Het geld van de Wetstraat: waarom de politiek te veel kost
Soms is de politiek pijnlijk voorspelbaar. Bijvoorbeeld in crisistijden, als de inkomsten zwaar tegenvallen, de overheidsschuld duizelingwekkend hoog oploopt en er dus fors moet worden gesneden en gesnoeid. Liberalen willen besparen in de sociale zekerheid en snoeien in het aantal ambtenaren; socialisten en groenen willen extra heffingen voor banken, energiereuzen en grote vermogens; christendemocraten schipperen daar zo'n beetje tussenin. Feit is: gespreid over vijf à zes jaar zullen we met z'n allen een gat van 25 miljard euro moeten vullen. Met z'n allen? Snijden onze politici ook in eigen vlees, of pakken ze de wildgroei van royaal vergoede functies en mandaten liever niet aan? Wij vroegen het aan professor en politicoloog Carl Devos.
undefined
«Afhankelijk van de omvang van zijn fractie verdient een fractieleider tussen 6.300 en 7.692 euro per maand - de bedragen verschillen een klein beetje per parlement. Wat doet een fractieleider méér dan een doorsnee parlementslid? Hij is de woordvoerder van zijn fractie, komt geregeld in de pers en krijgt zo invloed en uitstraling, en heeft dus ongetwijfeld meer kans om herkozen te worden. Moet je daarvoor extra vergoed worden?»
«De federale premier heeft ongetwijfeld de belangrijkste politieke functie, maar hij verdient minder dan een parlementsvoorzitter: dat is inderdaad een scheve verhouding. Maar het is maar wat je vergelijkt. De eerste minister verdient veel minder dan bijvoorbeeld de CEO van een groot bedrijf. Daar kan je ook vragen bij stellen. Anderzijds: Van Rompuy verdient meer dan zijn Nederlandse collega Jan-Peter Balkenende, die een groter land leidt.»
«Het klassieke tegenargument van de politieke wereld is: als wij niet meer verkozen worden, kunnen moeilijk elders aan de slag, want we hebben nu eenmaal een partijpolitieke stempel. Daarmee worden hoge weddes, uittredingsvergoedingen en extra's dan verantwoord. Maar ik denk niet dat veel ex-parlementsleden of oud-ministers na hun politieke carrière aan de bedelstaf zijn geraakt. Je kunt dat trouwens perfect onderzoeken. En wie in de privésector ontslagen wordt, moet ook op zoek naar een nieuwe baan, zónder dat zijn wedde een paar jaar doorbetaald wordt, zoals de parlementariërs voor zichzelf hebben beslist.»
«Partijen passeren op verschillende manieren langs de kassa. Ze krijgen geld per behaalde stem; ze worden ook betoelaagd volgens de grootte van hun parlementaire fracties; er zijn federale toelagen, maar ook regionale subsidies. Dat is zo geregeld na de allerlei schandalen over gesjoemel met geld en giften van bedrijven: Uniop, de milieuboxen, Agusta, Dassault enzovoort. De redenering was: als de partijen worden gefinancierd met belastinggeld, dan hoeven ze tenminste niet in troebele vijvers te gaan vissen. Ik ben vóór die openbare financiering, maar ik vraag me af of we niet te ver zijn gegaan.»
«Tussen pot en pint geven senatoren zelf toe dat er aan hun instelling best wel grondig mag worden gesleuteld. Guy Verhofstadt heeft de Senaat ooit willen opdoeken, maar er kwam zoveel weerstand dat zijn uiteindelijke voorstel erop neerkwam dat de Kamer moest worden uitgebreid met het aantal rechtstreeks verkozen mandaten dat in de Senaat zou worden geschrapt. Tja.»
«Stel dat je een volmacht krijgt om zes maanden alles te beslissen en af te schaffen wat je nodig vindt. Wel, ik garandeer je dat je na zes maanden geen land meer hebt. Laat staan een democratie (lacht).»
Het volledige artikel leest u in Humo 3607 van dinsdag 20 oktober.