null Beeld

Het lieve leven: Griet Op de Beeck 'Nee, ik schrijf geen wijvenboeken. Echt niet'

Griet Op de Beeck is een fenomeen. Sinds februari 2014 schrijft ze fulltime, wat haar geen windeieren gelegd heeft: van haar debuut ‘Vele hemels boven de zevende’ werden 75.000 exemplaren verkocht, iets waar de meeste Vlaamse auteurs alleen maar van kunnen dromen. En dat bleek slechts een opwarmertje. Haar tweede boek, zeer uitnodigend ‘Kom hier dat ik u kus’ geheten, ging meer dan 225.000 keer over de toonbank, een monsterachtig succes dat alleen door kookboeken en tinten grijs wordt geklopt. En nu gij!

Wilfried Hendrickx

'Als je een beetje dreigt af te wijken van de norm, is de middelbare school het gruwelijkste wat er bestaat'

Om maar te zeggen dat Griet Op de Beecks derde nu in de vitrine ligt: ‘Gij nu’, een soepel geschreven, aangenaam weglezende bundel van vijftien kortverhalen die al op voorhand angstgolven door letterenland stuurt. Reken het zelf uit: de gemiddelde Vlaamse schrijver haalt zelden meer dan 1.500 exemplaren. Wat betekent dat Griet in haar eentje het marktaandeel van tweehonderd hard ploeterende schrijvelaars verorbert. ‘Mahlzeit, Fräulein!’ zou ik zo zeggen. En ook, mijn honger naar levenslessen indachtig: ‘Open voor mij je trukendoos!’

Ik interview Hare Majesteit in de Gentse Bar Bidon, waar ik, tegen een rumoerige meute studenten in, mijn vragen moet schreeuwen om te worden verstaan.

HUMO Waar kom je vandaan? Wat zijn je roots?

Griet Op de Beeck «Mijn vader was een wijnhandelaar, met een bloeiende zaak in Oud Turnhout, diep in de Kempen. Mijn moeder deed het huishouden. Er waren vijf kinderen, één jongen en vier meisjes, met een groot onderling leeftijdsverschil. Ik was de voorlaatste.

»In de jaren 60 en 70 was wijn nog iets exotisch, zeker in ons dorp. Vader leverde aan de betere restaurants, hotels en grote bedrijven die met oudejaar een kist wijn naar hun beste klanten stuurden.»

HUMO Waar had je vader die wijncultuur opgedaan?

Op de Beeck «Dat zat in de familie. Grootvader Op de Beeck was een apothekersassistent, een heel intelligente man die jammer genoeg niet had mogen studeren. Hij kwam uit een nest van tien kinderen – die grote gezinnen waren typisch voor de katholieke Kempen, toen. De verhalen over grootvader zijn legendarisch, al werden ze wellicht nog wat aangedikt door de kinderen en kleinkinderen. Eén van de eerste dingen die mij nu te binnen schieten: hij heeft ooit het record hardgekookte eieren eten gebroken. Althans, dat beweerde hij. Een zeer grote, massieve man, een unieke figuur. Een broer van mijn grootvader, Leo Op de Beeck, schreef Kempische heimatromans. Een neef is Hans Op de Beeck, beeldend kunstenaar. Er zaten toneelamateurs bij, amuseurs, goeie vertellers, noem maar op.

undefined

null Beeld

»Op zijn 35ste waagde mijn vader ‘de sprong in de onzekerheid’: hij verliet de vastigheid van het onderwijs en ging op zijn beurt wijn verkopen. In de jaren 60 en 70 heeft hij zeer goed geboerd en mooi geld verdiend. Maar in de jaren 90 ging het bergaf: de concurrentie van de supermarkten werd te groot. Eigenlijk was vader een man van duizend-en-één activiteiten. Hij ging bijvoorbeeld in zijn jonge jaren met een vriend de zalen van de vrouwengilde af, om er kleinkunst avant la lettre te brengen: een mix van Godfried Bomans-teksten, zelfgeschreven sketches en liedjes waarbij hij zichzelf op gitaar begeleidde.»

HUMO En je moeder?

Op de Beeck «Tja, wat kan ik van mijn moeder vertellen? Ze leeft nog… En ze schildert niet onaardig: aquarellen.»

'Ouders moeten de liefde van hun kind verdienen: binnen haar mogelijkheden deed m'n moeder haar best, maar het was niet genoeg'

HUMO Eén van de kernwoorden in je romans is nochtans: moeder.

Op de Beeck (aarzelend) «Kijk, je kunt met ogenschijnlijk kleine daden en opmerkingen een ongelooflijke impact op je kinderen hebben. Laat het mij zo stellen: ik kom niet uit een nest waar liefde, aandacht en waardering per strekkende meter werden uitgedeeld. Ik heb mij echt van mijn trauma’s moeten bevrijden om de persoon te worden die ik vandaag de dag ben. Dat ik de monsters in de ogen heb gekeken, heeft mij zeker geholpen om eindelijk de schrijver te worden die altijd al in mij zat. Je kent die theorie: ‘Was mich nicht umbringt, macht mich stärker.’ Ik hoor niet bij die school: het is één van de meest overroepen slogans uit het oeuvre van Friedrich Nietzsche, vind ik.»

HUMO Terwijl de heldinnen uit je romans er toch een mooi voorbeeld van zijn: vrouwen die met vallen en opstaan, en veel strijd, uiteindelijk toch het geluk vinden. Loutering: nog één van je sleutelwoorden, trouwens.

Op de Beeck «Daar ga ik wél mee akkoord: ik geloof heel erg in de maakbaarheid van de mens. Vijf jaar geleden zou ik dat niet gezegd hebben (lacht). En ja: zelfs van de heftigste trauma’s kun je herstellen. Als je tenminste het gevecht aangaat.»

HUMO Terug naar je moeder. Je hele non-verbale communicatie daarnet vertelde mij dat het schoentje duidelijk dáár wringt.

Op de Beeck «Mijn problemen waren niet alleen aan m’n moeder te wijten. Over m’n vader kan ik lekkere anekdotes vertellen, over m’n moeder niet: dat is het verschil. Binnen haar mogelijkheden deed moeder haar best. Maar dat was voor mij echt niet genoeg. Eigenlijk heb ik voor mezelf gezorgd. Niet in de letterlijke zin, ik hoefde niet op zoek naar een boterham. Maar emotioneel was het moeilijk. Ik was van jongs af aan eenzaam.»

undefined

'In een onveilige context opgroeien, dat is zeer heftig. Dan moet je het zelf regelen. En als je 4 of 5 jaar oud bent, is dat niet evident.'

HUMO Eenzaam in een gezin van vijf?

Op de Beeck «Mijn vader vond alcohol niet onaangenaam (zwijgt). Kijk, als kind miste ik het gevoel van elementaire veiligheid. Ik had geen basic trust. In een onveilige context opgroeien, dat is zeer heftig. Dan moet je het zelf regelen. En als je 4 of 5 jaar oud bent, is dat niet evident. Ik had geen ouders met wie ik mij kon identificeren. De prestaties, de schoolrapporten: dát was belangrijk. Maar op emotioneel vlak werd ik in de steek gelaten. Als je in Vlaanderen achter de gevels van huizen gaat kijken, stoot je vaak op dingen die het daglicht beter niet zien. Tegenover mijn moeder heb ik een zekere mildheid aan de dag leren te leggen. Het inzicht dat ook zíj het resultaat van haar opvoeding was. Dat gezegd zijnde: ouders moeten je liefde verdienen, vind ik.»

HUMO Lijk je fysiek op je moeder?

Op de Beeck «Nee, ik ben een echte Op de Beeck, met een Op de Beeck-kop. Vierkant hoofd, donker haar, donkere ogen: dat zie je in de hele familie.»

HUMO En je temperament? Je zit hier met overgave te vertellen en te gesticuleren. Je praat met je hele lichaam.

Op de Beeck «Mijn vader was verbaal zeer getalenteerd. Hij schreef cursiefjes à la Simon Carmiggelt, over zijn ervaringen in de wijnhandel. Als ik die nu herlees, kan ik niet anders dan besluiten: de man kon echt schrijven. Het jammere was: hij had op dat vlak geen enkele ambitie. (Abrupt) Mijn vader is op jonge leeftijd gestopt met leven. Niet meer geëngageerd, geen idealen meer, geen verlangens, geen initiatieven. Emotioneel verdord (valt stil). Ik heb het blijkbaar nog moeilijker om het over mijn vader te hebben dan over mijn moeder, als het om de kern, de grondlaag gaat. Als kind voelde ik mij al heel snel verantwoordelijk, ik leed aan parentificatie tot en met: ík zorgde voor mijn ouders, niet omgekeerd. Ik heb alles in het werk gesteld om hen te redden. Om het op te lossen.»

HUMO Om hun huwelijk te redden?

Op de Beeck «Alles en iedereen. Om de vrede te bewaren en ervoor te zorgen dat de mensen zich goed zouden voelen. Dat er blijdschap in het gezin zou heersen.»

HUMO In je boeken komt meermaals een kind voor dat z’n ouders betrapt op iets wat niet hoort.

Op de Beeck «Er wordt altijd gepraat over de onvoorwaardelijke liefde van ouders voor hun kinderen. Maar dat klopt niet: de enige onvoorwaardelijke liefde is die van het jonge kind voor z’n ouders. Ik was het type van het altijd lachende dochtertje dat er ondertussen alles aan deed om nóg beter te presteren op school, nóg harder mijn best te doen thuis, in de hoop dat vader en moeder wat meer van elkaar zouden gaan houden. En als dat niet lukte, nam ik de schuld op mij. Ik vond mezelf geen leuk kind. Ik zat vreselijk slecht in m’n vel. Als baby en peuter was ik niet lelijk. Maar daarna ging het bergaf (lacht).»


Dumpen vs. gedumpt

HUMO Je hebt als jong meisje een tijd aan ernstige anorexie geleden.

Op de Beeck «Als er iets is waar ik mottig van word, dan is het de manier waarop in de media over anorexia wordt gesproken. Bij mij is het begonnen rond m’n 26ste en het heeft een dikke twee jaar geduurd. En vrij extreem, ja. Op mijn laagste punt woog ik nog 39 kilo.»

HUMO En nu?

Op de Beeck «Zeg! Dat is echt iets wat je niet aan een vrouw vraagt, Wilfried. Bespreek dat maar eens met je vrouw.»

HUMO Mijn vrouw weegt 58 kilo voor 1,74 meter. So what? Oké, ik plaag je wat. Maar we hadden het over anorexia.

Op de Beeck «Als je op je 26ste anorexia krijgt, schuilt daar een andere problematiek achter dan bij een meisje van 15. De oorzaak is dus níét het teveel aan gefotoshopte, skinny modellen in de vrouwenbladen. Het heeft niets te maken met mooi of lelijk of dun willen zijn. Nee, het heeft te maken met zelfaanvaarding en zelfbestraffing.»

HUMO Hoe voelde je je als opgroeiend pubermeisje?

Op de Beeck «Vreselijk (zucht). Als je een beetje dreigt af te wijken van de norm, is de middelbare school het gruwelijkste wat er bestaat. Gelukkig kreeg ik in de loop van die zes jaar enkele leraars die mij het gevoel gaven dat er nog wat anders in het leven te koop was.»

HUMO Werd je gepest?

Op de Beeck «Nee, daarvoor had ik een te grote mond (lacht). Als je snel praat, zoals ik, komt het er ook wat assertiever uit. Er werd van mij in de familie gezegd dat ik op 1 jaar al in volzinnen sprak. Ik kon nog niet lopen, maar praten deed ik als de beste. Ook een overlevingsmechanisme, als je het mij vraagt. De perceptie was dat ik het flebbeke, het lieverdje van mijn vader was.»

undefined

null Beeld

HUMO En dan wordt mama de grote rivale, natuurlijk. Zei de amateur-psycholoog. Maar hoe liep het ondertussen met ‘de jongens’?

Op de Beeck «Eén grote ellende. Ik zat op een voormalige jongensschool, Sint-Pieter in Turnhout, met voor het eerst ook een generatie meisjes. In theorie bood dat allerlei mogelijkheden. Maar ik had zelf het gevoel: ‘Dit komt nooit goed. Niemand zal mij ooit willen.’ Mijn eerste echte seksuele contact had ik pas op de unief. Vergeet het niet: ik groeide op in (spuwt het woord uit) de Kémpen! Ik zat niet bij de Chiro, ging niet naar de discotheken, er gebeurde niets. Níéts. Kalverliefde? Zeker niet. Wel veel onbereikbare verliefdheden. Smachten. Smoorverliefd, dwepen.

»In het vijfde middelbaar stond in mijn rapport: ‘Griet is klaar voor de universiteit.’ En dat was ook wat ik wou. Ik zat te wachten tot ik eindelijk op mezelf kon gaan wonen, en al de rest achter mij kon laten. Het grote verlangen, ja. Achteraf beschouwd zou ik nooit meer Germaanse gaan studeren, maar al de rest was… fantastisch. Vrijheid! Eindelijk was ik omringd door mensen die boeken lazen, naar theater en film gingen, graag en zinvol discussieerden.»

HUMO Aan de unief leerde je iemand kennen, een assistent Germaanse, met wie je zeven jaar hebt samengewoond. Waren dat gelukkige jaren?

Op de Beeck «Als ik er nu op terugkijk, zie ik zeer duidelijk wat er allemaal níét deugde. Maar ik had tenminste iemand. Een man wilde mij! Mijn geliefde was erg intelligent en doctoreerde op Paul van Ostaijen, dat was niet niks. Hij was er rechtstreeks verantwoordelijk voor dat ik na mijn studies in het theater ben gaan werken. Iets waartoe ik mezelf nooit in staat had geacht. Maar emotioneel was het een ander verhaal… Een verhaal dat niet bracht wat ik nodig had.»

HUMO Wat had je dan nodig?

Op de Beeck «Iemand die me zag voor wie ik was, en die me wou helpen om een betere versie van mezelf te worden, misschien? Daar was ik al een half leven naar op zoek. Ik moest eerst met mezelf in het reine komen vooraleer ik in staat was een ander iets te bieden. Ik was… een woeste en noeste zoeker. Ik keek nooit van de dingen weg. Deed veel aan zelfbescherming. Daar moest ik doorheen.»

HUMO Klinkt allemaal zéér zelf betrokken. Kon je ook geven?

Op de Beeck «Ach, geven heb ik altijd goed gekund. Beter dan al de rest. Ik deed niets anders (lacht). Nu nog, eigenlijk. Nee, geven is nooit een probleem geweest. Ontvangen misschien wél.

»Aan dat eerste lief ben ik nooit waarachtig gehecht geweest. Je kiest elkaar om de wonde, het litteken, snap je? En dat is niet per se de beste keus. De meeste mensen kiezen hun partner vanuit volstrekt foute motieven. Een geprojecteerd verlangen, vaak wederzijds: dat is geen goed uitgangspunt, hè. Welke stormen kun je op die manier doorstaan?»

HUMO Waarop is het stukgelopen met die vriend?

Op de Beeck «Ik liep bij ’m weg. Even later stond hij aan mijn deur met grote beloften en een voorstel tot allerlei veranderingen. Maar een dik jaar later ging híj ervandoor met een prof Duitse grammatica. Daar kan een mens niet tegenop, natuurlijk (lacht).»

HUMO Hoe voelt het voor een jonge vrouw om voor het eerst gedumpt te worden?

Op de Beeck «’t Is altijd toffer om zélf te dumpen (glimlacht). Eerlijk: ik ben zeer gevoelig voor afwijzing. Alleszins geweest. Op m’n 25ste begreep ik het gewoonweg niet. Ik vond het de logica zelve dat hij die ander koos. Op zich was het voor ons beiden een goede zaak. Eigenlijk waren mijn vriend en ik toen al een tijdje gedisconnecteerd.»

HUMO Dumpen is ook: straffen.

Op de Beeck (denkt na) «Niet altijd. Niet noodzakelijk. Ik ben zeker niet iemand die bij het eerste akkefietje zegt: donder op en zoek een ander. Maar veel mensen zouden beter af zijn mochten ze uit hun relatie stappen. Ik heb het nu over relaties die vanaf het begin niet klopten, maar zich sputterend en moeizaam blijven voortslepen.»

HUMO Is dat allemaal niet wat hooggegrepen? We zijn niet eens klaar met de zin van het leven, laat staan die van een relatie.

Op de Beeck «Tot voor kort zou ik je gelijk hebben gegeven. Maar nu heb ik de ware liefde gevonden: de liefde voor het schrijven (lacht). En díé liefde is pas echt de moeite waard.»

HUMO Na je studies Germaanse ben je vele jaren dramaturg geweest. Wat houdt dat precies in?

Op de Beeck «Niemand die het weet (lacht). Inclusief de dramaturgen zelf. Dat is het mooie en tegelijk het onzinnige van de functie.»

'Natuurlijk is het pretentieus om te willen schrijven: je ziet je helden in de boekenkast, en wil ook je centimeters claimen'

HUMO Nadien werd je, out of the blue, journaliste voor Humo en De Morgen.

Op de Beeck «Eigenlijk ben ik de journalistiek ingerold omdat ik mijn appartement niet kon afbetalen met mijn theaterloon (lacht).

»Achteraf beschouwd waren zowel de journalistiek als de dramaturgie laffe vluchtwegen. Of noem het liever: een springplank naar de literatuur. Ik zeg dat met alle respect, hoor. Maar de roman heeft altijd in mij zitten kriebelen. Op m’n 12de begon ik de bekende Nederlandse schrijvers te lezen: Mulisch, Reve, Claus. Ik maakte mezelf wijs dat ik ‘Het seksuele bolwerk’ van Harry Mulisch begreep. Onzin, natuurlijk. Maar het was wel een uitstekende training. Niets is zo goed voor je vorming als op je tenen te moeten staan.»


Honger naar schrijven

HUMO Laat het ons eens over dat fantastische schrijven zelf hebben. Ik wed dat je altijd al met je pen in de weer bent geweest?

Op de Beeck «Vanaf mijn 9de. Niet dat ik op mijn 20ste al zeven romans in m’n la had liggen. Nee, ik was vooral een overtuigde brievenschrijver. Als kind durfde ik geen dagboek te beginnen omdat ik zeker wist dat mijn moeder het zou vinden. Dus schreef ik brieven aan m’n zus die al op kot zat. Het is natuurlijk pretentieus: je ziet je helden in de boekenkast staan, en je wil ook je centimeters claimen. Met dat gevoel heb ik lang geworsteld: in godsnaam, waar haal je de pretentie vandaan? Mij kwelde de vraag: hoe maak ik het verschil? Hoe kan ik mijn plaats veroveren in het edele schrijversgild? Dat vraagt een bepaalde mate van geloof in jezelf. Een geloof dat ik, tot op latere leeftijd, totaal ontbeerde. Ik hoopte ook: áls het ooit komt, dan komt het voluit en voorgoed. Het was alleen wachten op het juiste moment.

»Ik schrijf iedere dag. ’s Ochtends onmiddellijk beginnen lukt niet, het uur moet al enigszins gevorderd zijn. ’s Middags niet gaan lunchen, zeker niet met wijn erbij, want anders is de tijd erna om zeep. Het minimum dat ik mezelf opleg, is twee pagina’s per dag. Als het niet lukt, forceer ik niet, want dan blijkt het achteraf meestal waardeloos. Het moeilijkste is: de juiste concentratie vinden. Maar zodra je in de flow zit, is het heerlijk. Ik smijt weleens tekst weg. Van ‘Kom hier dat ik u kus’ heb ik ooit een half boek weggegooid.

»Mensen hebben het vaak over de eenzaamheid van het schrijven. Onzin: er is niets zo leuk als in de huid van je personage te kruipen en de zinnen te laten stromen. Tijdens het schrijven ben je niet alleen: je personages komen tot leven en houden je gezelschap. Het is een overwinning op de eindeloze banaliteit die het leven is. Schrijven is verhevigd leven, vind ik. En je hoeft er nooit een prijs voor te betalen, wat in het echte leven natuurlijk wél moet.»

HUMO Je debuut, ‘Vele hemels boven de zevende’, was meteen een schot in de roos. Waren er vooraf geen jeugdzonden? Teksten die nooit het daglicht hebben gezien?

Op de Beeck «Nee. Mijn eerste poging werd meteen gepubliceerd. Met de uitgeverswereld had ik geen enkel contact. Maar uit mijn theaterjaren kende ik wel een aantal schrijvers. Met het kleinste hartje ter wereld ben ik toen naar Peter Verhelst en Tom Lanoye getrokken. Ook Yves Desmet was één van m’n eerste proeflezers. Peter en Tom hebben het manuscript onmiddellijk bij Prometheus getipt. Ik was, letterlijk, in de zevende hemel. Nog dezelfde dag stuurde ik het ook op naar de Bezige Bij. Ik had mij al ingesteld op maanden afwachten en hopen, maar ik kreeg meteen antwoord van Prometheus: ‘We zitten honderd pagina’s ver, maar we willen nu al een afspraak.’ Dat was misschien wel het mooiste moment in mijn leven. Eén dag later meldde de Bij zich. Ook zij wilden het absoluut uitgeven.

»Het gaf mij natuurlijk moed dat twee uitgevers bijna in gevecht gingen om mijn boek te mogen publiceren. En ze doen dat niet om je mooie ogen, hè; ze doen dat omdat ze denken dat er wat te verdienen valt. Zo simpel is het. In Nederland kende niemand mijn naam. Maar mijn boek kreeg vijf sterren in De Volkskrant. Dat gaf de eerste boost. Zo wordt een boek een zich uitbreidende vlek. Mensen geven elkaar de titel door, sommigen doen het elkaar cadeau. Vervolgens werd ik geïnterviewd voor ‘Alleen Elvis blijft bestaan’. Daar heb ik enorm veel respons op gekregen.»

undefined

'Nee, ik schrijf geen wijvenboeken. Echt niet'

HUMO Maar het was een flauw voorsmaakje van wat nog komen moest: met ‘Kom hier dat ik u kus’ bleek je een heuse bestseller te hebben geschreven.

Op de Beeck «‘Kom hier dat ik u kus’ werd een grote hit, en heeft ‘Vele hemels boven de zevende’ meegetrokken in z’n slipstream.»

HUMO Het was duidelijk dat je een gat in de markt vulde. Uit onderzoek blijkt dat van de honderd verkochte romans er zestig naar vrouwen gaan. Had je daar bij het schrijven rekening mee gehouden?

Op de Beeck «Ik ben zo blij dat je die vraag stelt. Omdat ik er driedubbel ontkennend op kan antwoorden: nee, ik heb geen wijvenboeken geschreven. Echt niet. Natuurlijk bepaalt het feit dat ik een vrouw ben mee mijn schrijven. Dat lijkt mij evident. Maar Saskia (de Coster), Kristien (Hemmerechts) en ik zijn zeer uiteenlopende schrijvers. We hebben een fundamenteel andere insteek. Als ik met mijn natte vinger op de reacties van boekhandelaars afga, of op de berichten die ik via mijn website of Facebook binnenkrijg, dan tref ik daar diezelfde verhouding aan. Conclusie: ik word – relatief gezien – evenveel gekocht door vrouwen als door mannen.

»Als ik een lezing geef, is het een ander verhaal: dan zijn negen op de tien aanwezigen vrouwen. En die 10 procent mannen zijn dan waarschijnlijk excuusheren die mee moeten van hun madam. Maar dan hoor ik weer van mijn mannelijke schrijvende collega’s dat ook hún lezingen vooral door vrouwen worden bezocht. Vrouwen hebben de zin en de wil om naar een schrijver te gaan luisteren. Mannen blijkbaar minder.»

HUMO Heb je een verklaring voor die zestig-veertig? Waarom lezen vrouwen meer romans dan mannen? Misschien omdat ze, tegen de gangbare mening in, meer tijd hebben?

Op de Beeck «Misschien omdat vrouwen geneigd zijn iets reflectiever in het leven te staan dan mannen? Misschien hebben vrouwen simpelweg meer honger naar literatuur. Ik zit nu ook maar te gokken, hoor.»

undefined

'Tommy Wieringa heeft 400.000 exemplaren verkocht van 'Joe Speedboot': het kan dus nog véél beter'

HUMO Of misschien hebben ze meer behoefte aan escapisme?

Op de Beeck «Wie zal het zeggen. Het milieu is belangrijk: al mijn mannelijke vrienden lezen. Maar om terug te komen op ‘het wijvenboek’: je kunt niet schrijven om je lezers te behagen. Je weet vooraf nooit hoe het publiek zal reageren, je kunt alleen maar datgene schrijven wat in jou leeft en eruit wil.»

HUMO Meer dan 200.000 exemplaren verkopen van één roman, wat doet dat met een mens?

Op de Beeck «Tommy Wieringa heeft er van ‘Joe Speedboot’ 400.000 verkocht. Het kan dus nog véél beter (lacht).»

HUMO Heb je zelf een uitleg voor dat enorme succes?

Op de Beeck «Dat is natuurlijk de vraag van één miljoen. Niemand heeft er een afdoend antwoord op, ik ook niet. Ik hoop dat het te maken heeft met literaire kwaliteit. Misschien heeft het ook te maken met de moed die uit mijn boeken spreekt.

»Over mij hoor je wel eens zeggen: ze schrijft ‘herkenbaar’. In het begin vond ik dat enorm ontregelend. Alsof het mijn verdienste was dat ik de grootste gemiddelde grijze muis van de Lage Landen was. Ik werd er wiebelig van. Terwijl elke artiest er toch van droomt impact te hebben, nee? Soms krijg ik zeer heftige reacties van mensen. Mensen bij wie een fundamentele frank is gevallen door het lezen van mijn boeken. Daar ben ik wel blij mee.

»Ik heb mij, mede onder invloed van Spinvis, bewust weggehouden van ironie en cynisme. Jaren was dat bon ton in de literatuur. Maar ik vind dat voor mezelf te gemakkelijk. Daardoor balanceer ik natuurlijk op een heel gevaarlijke grens.»

HUMO Die van de meligheid?

Op de Beeck «Ik denk niet dat ik óver die grens ga. Ik meen dat er in deze tijd behoefte is aan positieve, níét ironische of cynische literatuur. Als ik had gedebuteerd op m’n 20ste, had ik wellicht een cynisch boek geschreven. Tegelijk vind ik het jammer dat ik zo lang, tot mijn 40ste, heb gewacht om fulltimeschrijver te worden.»

HUMO Mensen komen, soms in tranen, naar je toe met uitspraken als: ‘Jij hebt door je boek mijn leven gered.’

Op de Beeck «Dat laatste is mij één keer overkomen, letterlijk dan. Die vrouw had concrete plannen om er een einde aan te maken, de afscheidsbrieven waren al geschreven. Zeer aangrijpend. Na bijna iedere lezing krijg ik zeer emotionele reacties. Vreemd om mee te maken.»

HUMO Iets minder prozaïsch: het schrijven heeft je in dik twee jaar rijk gemaakt. Wat doe je met je fortuin?

Op de Beeck «Ah! Ik dacht al: waar blijft de vraag? Ik ben natuurlijk ongelooflijk blij met die verkoop en wat hij me oplevert. Niet dat ik mij meteen een sportwagen heb gekocht. Ach, rijk is relatief: misschien moet ik de komende dertig jaar teren op wat er nu binnenkomt. Misschien zijn ze mij morgen beu.»


Een Bram is geen Billy

HUMO Op 19 februari wordt je nieuwe boek, ‘Gij nu’ aan de pers voorgesteld. Het doet, alle verhoudingen in acht genomen, denken aan de grote Raymond Carver: de pure romanstructuur maakt plaats voor een vijftiental korte verhalen, die op een dieper niveau onderling aan elkaar blijken te hangen.

Op de Beeck «‘Gij nu’ is een ander boek dan mijn vorige twee. Je hebt schrijvers die jaren tussen twee romans laten, omdat ze bang zijn zichzelf te herhalen. Precies daarom heb ik deze keer voor het kortverhaal gekozen. Ik portretteer vijftien mensen die op een kantelpunt in hun leven staan, het punt waarop alles om zeep gaat of ten goede keert. Het draait allemaal rond één vraag: kies je voor evolutie of laat je de dingen stagneren?»

undefined

null Beeld

HUMO Toch kreeg ik al lezend de indruk dat dit een overgangsboek is. Je lijkt er minder van jezelf in te hebben gestopt.

Op de Beeck «Vind je? Geweldig jammer dat je dat zo ervaart. (Denkt na) ‘Gij nu’ is mijn dierbaarste boek.»

HUMO Iedere schrijver vindt dat van zijn jongste telg.

Op de Beeck «Nee, ik méén het. Ik ben er anders aan gehecht. Dit is een veel persoonlijker boek. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat het meer autobiografisch is: er is een groot verschil tussen die twee. ‘Gij nu’ heb ik geschreven met alle remmen los. Wat bij de vorige twee boeken niet het geval was. Ik heb nu vrijer kunnen werken, precies omdat er zoveel verhaallijnen en personages in ‘Gij nu’ rondwaren.»

HUMO Ik dacht inderdaad even: straks zijn alle voornamen opgebruikt.

Op de Beeck (lacht) «Een voornaam is zeer belangrijk: hij moet juist zitten. Reken per verhaal vier voornamen. Vijftien verhalen, dat maakt zestig verschillende voornamen. Niet evident, hoor. Een Bram is een Bram, géén Benny of Billy.»

HUMO In ‘Gij nu’ zitten flink wat levenslessen. Dat leidt ons naar de eindvraag: wat heeft het leven je geleerd?

Op de Beeck «Het boek gaat over de dood, maar nog méér over stagnatie en de strijd ertegen. Stilstaan is een beetje sterven, hè. Je moet blijven evolueren, vind ik. Je niet neerleggen bij de voor de hand liggende gang van zaken. Dat is een levensles die ik iedereen zou willen meegeven.

»En verder: er is niet één grote les, maar veel kleine. Eén ervan: ik vind dat je de demonen uit je verleden knal in de ogen moet durven te kijken. Met alles wat ermee samengaat: zien en durven te benoemen wat er met jou aan de hand is geweest. Durven de pijn te voelen van de wonden die je hebt opgelopen. En dat gevoel weten op te tillen tot iets wat jezelf overstijgt en je weer gezond maakt. Op die manier krijgt je leven zin.»

HUMO Wat doe je dan met de aloude, ons door zoveel grote schrijvers voorgehouden, diep pessimistische uitspraken als: ‘Het leven is een vergiftigd geschenk’, ‘Wij zitten met z’n allen in een race die we nooit kunnen winnen’, ‘Moraliteit is onzin, dus waarom zou ik naar het goede blijven streven?’

Op de Beeck «Maak er dan een eind aan, hè.»

★★★

Enkele uren na dit interview krijg ik een mail van Griet Op de Beeck: ‘Wilfried, je getallen klopten niet helemaal. Op dit moment zijn er in totaal van beide boeken dik 360.000 verkocht, en in februari is dat wellicht weer enigszins geëvolueerd. Groetjes, Griet.’

Point taken. Les geleerd.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234