren het begaven en alles tot puin en schroot werd herleid. Ze wierpen zich op de zuster, maar zij moest hen eigenlijk redden! En ik, ik bleef maar roepen dat dit het laatste oordeel was – want daar hadden we net over geleerd.»

In die verwoesting zijn veel van de kinderen kansloos. Edith, Godelieve en Gusta hebben het geluk dat ze op het moment van de inslag net onder de robuuste boog van de toegangspoort staan, want die houdt het.

GUSTA «Toen het stof ging liggen, kropen we uit het puin naar de zon. We liepen eerst naar de kleuterklas, die net buiten het schooldomein stond. Daar zagen we hetzelfde beeld: ontredderde kinderen die zich angstig vasthielden aan de rokken van de juffrouw.

»Daarna volgde de tweede golf van het bombardement. Alles viel, versplinterde, verpulverde. We wilden alle drie naar huis, en dus liepen we naar het gemeenteplein, naast onze school. Het leek op een gigantische bouwwerf: diepe putten, bergen zand, dichte wolken stof. We kropen krater in, krater uit, en ik hoorde mensen roepen, krijsen, huilen. Een tram lag op z’n zij, vlammen sloegen uit een bus – alle passagiers zaten er nog in, niemand kon eruit.

»Op dat moment was ik ervan overtuigd dat ik geen thuis meer had. We woonden toen op de Dieseghemlei, niet ver van het vliegveld. Bij een bombardement zou dát het doelwit zijn, dacht mijn vader.»

De vader van Gusta werkt in de Gevaert-fabriek. Ook die wordt getroffen door het bombardement.

GUSTA «Het was er aan het branden, en mijn vader haastte zich door het bombardement naar huis, naar mijn moeder en Mia, mijn jongste zusje. Ze zaten in de schuilkelder. Vóór de oorlog had mijn vader die aangelegd: hij voorvoelde wat zou komen. In de straat werd daar toen mee gelachen, maar hij kon dat hebben. ‘Zodra hij klaar is,’ zei hij, ‘mogen jullie er allemaal een nachtje in slapen.’

»Mijn vader trok de deur van de schuilkelder open, en mijn moeder riep dat er geen bommen op onze straat gevallen waren, dat zij en Mia ongedeerd waren en dat hij naar de meisjesschool moest gaan. Er was iemand langsgelopen die in paniek geroepen had dat het daar heel, héél erg was. Mijn vader haastte zich verder, eerst voorbij de Guido Gezelleschool, waar mijn broertje zat. Er werd hem verzekerd dat -Leo geen slachtoffer was, en al naar huis was gestuurd. En toen kwam hij bij mijn school en zag hij wat er van mijn klas overgebleven was. (Stil) Twee dagen en twee nachten heeft hij daar puin geruimd, op zoek naar mij. Hij moet als een bezetene gewerkt hebben, want in die ravage zou hij het lichaam van zijn dochter vinden. Uiteindelijk kreeg hij te horen dat ik al lang veilig thuis was, maar hij bleef doorgaan. Hij heeft toen het lichaam van zuster Emile-Marie gevonden: zij had het niet overleefd. Die vrolijke turnles, de eerste in het lentelicht, was haar laatste geweest.»

Gusta Lernout. Beeld Anton Coene
Gusta Lernout.Beeld Anton Coene

LELIJKSTE LITTEKEN

Het bombardement op Mortsel is een actie van de -geallieerden, van het Achtste Amerikaanse Bomber Command, om precies te zijn. ‘Het was een grote operatie,’ zegt Pieter Serrien (37). Hij is historicus, beademt de vzw 5 april 1943 en heeft ‘Tranen over Mortsel’ geschreven, het naslagwerk vol getuigenissen over de dag waarop Mortsel z’n lelijkste litteken kreeg.

PIETER SERRIEN «De Amerikanen vertrokken die ochtend in het zuiden van Engeland met meer dan honderd vliegtuigen. Daarvan zouden er drieëntachtig Mortsel bereiken, die in twee golven zeshonderd bommen dropten. Zware bommen, van een kwart of een halve ton.

»Het doelwit was Erla, een voormalige autofabriek waar jachtvliegtuigen van de Luftwaffe hersteld werden. Vier of vijf bommen zijn daar gevallen, maar de rest trof Mortsel. In de fabriek vielen driehonderd doden, maar ze werd niet volledig verwoest – een deel was snel weer operationeel. De meeste van de 936 dodelijke slachtoffers vielen in het centrum van Mortsel. Rond het Gemeenteplein kon je een cirkel trekken met een straal van zo’n 500 meter: daarbinnen was het merendeel van de bommen gevallen.»

Die vaststelling ligt tachtig jaar later nog altijd gevoelig: de geallieerden wilden een Duits doelwit treffen, maar maakten vooral burgerslachtoffers.

SERRIEN «Er werd beweerd dat de piloten dronken waren. Of dat Mortsel doelbewust was getroffen, omdat daar veel collaborateurs woonden. Maar dat zijn indianenverhalen.

»In 1940, bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, was Mortsel al eens gebombardeerd, maar toen door de Duitsers. België gaf zich na achttien dagen over en werd bezet gebied. Daarna probeerden de geallieerden de Duitsers te treffen met bombardementen, maar die waren beperkt in omvang en ondersteunden vooral militaire operaties.

»Het jaar 1942 was op veel vlakken een kantelpunt in de oorlog: er was de verplichte tewerkstelling, de Jodenvervolging kwam op gang, en de geallieerden gaven de mogelijkheid van een onderhandelde vrede op. De enige overgebleven optie was de volledige overgave van Duitsland. Daarom moest de defensie van de Duitsers gereduceerd worden. De Amerikanen en de Engelsen besloten om systematisch bezet gebied te bombarderen: wapenfabrieken van de Duitsers, bouwwerven, belangrijke treinstations… Het bombardement op de Philips-site in Eindhoven op 6 december 1942, waarbij ook veel burgerslachtoffers zijn gevallen, was één van de eerste. En in april 1943 was er dus Mortsel.»

De operatie verloopt niet zoals verhoopt: boven Belgisch grondgebied worden de Amerikaanse vliegtuigen belaagd door Duitse jachtvliegtuigen. Ze lijden verliezen en raken uit koers.

SERRIEN «Dat roept een eerste grote vraag op: waarom werden de bommen tóch gedropt, terwijl de missie zo gehavend was en veel niet volgens plan verlopen was? Er was een reservedoelwit, de Ford-fabriek in de Antwerpse haven, en de bevelhebbers wisten dat niet zo ver van de Erla-fabriek verschillende scholen lagen. En toch werden de bommen over Mortsel gestrooid. De meest plausibele verklaring is dat de druk bij de Amerikanen heel groot was. Het was het eerste grootschalige bombardement in België, het was hun vijftigste missie, brigadegeneraal -Frank -Armstrong vloog mee… Het mocht niet mislukken.

»Een tweede vraag is in mijn ogen nog -belangrijker. De Amerikanen wisten dat het terrein niet zo uitgestrekt was. Waarom vertrokken ze dan met zoveel vliegtuigen? Het wordt soms een vergissingsbombardement genoemd, maar dat was het helemaal niet: het doelwit was wel degelijk de Erla-fabriek, midden in een woongebied, en men wist dat de kans op veel burgerslachtoffers groot was – óók in het scenario waarin alles zoals gepland zou verlopen. Dat moet tachtig jaar later nog altijd onderzocht worden: wie heeft besloten om zo kwistig om te springen met mensenlevens, en waarom? Het is een voorbeeld van bittere oorlogslogica: ze wilden zeker zijn dat de pijl in de roos ging, en de collateral damage werd erbij genomen.»

null Beeld rv
Beeld rv

PRINSES PRIEELTJE

Op 5 april 1943 is Jacqueline Hiernaux 7 jaar. Ze zit in het tweede leerjaar van de Sint-Vincentiusschool, toen nog Saint-Vincent geheten – een school van enig aanzien, met het Frans als voertaal. Bij het bombardement worden vijf leerjaren haast volledig uitgewist: 103 kinderen en 3 leerkrachten komen om het leven.

JACQUELINE HIERNAUX (87) «Ik zat aan het raam en hoorde de vliegtuigen komen. De bommen vielen, de ramen -werden verbrijzeld en plots was er chaos. We liepen naar de deur en bleven daar staan onder een stuk plafond dat niet naar beneden gekomen was. Het volgende dat ik me herinner, is dat ik wakker werd onder het puin, en dat de zusters me bevrijdden. Ik liep de Statielei op, maar die leek in brand te staan – in die tijd was ze omzoomd door houten villa’s. Daarna ging ik naar de Mechelsesteenweg, waar een tante van me woonde. Ik bleef even bij het lichaam van een postbode staan, en daarna… Mijn tante was er op de één of andere manier in geslaagd mijn vader te waarschuwen, en hij ging met me naar het Sint-Jozef-ziekenhuis.»

De broer van Jacqueline – André, één jaar jonger – krijgt geen welwillende kus van het lot.

JACQUELINE «Hij zat in de klas naast de onze, in het eerste leerjaar. Precies daar was de bom gevallen. Bijna niemand van dat klasje heeft het overleefd. André ook niet. Hij is nog drie dagen bij bewustzijn geweest – later hoorde ik dat hij zijn naam nog kon zeggen – maar hij heeft het niet gehaald.»

Uit een door somberheid aangerand fotoboek diept -Jacqueline de rouwbrief op. Er staan drie namen op, drie in de knop gebroken levens op één provocerend witte bladzijde.

JACQUELINE «Ook mijn moeder en mijn jongste broertje hebben het niet overleefd. Zij zaten op een bankje in het station van Mortsel-Oude-God. Een bom viel op de sporen, een shrapnel boorde zich door de halsslagader van mijn moeder en reet de mond van mijn tante weg. Zij had Jean op schoot, mijn broertje van 3 jaar. Hij was dood, mijn moeder ook. De tante heeft het wel gehaald, maar haar mond was voor de rest van haar leven misvormd.»

Eigenlijk moeten Paula Vernieuwe en Suzanne Holens (toen allebei 4, nu 84) op 5 april 1943 naar de kerk. Maar Alice Vigoureux, hun kleuterjuf in de Saint-Vincent-school, beslist dat de klas op de eerste mooie lentedag naar buiten moet, naar de bloemen.

PAULA VERNIEUWE «‘We gaan wandelen,’ zei ze. ‘Naar de kerk kunnen we wel op een andere dag gaan.’ En dat is onze redding geweest.»

SUZANNE HOLENS «Ik hoor Josée, een klasgenootje, nog zeggen: ‘Juffrouw, het begint te donderen.’»

PAULA «Juf Alice wist meteen wat er aan de hand was.»

SUZANNE «Ik zag die blinkende bollen uit de vliegtuigen vallen – en in mijn dromen blijven ze vallen..»

PAULA «‘Allemaal onder de gloriëtte!’ riep juf Alice – we moesten in een prieeltje onder de stoelen schuilen.»

SUZANNE «En daar begon ze te zingen.»

PAULA «Het hele katholieke repertoire van die tijd. (Zingt enthousiast) ‘Te Lourdes op de bergen verscheen in een grot…’»

SUZANNE «‘Vol glans en vol luister de Moeder van God…’»

PAULA «Later heeft juffrouw Alice me verteld hoe bang ze was dat er kinderen zouden gaan lopen. Iedereen moest samen blijven, en dáár diende dat zingen voor. Het moest de aandacht van het gevaar afleiden. En dat is haar gelukt.»

SUZANNE «Toen het eerste bombardement voorbij was, bracht juffrouw Alice ons naar de kelder van het huis naast de tuin.»

PAULA «Daar maakten we de tweede golf van het bombardement mee. En daarna staken we de straat over, hand in hand.»

SUZANNE «We klommen over dingen die eruitzagen als grijze zakken. ‘Pas toucher!’ riep juf Alice. ‘Pas toucher!’»

PAULA «Dat waren lijken, maar dat wisten we niet.»

SUZANNE «Toen het voorbij was, wilde ik Annie gaan zoeken, mijn zus. Ze zat in het eerste leerjaar, maar haar klas was helemaal verwoest. Ik trok ergens een deur open, en liep zo op het lelijkste wat ik ooit heb gezien. Overal die… (Huivert) Overal die kinderlijkjes.

»Daarna ben ik gaan lopen, en vervolgens werd het zwart. Ik moet gevallen zijn en iemand heeft me naar huis gebracht, maar dat herinner ik me niet meer.»

Paula verliest haar grootvader bij het bombardement.

PAULA «Hij werkte als zaal-overste in de Gevaert-fabriek. Hij was naar buitengelopen toen het begon, maar hoorde om hulp roepen en is teruggegaan. Hij heeft iedereen gered, maar raakte als laatste helemaal verbrand. Hij heeft nog tien dagen geleefd. Hij mag wel een held genoemd worden, vind ik.

»Ons gezin heeft veel geluk gehad. Mijn moeder zou me komen halen van school, met m’n jongere broertje in de kinderwagen. Maar buiten vroeg ze zich plots af of ze de koffiepot wel van de kachel had gehaald. Ze twijfelde en keerde terug – en dat heeft haar gered, anders had ze midden in het bombardement gezeten.

»(Tot Suzanne) Jij had veel minder geluk, hè?»

SUZANNE «Annie, m’n zusje, heeft het niet overleefd. En m’n moeder is naar het ziekenhuis gebracht, maar daar is ze zes weken later gestorven. Het fijne heb ik er nooit van geweten: ze was dood en dat was het dan – verder werd daar niet over gepraat.»

Paula Vernieuwe - Suzanne Holers Beeld Anton Coene
Paula Vernieuwe - Suzanne HolersBeeld Anton Coene

DE GANZENBOL

‘Na het bombardement stuurden veel ouders hun kinderen weg uit Mortsel,’ zegt Pieter Serrien. ‘Sommige gezinnen hadden de mogelijkheid om te verhuizen – want wat als Mortsel wéér gebombardeerd zou worden? In veel gevallen sluimerde het verlangen om het drama te vergeten. Om een nieuw leven te beginnen.’

SUZANNE «Mijn eerste herinnering van na 5 april situeert zich in Sint-Lenaarts, bij mijn grootouders. Daar werd ik na die vreselijke dag ondergebracht.»

GUSTA «Wij zijn de volgende dag naar onze grootmoeder in Geluwe vertrokken, in West-Vlaanderen. Dat mens had geen plaats voor een gezin met zes kinderen, maar mijn vader had één grote prioriteit: zijn kinderen moesten naar school gaan. Oorlog of niet, we zouden les krijgen. Het laatste jaar van de lagere school heb ik dus in Geluwe gevolgd.

»Na de bevrijding keerden we terug naar Antwerpen. Alles was rustig, en ik herinner me dat jaar als het enige waarin we als gezin compleet waren en we echt gelukkig waren. Maar toen ik in het tweede middelbaar zat, barstte de grote vergeldingsactie van de Duitsers los: ze schoten V-raketten af richting Antwerpen. De scholen gingen wéér dicht, en we trokken opnieuw naar West-Vlaanderen. In Kortrijk ging ik op internaat. Dat werd ook getroffen door bommen, maar daar gingen de lessen wel door.»

PAULA «Wij gingen naar Kontich. Daar woonden we in een huis dat eerder een café was geweest met, euh, faciliteiten. De deken van Kontich is dat huis toen komen wijden, want zo’n devote familie die haar intrek nam in een bordeel, dat kon niet (lacht)

Tot het bombardement was de oorlog voor de meeste kinderen niet meer dan een gerucht op de achtergrond.

JACQUELINE «Als kind besefte ik de draagwijdte niet. Pas later, als volwassene, probeerde ik me in te beelden hoe het voor mijn vader geweest moet zijn. Hij was ’s ochtends vertrokken als een echtgenoot met drie kinderen. Even later was hij een weduwnaar met nog één kind.»

GUSTA «We hadden nog niet echt kennisgemaakt met die oorlog. In 1940 waren de Duitsers binnengevallen, ja. Maar na de capitulatie van het Belgische leger werd de situatie al snel stabiel. Er was geen frontlijn die voortdurend verschoof. En zolang het wapengekletter ver weg bleef, was er niets om bang voor te zijn.

»Ik wist ook helemaal niet wat dat was, oorlog. Toen ik tijdens het bombardement begon te roepen dat we het laatste oordeel meemaakten, deed ik dat omdat ik écht geloofde dat we een straf van God ondergingen. ‘Ge moet zo hard niet roepen,’ zei één van mijn vriendinnen me. Waarna de andere: ‘Jamaar, anders hoort God ons niet!’ (lacht) Een kind van nu zou wél weten wat er aan de hand is, want dat heeft internet en televisie. Wij hadden alleen God. En dus baden we onzevaders en weesgegroetjes.»

PAULA «Ik was na het bombardement vooral bezorgd over m’n lepel. We hadden op school onze eigen lepel, om elke dag onze levertraan te slikken. Mijn ouders zouden boos zijn als ik die weer eens was kwijtgeraakt.»

SUZANNE «Na het bombardement werd de oorlog wel heel tastbaar. We verhuisden naar een boerderij in Sint Lenaarts, maar die werd daarna door de Duitsers in beslag genomen. Ik moest in de kelder slapen, in de patattenbak. En de Feldwebel kreeg mijn bed!

»Aan de overkant van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten zat het verzet. Er werd lelijk gevochten. Ik zal nooit vergeten hoe Lazaruske – zo noemden we één van die Duitsers – in onze kastanjeboom klom om de overkant in het oog te houden, en hoe hij eruit werd geschoten. Ik zag hem vallen: páf, dood. Een manneke van 16 jaar, hè! Zo leerde ik dat je in een oorlog niet het voetvolk moet minachten, maar wel de onzichtbare bedenkers. Die jonge Duitsers hadden helemaal geen zin in bloedvergieten, maar ze werden gedwongen om te vechten. Ik herinner me ook Erik: die ging voor mij vaak een kan melk halen bij de boer. Hij had twee dochters van mijn leeftijd. Die heeft hij nooit teruggezien, want in Brecht hebben ze hem doodgeschoten.»

JACQUELINE «Mijn vader is zelf een militair geweest. Na het bombardement – op zijn verjaardag, trouwens – moest hij met-een naar het leger. Van die tijd herinner ik me alleen flarden. Dat er thuis in Lint meisjes van de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen op mij kwamen passen, bijvoorbeeld. De school was gesloten, en de familie van mijn vader woonde in Wallonië.

»Na nauwelijks een jaar is mijn vader hertrouwd. Nichten van hem kenden een vrouw die nog vrijgezel was, en het was gauw beklonken: ik kreeg een stiefmoeder. Ik herinner me nog de dag waarop ik haar voor het eerst zag in de Ganzenbol, zo heette het huis dat mijn ouders in 1940 gekocht hadden. ‘Zij wordt je tweede moeder,’ zei mijn vader. Ik was blij, want ik hongerde naar -liefde, en dus kroop ik bij haar op schoot. Maar ze weerde me af: in dat soort intimiteit had ze geen zin. Ik vond dat verschrikkelijk, en het is nooit meer goed gekomen tussen ons. Of mijn vader haar graag zag? Ik kreeg al snel vier halfbroers: die zijn er niet vanzelf gekomen, hè (lacht)

SUZANNE «Mijn vader is ook snel hertrouwd. Ik verhuisde naar de ouders van mijn moeder in Sint-Lenaarts, en hij heeft nooit meer naar me omgekeken. Of toch, één keer, toen ik 18 geworden was. Ik kreeg een brief waarin hij schreef dat hij me wilde zien. Potverdekke, dacht ik. Awel ja, ik wil ook weleens weten hoe jij eruitziet. We spraken af op de Victoriaplaats in Antwerpen, nu de Franklin Rooseveltplaats. Daar stond hij dan, met een gazet onder de arm. Is dát mijn vader, dacht ik – heel bevreemdend. Ik ben even mee naar zijn huis geweest. Zijn vrouw zei nauwelijks iets tegen mij, en zelf liet hij ook geen interesse blijken. Ik dacht: één keer, en daarna nooit meer. Daar was geen liefde te vinden.

»Veel later kreeg ik zijn doodsbrief in de brievenbus.»

PAULA «En stond je daarin vermeld?»

SUZANNE «Dat wel, ja. (Cynisch) Dat was dan zijn ultieme blijk van liefde, zeker?

JACQUELINE «Tussen mijn vader en mij is het ook niet goed meer gegaan. Hij verhuisde met zijn nieuwe vrouw naar Namen en het contact verwaterde. In 1982 – hij was toen 70 – kreeg hij een -beroerte. Hij was halfverlamd en had afasie. Een verschrikking voor de trotse man die hij was: een dag vóór hij uit het ziekenhuis ontslagen zou worden, is hij van de vierde verdieping naar beneden gesprongen. Dat kwam ik pas later te weten, toen één van mijn stiefbroers zich versprak.

»Mijn vader had zijn doodsbrief al vooraf opgesteld. Hij had mijn moeder graag gezien en wilde dat hij als weduwnaar op de brief zou staan, met haar naam erbij. Maar dat heeft mijn stiefmoeder niet toegestaan.»

Pieter Serrien schreef 'Tranen over Mortsel'. Beeld Anton Coene
Pieter Serrien schreef 'Tranen over Mortsel'.Beeld Anton Coene

ZESTIG JAAR ZWIJGEN

‘Dat bombardement heeft me mijn jeugd afgenomen,’ zegt Suzanne. Ze praat gedecideerd, haast als een neutrale toeschouwer van haar eigen leven.

SUZANNE «Het wonderlijke is dat een kind heel rekkelijk is. Ik aanvaardde mijn nieuwe werkelijkheid en paste me aan. Er werd ook niet meer over het bombardement gepraat. Het kan niet anders dan dat mijn grootouders veel verdriet hadden: ze waren hun dochter en een kleindochter kwijt. Maar daarvan heb ik nooit iets te zien gekregen. Mijn grootmoeder was opgetrokken uit strengheid.»

‘Het grote zwijgen was in véél families de tactiek om met het leed om te gaan,’ zegt Pieter Serrien.

SERRIEN «Er was simpelweg geen cultuur van praten. ‘Doe voort en kijk niet om’, dát was de filosofie. Mijn boek ‘Tranen over Mortsel’ is geboren uit een grootschalig interview-project waarbij jongeren uit de omgeving overlevenden van het bombardement gingen interviewen. Vaak kregen die jongeren te horen dat het de eerste keer was dat die mensen erover praatten. Dat zijn meer dan zes decennia van stilte, hè.»

GUSTA «Mijn ouders -wilden de kinderen zoveel mogelijk úít die oorlog houden. En onze grootmoeder wilde ook niet dat we erover praatten. Mijn klasgenoten in Kortrijk wilden er wel alles over weten. Maar zodra de juffrouwen dat hoorden, moesten we erover ophouden.»

SUZANNE «We gingen elk jaar één keer naar het kerkhof, en dat was het. Erover praten bestond niet: dat was zagen.»

JACQUELINE «Ik denk niet dat ik met mijn vader ooit een echt gesprek heb gehad, laat staan over het bombardement. Zo ging dat in die tijd: je had als kind niets te zeggen.»

PAULA «Ik denk dat het van familie tot familie verschilde. Bij ons werd er wel veel verteld. Op elke bijeenkomst ging het ofwel over WO I, ofwel over WO II.»

GUSTA «Jarenlang heb ik niet de behoefte gevoeld om het erover te hebben. Maar nog geen jaar geleden belandde ik in het woonzorgcentrum aan tafel met een bewoner die ik niet kende, en zij begon over het bombardement te praten. Mijn mond viel open van verbazing: dat was precies mijn verhaal. Ik kende haar naam niet, allicht zat ze in één van de andere getroffen klassen. Een bizar toeval, toch?»

JACQUELINE «In mijn klas hadden wel enkele kinderen het overleefd. Nu zijn we nog met drie. We zijn lange tijd wekelijks samengekomen voor een koffietje. Dan ging het niet over het bombardement, wel over de levens die we leidden. Je mag niet eeuwig in de schaduw van zo’n drama blijven lopen.»

GUSTA «Doordat we naar West-Vlaanderen waren verhuisd, zag ik Edith en Godelieve niet meer. Godelieve was in Boechout gaan wonen. We hebben elkaar nog één keer ontmoet, op de begrafenis van de vader van Edith. In de kerk zagen we elkaar zitten, en na de dienst konden we even praten. Maar we hadden elk ons leven. Het is dus niet zo dat zo’n ellendige gebeurtenis je onlosmakelijk met elkaar verbindt.»

PAULA «Suzanne en ik hebben wel contact gehouden met Alice, onze zingende juf.»

SUZANNE «Tot op het einde van haar leven, toen ze in een woonzorgcentrum zat, zijn we haar blijven bezoeken.»

PAULA (bewonderend) «Een fantastisch mens! Ten tijde van het bombardement was ze 22. Zo jong, maar zo kalm en vastberaden.»

SUZANNE «‘Mijn kinderen’, zo bleef ze ons noemen.

»Zelf heb ik het verhaal van die dag maar één keer aan mijn kinderen verteld. Dat volstond, vond ik. Je kunt het wel vertellen, maar kan de andere het ook begrijpen?»

Jacqueline Hiernaux Beeld Anton Coene
Jacqueline HiernauxBeeld Anton Coene

GUSTA «Ik heb vier kinderen. Hilde, één van mijn twee dochters, was eens kwaad omdat ze strafstudie had gekregen. ‘Ach, gestraft zijn is niet altijd slecht,’ zei mijn man Frans toen. En toen vroeg Hilde natuurlijk wat hij bedoelde. Daarna hebben we het toch maar verteld.

»Hoe ik het verwerkt heb, zonder te praten? Goh… Kijk eens naar daar.»

Ze wijst naar het vitrinekastje in haar kamer, naar de foto in het optimistische licht van de middagzon. Hij is genomen op 11 april 1943, door haar vader, en je ziet Gusta en haar zus nieuwsgierig kijken naar één van de bommen die niet ontploft zijn op 5 april – het ontstekingsmechanisme is er al uit verwijderd.

GUSTA «Dat ik die foto zie wanneer ik wakker word, dat had ik jaren geleden niet durven te denken. Ik ben altijd een bange scheet geweest. Tenminste, dat zeiden mijn broers. Maar ik denk dat ze gelijk hadden. Ik ben altijd wat onrustig geweest, en fundamenteel voorzichtig.»

JACQUELINE «Ik had nood aan een familie, maar die was er niet. Ik ben erg knuffelachtig, ik hou van omhelzingen. Dat heb ik het meest gemist: mensen die me vastpakten. Ik heb te weinig -genegenheid gekregen, behalve dan van mijn man – met hem was ik heel gelukkig, maar hij is vroeg gestorven. Onze kinderen – een zoon en twee dochters, en een miskraam, en een meisje dat bij de geboorte gestorven is – waren nog heel jong. ‘Zoek een andere man,’ zeiden mensen me, ‘je hoeft toch niet alleen te blijven!’ Maar al mijn aandacht ging naar overleven, en ik had ook geen zin in een andere man. Ik wilde het nest beschermen, voor mijn kinderen zorgen. Ik ben toen beëdigd vertaler geworden aan de rechtbank van eerste aanleg. Dat werk kon ik thuis doen. Pas vijf jaar geleden ben ik ermee gestopt.»

SUZANNE «Mijn man is ook jong gestorven, hij was 26. Toen was ik wéér alleen. En zes maanden eerder was ons kindje gestorven. Ik heb mijn deel van de ellende wel gekregen, ja. Ik had geen ouders, geen broers, geen zussen: ik was helemaal alleen. En dus ben ik maar opnieuw getrouwd. We kregen een jongen en een meisje. Zij zijn mijn grote geluk geweest.»

GUSTA «De liefde heeft me niet teleurgesteld. (Wijst naar een foto aan de muur) Ik heb een mooie man gehad, een góéie man vooral. Hij had zich indertijd verloofd met iemand uit een behoorlijk rijke familie. Daar vonden ze dat hij een huis moest bouwen voor zijn toekomstige vrouw, dat hoorde bij het huwelijk. Hij kwam bij mijn vader over de vloer om over het ontwerp te praten. Ik werd geroepen: of ik enkele plannen van andere huizen kon brengen, zodat meneer die kon inkijken? Ik stommelde de trap af, miste een trede en viel. Daar lag ik, letterlijk aan de voeten van die knappe man. (Glimlacht) De rest is geschiedenis: hij is niet met zijn verloofde getrouwd, wel met mij.

»Hij is hier gestorven, in het woonzorgcentrum.»

PAULA «Ik vind dat mijn leven móói is geworden. Het werd niet gedicteerd door de -herinnering aan dat bombardement.»

JACQUELINE «Ik vind wel dat die dag me de rest van mijn leven heeft afgenomen. Maar of ik daaronder gebukt ga? Mensen zeggen me weleens dat het te veel ellende voor één mensenleven is geweest. Dat zou kunnen, maar ik ben heel laconiek van aard. Ik aanvaard wat me overkomt. Het is wat het is: ik heb altijd moeten overleven – eerst in die pijnlijke situatie met mijn stiefmoeder, later toen mijn man plots wegviel. Ik doe er niet klagerig over: het zijn gewoon de kaarten waarmee ik moest spelen. Soms vraag ik me af of ik wel gevoelens héb, en mijn dokter heb ik eens verteld dat het al jaren geleden is dat ik nog gehuild heb. Maar sinds een poos is iets in mij aan het verschuiven. Soms stromen de tranen plots uit mijn ogen. Zonder concrete aanleiding of een duidelijk verdriet. Het voelt alsof er iets in mij overloopt. Misschien heeft het iets met 5 april 1943 te maken? Het duurt een seconde om een bom los te laten, maar ze kan tachtig jaar lang blijven vallen.»

Meer info over de herdenking van het bombardement van Mortsel: 5april1943.be.

'Tranen over Mortsel' van Pieter Serrien  Beeld rv
'Tranen over Mortsel' van Pieter SerrienBeeld rv

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234