Het leven zoals het is: Belgische militairen op buitenlandse missie (2). 'Als ik had mogen kiezen, was ik nooit vertrokken'
Het leger houdt niet alleen onze eigen straten en strategische plekken veilig, onze soldaten gaan overal waar nood is aan militaire steun in de strijd tegen onrecht en terreur. Humo sprak met Belgische militairen over hun uitheemse avonturen. In deel twee vertelt Florent Thys over zijn coming-out en zijn missies in Albanië en Kosovo. En Emiel Van Beeumen getuigt over zijn strijd tegen de communisten in Korea. ‘Als ik had mogen kiezen, was ik nooit vertrokken.’
Belgische militairen op buitenlandse missie (1) »
'Of ik mensen heb gedood, weet ik niet. Ik schoot altijd op ingebeelde soldaten en dacht: die kerels zullen wel zo slim zijn in hun bunker te kruipen'
Florent Thys:‘Uit de kast’
In 1985 bestond de dienstplicht nog, en werd Florent Thys (53) opgeroepen om zijn legerdienst te vervullen. Dat beviel hem zo goed dat hij een jaar later beroepsmilitair werd.
Florent Thys «Ik geef graag kennis door aan anderen en wilde onderofficier worden. Ik kwam bij de paracommando’s terecht, niet als para maar bij de logistieke ondersteuning.»
HUMO De para’s hebben een heel macho imago. U outte zich daar als homo. Was dat moeilijk?
Thys «Ik ben in 1997 pas uit de kast gekomen, nadat het Aids Informatie Team er opgestart was. Toen durfde ik me te outen. Als ik het eerder had gedaan, had ik dat zeker moeten bekopen met een pak slaag. In 1985 had ik al een korte affaire met een militair. Hij werd op een afschuwelijke manier behandeld en verstoten nadat hij zich geout had. Ik heb nog altijd spijt dat ik toen niet de moed had hem te verdedigen.»
HUMO Hoe reageerden uw collega’s op uw outing?
Thys «Ze schrokken: ‘Dat kan niet!’ Tot dan had ik me als een echte heteroseksuele macho gedragen. Ik heb een sterk karakter en ik weet wat ik wil. Ik hou van oprechtheid. Je kunt beter in mijn gezicht schelden, dan me achter mijn rug zwartmaken. Mijn coming-out verliep gelukkig beter dan die van die arme jongen met wie ik een relatie had.»
HUMO Twee jaar later werd u op missie gestuurd.
Thys «Onze brigade werd tijdens de oorlog in Joegoslavië samen met andere troepen van de NAVO naar Albanië gestuurd. Daar hielpen we Kosovaarse vluchtelingen opvangen. Toen in 1999 de troepen van de Servische president Slobodan Miloševic zich na de NAVO-luchtaanvallen uit Kosovo terugtrokken, gingen wij er als eersten binnen.»
undefined
'Ik zie nog altijd de angst en de onzekerheid in de ogen van de zwangere vrouwen en de verschrikte blikken van de kinderen...' Florent Thys
HUMO Had u zelf gevraagd om op buitenlandse missie te gaan?
Thys «Nee, bij de para’s had je geen keuze. Je kreeg te horen: ‘We hebben chauffeurs nodig. Je gaat naar Albanië en Kosovo.’ In het begin was dat een schok. Ik was het gewend om van huis weg te zijn omdat ik mijn legerdienst gedaan had in Soest, in Duitsland. Maar Kosovo en Albanië, dat was andere koek. Als ik had mogen kiezen, was ik niet vertrokken. Gelukkig sta ik nogal spiritueel in het leven. Zodra ik me ergens bij neergelegd heb, denk ik: ‘Ach, zo erg is het niet en misschien kan ik er nog iets van leren.’
»Sommige collega’s stonden te popelen om te vertrekken, maar mochten niet. Zij die moesten gaan, hadden er niet allemaal zin in. Voor paracommando’s geldt: wie zijn opleiding achter de rug heeft, is altijd en overal inzetbaar.»
HUMO Maar u had die opleiding tot para toch niet gevolgd?
Thys «Nee, ik was korporaal-chef, de op één na hoogste graad bij de beroepsvrijwilligers. Mijn rang gaf me weinig invloed, maar ik spreek verschillende talen en dat kwam goed uit: een officier gaf me een plaats in de cel operaties. Daar hield ik me bezig met de administratie en de planning.»
HUMO In 1999 was Kosovo oorlogsgebied. Wat vond uw familie ervan dat u daarheen moest?
Thys «Ik had geen partner, maar ik moest het wel aan mijn ouders, mijn broer en mijn zus vertellen. Miloševic voerde een afschuwelijke oorlog in Kosovo, je mag die man gerust met Hitler vergelijken. Alle middelen waren goed om de Albanese Kosovaren te verdrijven. Hij is verantwoordelijk voor verschillende massagraven. Mensen werden voor de ogen van hun familieleden vermoord, ouders voor de ogen van hun kinderen. Jonge mannen die nog konden vechten, werden van hun families gescheiden en verdwenen spoorloos. Alle anderen werden over de grens met Albanië gestuurd.
»In januari ’99 begonnen de vluchtelingen toe te stromen in de Albanese grensstad Kukës. Het vroor en er lag sneeuw. Sommige mensen hadden bevroren voeten, anderen hadden amper kleren aan hun lijf. In april kwamen wij aan in de vluchtelingenkampen. Het miezerde en het was koud. De allereerste nacht sliepen we in een kazerne van de Albanezen, een bouwvallig krot. Nu, slapen is veel gezegd, het was eerder alert rusten, als een waakhond die even zijn ogen sluit. De para’s waren dat gewend, zij waren al vaker op missie geweest. Maar ik was geen para.
»Omdat we in oorlogsgebied opereerden, stonden onze wapens op scherp. Wat er ook gebeurde, het bevel was: mikken, veiligheid af en schieten. Ik heb dat gelukkig nooit moeten doen. Het eerste konvooi werd wel aangevallen, door Albanese militairen die mijn collega’s voor de vijand hielden.»
HUMO Was het een traumatiserende ervaring?
Thys «Ik heb het jaren kunnen onderdrukken, maar ik heb die missie nooit helemaal verwerkt. Ik heb er een trauma aan overgehouden, ja. Niet dat ik mensen voor mijn ogen heb zien afslachten, maar ik heb dingen meegemaakt die me flink dooreengeschud hebben. Zo brachten we vluchtelingen naar een station, van waaruit ze naar een veiliger plek gebracht zouden worden. Probeer je de wachtende trein voor te stellen: houten banken, geen ruiten, geen deuren. Hij stonk naar een wc die maandenlang niet is schoongemaakt. Daarin moesten die mensen twaalf uur lang als haringen in een ton zitten. Ik stond naast een Nederlandse collega en zei: ‘Dit is net Schindler’s List.’ Voor ze instapten, kregen ze een deken, wat eten en water. Ik zie nog altijd de angst en de onzekerheid in de ogen van de zwangere vrouwen en de verschrikte blikken van de kinderen.
»De Albanese maffia haalde jonge vrouwen van de treinen om ze in de prostitutie te jagen. Wij gingen klagen bij onze officier: ‘Wij proberen die mensen in veiligheid te brengen en dan worden die meisjes ontvoerd. Hoe is dat mogelijk?’ Uiteindelijk werden de volgende treinen door Italiaanse carabinieri beveiligd.
»Zodra de Servische troepen de aftocht bliezen uit Kosovo, wilden de meeste vluchtelingen weg uit Albanië, terug naar huis. Velen vertrokken zonder iets te zeggen. Wij reden toen van Durrës naar Kosovo, langs een kiezelweg door de bergen, vol haarspeldbochten en met ravijnen links en rechts. Het was zeer stresserend om met een tientonner over bruggen te denderen die niet al te stabiel waren.»
undefined
'Omdat we in oorlogsgebied opereerden, stonden onze wapens op scherp. Wat er ook gebeurde, het bevel was: mikken, veiligheid af en schieten'
Ontslag
HUMO Hadden jullie een psycholoog mee?
Thys «Nee, wel een aalmoezenier. Ik ben een gelovige christen, dus in principe kon ik bij die man terecht. Maar omdat ik homo ben, lag dat moeilijk.»
HUMO Wisten de andere militairen op de missie eigenlijk dat u homo bent?
Thys «Nee. Ik had een uitstekende verstandhouding met mijn medechauffeur. Tot ik hem een maand voor onze terugkeer vertelde dat ik homo ben. Daarna wilde hij niet meer naast mij zitten.»
HUMO Sprak u er de officieren over aan?
Thys «Dat durfde ik niet. U mag niet vergeten dat ik bij de paracommando’s zat. Ik heb het soms nog moeilijk als ik collega’s van toen tegenkom. Zelfs nu durven sommigen in het leger nog steeds niet uit de kast te komen.»
HUMO Uw oversten vonden het dus prima dat uw collega niet meer met u wilde samenwerken?
Thys «Ja. De laatste weken reed en sliep ik alleen. De maanden daarvoor waren we 24 uur op 24 samen. We sliepen op dezelfde kamer, onderhielden samen onze truck, zorgden samen voor de zendingen. Van de ene dag op de andere werd ik gemeden en opzijgeschoven door de rest van de groep. Ik trok me er niets van aan. Ik ben niet haatdragend. Ik kan niet vergeten, maar wel vergeven. Ik ben soms ook graag alleen. Ik hoef niet altijd mensen rond mij te hebben om me goed te voelen. Ik ben heel creatief, ik ben ook zanger en acteur. Ik heb altijd iets waarmee ik me kan bezighouden.
»Achteraf vroeg ik me wel af of ik niet beter in de kast was blijven zitten. Maar waarom zou ik moeten huichelen?»
HUMO Enkele weken later kwam u terug naar België. Hoe verliep de thuiskomst?
Thys «Mijn zus beviel van haar eerste zoontje terwijl ik op missie was. Ik kreeg het nieuws via de satelliettelefoon. Ik was blij dat ik hem eindelijk kon zien.
»Thuis miste ik de collega’s met wie ik wél een goed contact had opgebouwd: Nederlanders, Engelsen, Polen, Litouwers, Italianen, Amerikanen... Dat waren joviale kerels. Ik kreeg extra verlof en de missie leverde me wat spaargeld op. Een jaar later nam ik ontslag uit het leger. Het ging niet meer. De wapens waren er te veel aan. Ik verafschuw geweld. Niemand in het leger heeft ooit gevraagd: ‘Hoe was het in Kosovo? Wat heb je meegemaakt?’ Terwijl ik misschien wel met een posttraumatisch stresssyndroom worstelde.»
Emiel Van Beeumen ‘de wereld redden’
In de winter van 2016 viel bij Korea-veteraan Emiel Van Beeumen (87) een brief van het Antwerpse stadsbestuur in de bus.
Emiel Van Beeumen «Ik werd uitgenodigd op ’t Schoon Verdiep. In de brief stond niet waarom. Maar ik was nieuwsgierig en op die bewuste dag stapte ik via de Suikerrui het stadhuis binnen. De mevrouw aan de balie vroeg: ‘Meneer, waarom bent u hier?’ Ik antwoordde: ‘Ik weet het niet.’ Ik toonde haar mijn uitnodiging. ‘Ze staan aan de grote poort op jullie te wachten,’ zei ze. Ik keek haar niet-begrijpend aan. ‘Hoezo, jullie?’ ‘Ja, jullie zijn met zes uitgenodigd.’»
HUMO Zes Belgische veteranen die in de jaren 50 in Korea hadden gevochten?
Van Beeumen «Precies. Maar ik was als enige op de uitnodiging ingegaan. Het hele schepencollege was er, inclusief burgemeester Bart De Wever. De handelsvertegenwoordiger van Zuid-Korea was er ook. De burgemeester vroeg eerst waarom ik als jongeman van 21 in 1952 in Korea was gaan vechten. Daarna kwam de aap uit de mouw. ‘We vertrekken binnenkort met een handelsmissie naar Zuid-Korea en we zouden graag hebben dat jij en de vijf andere veteranen meegaan,’ zei hij. ‘We willen in Seoel een bloemenkrans neerleggen bij het monument voor de 106 gesneuvelde Belgische militairen. Je zult goed verzorgd worden in een luxueus hotel, je krijgt de klok rond een auto met chauffeur en alles is gratis.’ Ik zei: ‘Meneer De Wever, neem me niet kwalijk, maar die lange reis zie ik op mijn leeftijd niet zitten. Negen uur vliegen om een paar dagen in een stad rond te wandelen? Nee, bedankt.’ Korea is in mijn geheugen gegrift als een door oorlog geteisterd land waar helemaal niets was. De plaatsen waar wij toen verbleven, zijn totaal veranderd. Wat kon ik daar gaan doen?»
undefined
'De broederschap was heel sterk in Korea. We hebben er ondanks alle kommer en kwel ook goeie tijden gekend' Emiel Van Beeumen
HUMO Waarom wilde u als jongen van 21 naar Korea?
Van Beeumen «Op mijn 15de werd ik zeeman bij de koopvaardij. In die tijd wilde niemand varen. Om toch jonge matrozen aan te trekken, hadden ze een interessante formule bedacht. Als je een vaarcontract voor zeven jaar tekende, werd je vrijgesteld van de verplichte legerdienst. Ik wilde liever geen soldaat worden en ik was best tevreden met wat ik als zeeman verdiende...»
HUMO En toen begon de oorlog in Korea.
Van Beeumen «Ja, in 1950 vielen Noord-Koreaanse troepen met hulp van China Zuid-Korea binnen. Amerika steunde Zuid-Korea, maar het lag net als tijdens Pearl Harbour te slapen en kreeg flink wat slaag. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besliste dat internationale militaire hulp noodzakelijk was. Alle landen moesten soldaten leveren, België ook.
»Omdat ons land officieel niet in oorlog was, kon het geen troepen sturen. Daarom richtte het leger een vrijwilligerskorps op. Wie zich aansloot, kreeg een fraaie wedde van 5000 frank (125 euro, red.). De regering trok de legerdienst op tot 18 maanden en verklaarde alle zeemanscontracten nietig. Ze móésten soldaten hebben en daarom werden alle jonge mannen onder de wapens geroepen. Ik ook, en ik vond dat helemaal niet leuk. Ik had op zee al flink wat levenservaring opgedaan en plots stond daar een korporaal voor mij die blafte: ‘Handen uit de zakken!’ Ik was geen rebel, maar vaak dacht ik: ‘Hoe is dit mogelijk?’
»Ik kreeg een commando-opleiding in de Citadel van Namen, inclusief marcheren en nachtoefeningen. In Leopoldsburg lagen we een week in de sneeuw met één slaapzak voor drie man. Maar ik klaag niet over die opleiding, want ze paste bij mijn karakter. Ondertussen waren de eerste Belgische vrijwilligers in Korea aangekomen. Zij raakten ingesloten en moesten zwaar slag leveren. Meteen vielen de eerste slachtoffers.»
HUMO Op het moment dat u besliste om naar Korea te gaan, wist u dat er al Belgen gesneuveld waren?
Van Beeumen «Ja. Maar ik hield van avontuur, was het gewoon om zelfstandig te zijn en vond het fijn om geld in mijn zakken te hebben. Als gewone dienstplichtige kreeg ik tien Belgische frank per dag, daar kon ik in de kantine nog geen pakje sigaretten mee kopen. De helft van de Korea-vrijwilligers waren beroepsmilitairen die een streep of een ster extra wilden krijgen. De rest waren boerenjongens op zoek naar avontuur. Ze zaten in de miserie of presteerden slecht op school en sloegen thuis de deur achter zich dicht: ‘Salut en de kost.’ De vaderlandslievenden waren er sterk in de minderheid.»
HUMO Werd jullie voorgespiegeld dat jullie tegen het communisme gingen vechten?
Van Beeumen «Ja. We gingen de communisten bestrijden en zo de wereld redden. Ach, we waren niet slimmer en tijdens onze opleiding slikten we dat voor zoete koek. De sfeer leek op die van 1944, toen veel jonge Vlamingen zich door de SS lieten inlijven om in Rusland tegen het goddeloze communisme te gaan vechten. Ik kende zo’n oostfrontstrijder. Hij had in Rusland gevochten en waarschuwde me: ‘Je zult wel wakker worden zodra je in Korea bent.’
»In februari ’52 vertrokken we met een vliegtuig van Sabena, met onze baret op en onze camouflagevest aan. Alleen de para’s en de commando’s mochten zo’n vest dragen. We maakten een tussenlanding op de Azoren en vlogen daarna via Amerika naar Tokio. Daar kregen we een Amerikaans uniform, met kentekens van de legendarische Third Infantry Division. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden zij slag geleverd in Bastogne en nu vochten ze in het oosten. Onder hun bevel zaten we in Korea op stelling aan het front. De eerste veertien dagen liepen we er enkel nachtpatrouilles.»
HUMO ‘Op stelling zitten’, wil dat zeggen dat jullie in loopgraven zaten?
Van Beeumen «Ja. De Koreaanse oorlog was een kleine versie van de grote stellingenoorlog van ’14-’18. Aan de ene kant zaten wij, aan de andere kant de Chinezen en de Noord-Koreanen. In het midden lag niemandsland, vol bergen en heuvels. Het scenario was altijd hetzelfde: de Noord-Koreanen en de Chinezen vielen aan en namen een berg in. Waarna de Amerikanen de tegenaanval inzetten tot de tegenpartij verjaagd was. Die aanvallen begonnen ’s nachts en konden dagen aan een stuk duren. Dat was verschrikkelijk, want dan werden onze stellingen dagenlang bestookt met mortiergranaten.
»Ik zat bij de verkenners, bij de compagnie ‘zware wapens’. Andere compagnies aan het front riepen onze hulp in. Wij hadden allerlei soorten machinegeweren van een zwaar kaliber. We zaten altijd afgezonderd van de rest en moesten ons maar zien te behelpen. Weet u dat wij Belgen er gedurende vijftig dagen voortdurend beschoten werden? Met meer dan honderd doden en veel zwaargewonden als gevolg.»
HUMO Waren er bij die gesneuvelden vrienden van u?
Van Beeumen «Ja. Roger Maes uit Beveren. (Stilte) Hij kwam naar Korea omdat zijn vrouw hem verlaten had. En Gérard Deckers uit Ekeren. Hij lag begraven op het Ereperk van het Schoonselhof in Deurne. Normaal is dat voor eeuwig, maar nu is zijn graf daar weg. Ik schrok erg toen ik dat zag.
»De broederschap was heel sterk in Korea. We hebben er ondanks alle kommer en kwel ook goeie tijden gekend. Als we even op rust mochten, kwamen we in mooie tenten van de Amerikanen terecht, met uitstekende verwarming en douches. In de eerste tent moest je je uitkleden en je vuile spullen in een zak gooien. In de tweede tent kon je douchen en in de derde tent stonden ze je in een rij op te wachten om je van verse kledij te voorzien. ‘Uw maat, sir? Small, large?’ Er werd heel goed voor ons gezorgd.»
Blijven vuren!
HUMO Kunt u zich nog herinneren hoe het aanvoelde toen u de allereerste keer beschoten werd?
Van Beeumen «Ik verstopte me. Het voelde net als toen ik mijn eerste zware storm op zee meemaakte. Maar weet u wat ik veel erger vond? ’s Nachts op patrouille vertrekken om de vijand uit zijn tent te lokken. We klommen dan de heuvels op en schoten in de richting van de Noord-Koreanen. Als ze ons vuur beantwoordden, wisten we: daar zit een machinegeweer, en daar zit nog iets anders.
»Ik herinner me haarscherp een aanval samen met de C-compagnie. Zij bestormden de heuvel en wij moesten met onze machinegeweren versterking geven. Als je met een machinegeweer van kaliber .30 een reeks kogels afgevuurd hebt, moet je het demonteren en een nieuwe loop steken. Maar de bevelvoerende officier riep: ‘Blijven vuren!’ Hij was de baas. Een compagnie moest de vijand in de rug aanvallen, maar liep verloren en strandde in de rijstvelden. De aanval mislukte en werd afgeblazen, maar ik had een groot probleem. Mijn machinegeweer had een vlammendemper, waardoor de vijand het geflikker tijdens het vuren niet kon zien. Omdat ik was blijven schieten, kreeg ik die demper er niet meer af. Mijn oversten wilden me daarvoor bestraffen, terwijl ik gewoon een bevel had uitgevoerd.»
HUMO Hebt u mensen gedood?
Van Beeumen «Dat weet ik niet. Ik schoot altijd op ingebeelde soldaten en dacht: ‘Die kerels zullen wel zo slim zijn om in hun bunker te kruipen.’ Ik stond daar nooit bij stil. De mannen die met mortiergranaten naar ons schoten, zagen ons ook niet. Zij hebben veel meer slachtoffers op hun geweten dan ik ooit gemaakt kan hebben.»
HUMO Flitst dat af en toe toch niet door uw hoofd? Want ‘de vijand’, dat waren jongens zoals u.
Van Beeumen «Ik heb die soldaten nooit in de ogen gekeken. Wij lagen naast de Nederlanders en hadden geen zicht op de stelling van de vijand. De Chinezen vielen aan en de Nederlanders werden van de heuvel verjaagd met veel gewonden en doden. ’s Anderendaags kwamen de Fransen met hun vreemdelingenlegioen. Net als in de film zag ik ze op de heuvel slag leveren met Noord-Koreanen en Chinezen. Dat was een zeldzaam schouwspel.»
HUMO Was u bereid om uw leven te geven?
Van Beeumen «Ja, ik was me heel goed bewust van dat risico. Toen ik op zee was, wist ik ook dat het schip kon vergaan. Elke dag kan je laatste zijn. Ik was lang wielertoerist en werd drie keer op het fietspad aangereden door een auto. Ik brak mijn heup en mijn knie. Mijn helm was in twee stukken, maar ik had geluk, want ik leefde. Zo was het ook in Korea.»
HUMO Hoelang was u in Korea?
Van Beeumen «Negen maanden. Ik kwam naar huis nadat de vijand zijn mortieren continu naar ons begon af te vuren. Toen vielen er veel slachtoffers. Na twee weken mortiervuur vroegen ze of ik wilde bijtekenen. Ik heb bedankt. Terug in België moest ik nog twee maanden dienst kloppen. De kapitein zei: ‘Wat moet ik met jou en al je decoraties? Hier lopen alleen dienstplichtigen rond en mijn officieren hebben amper één keer met hun revolver geschoten.’ Hij stuurde me naar huis en zei dat ik om de veertien dagen mijn stempeltje moest komen halen.»
HUMO Hoe verliep de aanpassing aan het vredige leven in België?
Van Beeumen «Zodra ik kon, verliet ik het leger. Dat was een goede beslissing. Veel jongens die wel bleven, konden zich maar moeilijk aanpassen. Ik heb dat gevoel van vervreemding zelf ook even gehad. Op woensdagnacht landden we in Parijs. Van daar werden we met bussen naar Melsbroek gebracht. Het afscheid ging gepaard met flink wat glazen bier. De ochtend erna moest ik me melden in het militaire hospitaal, want ik had een wonde aan mijn hoofd. Ik stapte voorbij een met eretekens overladen kapitein van de luchtmacht. Aan de balie zaten twee sergeanten. ‘Goeiemorgen,’ zei ik, nog lichtjes beneveld door de alcohol. ‘Kon u niet salueren naar de kapitein die u daarnet voorbijliep?’ vroeg de ene. ‘Denkt u dat u zich alles kunt veroorloven omdat u in Korea zat?’ Ik kon toen de haat voelen tussen de beroepsmilitairen en ‘de Koreanen’. Wij droegen bij onze terugkomst Amerikaanse uniformen met paraboots. Daar waren ze stikjaloers op.»