Het Lieve Leven: Jan Decleir 'Kijk uit voor mensen die weten hoe je moet leven. Of dat menen te weten'
‘Den elfde van den elfde’, de nieuwe reeks van Tom Van Dyck en Alice Reijs, is bevreemdend, beklemmend en betoverend mooi. Jan Decleir speelt erin mee als Hubert Geunings, een pater familias die aan z’n eigen intriges en gekonkel ten onder gaat.
'Ik gruw van het idee af te takelen. En ik hoop vooral dat het straks niet al te zielig wordt'
Decleir spéélde priester Daens niet, hij was ’m. In die mate dat de Daens uit de encyclopedie in het collectieve geheugen heeft plaatsgemaakt voor de getormenteerde kop van Jan. Idem voor zijn rol van deurwaarder Dreverhaven in ‘Karakter’: Jan geeft z’n personages vlees en bloed. Zíjn vlees en bloed. Of neem de dementerende huurmoordenaar Angelo Ledda in ‘De zaak Alzheimer’: in het boek van Jef Geeraerts is Ledda de zoveelste kille psychopaat, maar in de film geeft Decleir hem een gezicht, emoties en karakter mee. Dat is alleen de allergrootsten gegeven. Geen wonder dat Stanley Kubrick hem graag wilde casten voor z’n ‘Eyes Wide Shut’. Maar onze nationale Jan bedankte beleefd: ‘Sorry. Theaterverplichtingen, meneer Kubrick.’ Ja, van deze man zou ik graag wat opsteken. Maar eerst wil ik weten uit welk nest hij komt.
HUMO Volgens je zus, de actrice Reinhilde Decleir, zat het echte acteertalent meer bij de familie van moederskant, de Huycks, dan bij die van vaderskant, de Decleirs. Klopt dat?
Jan Decleir (69) «Dat zou ik zeker niet zo stellen. Mijn vader had een jongere broer die in de wieg gelegd was voor briljante studies. Door de oorlog is het er niet van gekomen, maar toch. Een zeer intelligente kerel en een gewéldige entertainer. Die man kon vertellen! Of een gezelschap urenlang animeren. Mijn grootvader had dat, naar men in de familie vertelde, ook.»
HUMO Reinhilde lichtte in hetzelfde interview ook een tip van de sluier op over het oorlogsverleden van je vader. Wat herinner jij je van die lang vervlogen dagen?
Decleir «Weinig: ik ben na de oorlog geboren. Thuis werd er weinig openlijk over gesproken. Hier en daar heb ik weet van iets, de rest heb ik van horen zeggen. Grootvader en zijn jongste zoon waren oostfrontstrijders. Ze zijn gedesillusioneerd uit de oorlog gekomen. Grootvader heeft nadien een zwaar motorongeval gehad en werd een stille, zwijgzame man. Mijn vader was lid van Het Gebroken Geweer, en als dusdanig dienstweigeraar, wat hem bij de mobilisatie serieus in de problemen heeft gebracht. Uiteindelijk is hij bij de ravitaillering beland: hij heeft, zijn principes getrouw, nooit een geweer gedragen. Maar bij de bevoorrading van de troepen zat hij méér aan het front dan de doorsnee militair.
»Het Gebroken Geweer was een pacifistische organisatie, geboren uit de verontwaardiging over de uitsluitend Franstalige leiding van het Belgische leger in de Eerste Wereldoorlog. Ik ben als kind nog naar de jaarlijkse bijeenkomst van Het Gebroken Geweer geweest, aan de hand van mijn vader, hier in Antwerpen op het Schoonselhof. Ik herinner mij dat hij er een toespraak gaf waarvan ik als kleine pagadder enorm onder de indruk was, zonder het fijne ervan te begrijpen.»
HUMO Wat was de kern van het Vlaams-nationalisme van je vader?
Decleir «Pure verontwaardiging. De ideeën van priester Daens stonden in hoog aanzien in de familie: zowel grootvader Huyck als grootvader Decleir waren overtuigde Daensisten geweest. Het sociale en het Vlaams-culturele aspect gingen daarbij hand in hand.»
HUMO Ben je zelf door je vader in die Vlaamsgezinde richting opgevoed?
Decleir «Ja. Tot de jaren 60 losbrandden (glimlacht). Toen was dat snel voorbij. Mijn broer Dirk was wat dat betreft een voorloper: door studie, door veel te lezen, begonnen we in te zien dat er ook een andere kant bestond. Ook mijn vader evolueerde mee: hij bleef politiek actief en Vlaams-nationalist, maar belandde wel in het kamp van Hugo Schiltz, de voorman van de linkerzijde van de toenmalige Volksunie. Dat was een geweldige stap. Onze familie was Vlaams-nationalistisch, maar ook zeer sociaalvoelend. En mettertijd is het sociaalvoelende gaan overheersen. Uiteindelijk is m’n vader nog schepen voor de Volksunie geworden.
»Als kind kon ik blindelings de Vlaamse Leeuw tekenen. Ik ging mee affiches plakken – en overplakken (lacht) – voor de Volksunie, zeer avontuurlijk vond ik dat. Maar ik stond nooit bij de ideologie stil. En vader heeft die ideologie nooit echt opgedrongen: hij wachtte af. Hij was een lieve vader, las verhalen voor, zong liederen. Wij waren allemaal gek op ’m. Maar echt diepgaande gesprekken heb ik als 7-jarige nauwelijks met ’m gevoerd: dat deed je niet, in die tijd. Véél later is dat grote gesprek er toch gekomen. Vader heeft nog een deel van m’n successen meegemaakt. Hij kwam naar de voorstellingen, wilde alles zien en ervaren.»
HUMO Lijk je fysiek op je vader?
Decleir «Toch wel, heel erg zelfs, zeker met het ouder worden. Wij waren met vijf thuis: twee oudere zussen, mijn oudere broer Dirk, ikzelf, en tenslotte Reinhilde, de jongste.»
HUMO Dirk was briljant, iedereen in de familie keek naar ’m op.
Decleir «Ja, iedereen voorspelde hem een grootse toekomst. Wij scheelden vier jaar, en ondanks dat leeftijdsverschil kon hij zeer goed met mij opschieten. Dirk blaakte van ambitie, had een zeer ruime vriendenkring en maakte al op z’n 15de theater. Hij was een schitterende student, wandelde door z’n studies, op college in Brasschaat, bij de norbertijnen. Als jonge kerel richtte Dirk z’n eerste theatergroep op, Men, met onder meer Jef Cornelis. Dat waren echt angry young men, toen. Het talent spatte van ze af. Die jongens deelden… alles.
»Mijn moeder was verliefd op Dirk. Echt verliefd. En ik was verliefd op mijn moeder (glimlacht). Maar plotseling hield het op: Dirk wilde z’n retorica niet afmaken. Op z’n 16de was hij in het geheim naar de Studio getrokken, had er gelogen over zijn leeftijd en toelatingsexamens gedaan. De leugen kwam uit, natuurlijk. Maar één jaar later mocht hij beginnen. Terwijl moeder en vader op een universitaire toekomst hadden gerekend. Er ontstonden spanningen in de familie, en ik zag mijn moeder echt moe worden. Moe en moedeloos, zoals dat gaat in een familie met opgroeiende kinderen.
»Eigenlijk had iedereen een boon voor Dirk. Hij bezat die bijzondere uitstraling, die innemendheid, die ongelooflijke helderheid. Hij had de gave van het woord, kon schitterend argumenteren, was leuk om naar te kijken. Een knappe gast. En die prachtige prins ging rebelleren!
»Ik was bijlange niet zo’n rebel, daar was ik toen nog te jong voor. Wel was ik moeilijk en brutaal. Een onuitstaanbaar ettertje, als klein kind al (lacht). Als ik mijn gelijk niet kon krijgen, ging ik wild tekeer. De zusjes waren dan vaak het slachtoffer (glimlacht). Ook als tiener was ik geen leuke jongen. Ik zat slecht in m’n vel en kon echt gemeen uit de hoek komen. Maar voor Dirk deed ik alles.»
HUMO Was je op school even briljant als Dirk?
Decleir «Totaal níét. Ik was een dromer, afwezig. Er was niets waarin ik uitblonk. Behalve in het opzeggen van een gedichtje, misschien (glimlacht). Ik leefde richtingloos, had geen perspectief, geen wensen. Aan de bewaarschool heb ik gruwelijke herinneringen: ik haatte vooral de nonnen, die soms echt sadistische lijfstraffen bedachten. Wel stelde ik mij levensvragen: ‘Als het leven maar dat is, waarom moet het dan zo lang duren?’ Ik vond geen aansluiting, met niets of niemand. Het lukte mij simpelweg niet. Geen focus, geen concentratie. Zelfs met voetbal had ik helemaal niks.»
undefined
'Stel dat het publiek uitgekeken raakt op Jan Decleir, dan zal ik mij toch blijven amuseren'
HUMO En vechten?
Decleir «Daar was ik te bang voor. Later wel: ik heb slaag gekregen en slaag gegéven. Fraai was het allemaal niet.»
HUMO De eerste keer dat ik je aan het werk zag, was in een film waarin je een teruggekeerde Katanga-strijder speelde. Er ging toen een bijna dierlijke dreiging van je uit, zeer fysiek. Je deed hevig denken aan Marlon Brando in ‘The Wild One’. Pure, viriele agressie.
Decleir (knikt) «Dat was ‘Verloren maandag’, een film van Luc Monheim. Die extreme gewelddadigheid zat niet echt in mij. Ik ging heus niet in de café’s vechten. Maar ik kon zulke situaties wel spelen, een belangrijke nuance. Snel kwam ik erachter dat acteren eigenlijk spelen betekent – létterlijk: het is een spel. Tot op de dag van vandaag ‘speel’ ik mijn rollen, nog altijd. Uit die vroege jaren dateert ook ‘De geboorte en dood van Dirk Vandersteen jr.’, een zwart-witfilm van Robbe De Hert. Interessant detail: in die film doet ook Dirk mee. Het is één van de weinige documenten waarin je ons allebei aan het werk ziet.
»Dat spelen zat er trouwens al van jongs af aan in: poppenkast spelen, bijvoorbeeld. Vader had voor ons zo’n kast gemaakt, met echte decors en poppen van papier-maché; mijn moeder naaide de kostuums. Dirk bedacht stukken voor die poppenkast en betrok mij erin. Later vroeg hij mij om weerwoord te geven als hij voor de spiegel zijn rollen instudeerde. Zo ben ik er beetje bij beetje in gerold.
»Ach, Dirk heeft mij zoveel geleerd: concentratie, focus. En focus is… alles: bij het schrijven, bij het schilderen, bij het spelen. Dirk gaf mij een ruggengraat. Zonder hem was het waarschijnlijk niet zo best met mij afgelopen – wie zal het zeggen. Zeker niet béter. Hij was mijn kameraad, mijn maatje.
»In die tijd had ik ook geen enkel gevoel van eigenwaarde. In ons gezin voelde ik mij niet geapprecieerd. Toen ik 14 was, trok ik, mee onder invloed van Dirk en z’n vrienden, naar de academie. Maar toen al wist ik dat ik ooit naar de toneelschool zou gaan. Op de academie ontmoette ik Fred Bervoets, Wannes Van de Velde, Wilfried Pas en nog vele andere fantastische mensen: sommigen werden vrienden voor het leven. Drie jaar later trok ook ik naar de Studio. En toen was ik klaar voor het grote werk.»
Doodskist op wielen
HUMO Tot consternatie van familie en vrienden brak je als acteur razendsnel door. Reinhilde stelde het zo: ‘Dirk had er zoveel voor gedaan, maar Jan, de je-m’en-foutist tot in de kist, kwam met het grote geweld binnen en stal onmiddellijk de show.’
Decleir «Dat wil ik met nadruk tegenspreken: ik was géén je-m’en-foutist, zeker niet als het op theater aankwam. Ik werd, samen met een aantal afgestudeerde klasgenoten, aangenomen bij de KNS. En daar ging het inderdaad vrij snel. Ik zat er onder de vleugels van Walter Tillemans. M’n moeder was gesteld op een zekere burgerlijkheid en orde, maar Dirk en ik leefden als bohemiens. Mee op instigatie van mijn vader is Dirk naar Nederland getrokken en er in De Kleine Komedie terechtgekomen, bij Eric Vos. Hij werd er meteen de numero uno.»
HUMO En toen kwamen Dario Fo en z’n ‘Mistero Buffo’: in die tijd een onwaarschijnlijk succes. Plotseling hoorde toneel ook politiek te zijn.
Decleir «‘Buffo’ was een bom. Uiteindelijk is de Internationale Nieuwe Scène eruit voortgekomen. Dirk was daar niet bij betrokken. Hij kwam terug uit Nederland en trok naar Gent, waar hij een nieuwe werkgroep binnen theatergezelschap Arena opzette. Maar ondertussen waren de tijden veranderd: de oude vrienden van Dirk waren uitgezwermd, enkelen waren vroeg gestorven, zo gaat dat.»
'Hugo Claus heeft mij doen inzien dat het leven een spel is'
HUMO Inderdaad. Op 23 februari 1974 overleed Dirk op 32-jarige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeval.
Decleir «Wij hadden nog zoveel plannen… Ook samen, ja. In die tijd wilde Hugo Claus met z’n nieuwe verovering Sylvia Christel in Parijs ‘het leven van een gigolo gaan leiden’, zoals hij dat graag noemde. Ik had het werk van Claus via m’n broer leren kennen. Bon, Dirk en ik zijn met hem gaan praten, in Amsterdam, om hem te vragen een stuk voor ons te schrijven. Hij heeft toen voorgesteld om de drie weken een tekst voor ons tweeën te bedenken. Om de drie weken een nieuw Claus-programma! Prachtig! Er was sprake van een nieuwe start. Maar zover is het nooit gekomen. Want toen… is Dirk dus gestorven. Verongelukt in het tweedehandse autootje dat mijn vader voor ons had gekocht.»
HUMO In de jaren 60 en 70 gebeurden in Vlaanderen gruwelijke ongevallen, door slechte wegen en onveilige auto’s.
Decleir «De statistieken van toen waren huiveringwekkend. (Mijmerend) Waarschijnlijk had Dirk ook gedronken: hij is zomaar aan het slippen geraakt, midden in de nacht, op een rechte weg. Geen tegenliggers, denken wij. Z’n auto is tegen een paaltje geknald, te midden van de velden. Ik ben in het ziekenhuis in Gent naar z’n lichaam gaan kijken (krijgt het moeilijk). Eigenlijk was Dirk geen goede chauffeur: er waren al eerder ongelukjes geweest. Type verstrooide professor, ja. En de toenmalige auto’s waren rijdende doodskisten.
»Er zat ook een vrouwenhistorie achter: Dirk was graag gezien bij de dames. Hij had een raar idee over trouw. Die nacht wilde hij absoluut bij een vriendin zijn, naar het schijnt. Die zou hem in het holst van de nacht hebben opgebeld…»
HUMO Hoe kwam Dirks dood bij jou aan?
Decleir «Als… een hartstilstand. Ik was mijn held en grote voorbeeld kwijt. Omwille van m’n ouders heb ik mij de eerste dagen sterk gehouden. Pas negen maanden later ben ik ingestort. Drie dagen heb ik toen in de armen van mijn vader liggen snikken. En die vader, die fantastische man, diende míj, zogezegd de stoere bink, te troosten. Prachtig toch, dat ik dat bij hem kon en mocht doen.
»Er gaan geen twee dagen voorbij zonder dat ik aan Dirk terugdenk. Als ik iets doe, denk ik er vaak bij: ‘Wat zou Dirk hiervan denken? Hoe zou hij dit aanpakken?’ Op zo’n vraag krijg ik natuurlijk nooit antwoord. Tenzij één dat ik zelf verzin. Zo ben ik een beeld van Dirk beginnen op te bouwen dat allang niet meer met de werkelijkheid strookt.»
HUMO Ook voor je moeder, die Dirk adoreerde, moet de klap vreselijk zijn geweest.
Decleir «Eigenlijk is moeder nooit helemaal van Dirks dood hersteld. Het tragische was dat vader en moeder de eerste dagen helemaal niets voor elkaar konden betekenen. Ze zaten elk met hun eigen verdriet: mijn vader doodbedroefd, mijn moeder vol verzet en boosheid. Al die zorgen om de kinderen, die klotekinderen die je zo graag ziet. Later is hun band gelukkig weer hersteld en werden ze weer verliefd op elkaar. Het leven van mijn moeder is zeker niet gelopen zoals zij het had gedroomd. Ze was een tengere, frêle, bijzonder mooie vrouw. En zeer dapper.
»(Mijmerend) Van mijn vader heb ik vooral veel warmte gekregen. Hij was een man die niet oordeelde, en zeker niet veroordeelde. Hij had een ontzettend groot begrip voor de mens. Mijn moeder oordeelde wél. Vader stelde vragen, wilde dingen te weten komen; moeder had meningen, overtuigingen. Als ze naar een voorstelling kwam kijken, en ze vond iets niet goed, dan zei ze dat ook, niet omfloerst. Die geanimeerde gesprekken aan tafel, ook – vader, moeder en de kinderen, en maar discussiëren!»
Luis vs. leeuw
HUMO Je was, samen met Dirk, al zeer jong met Hugo Claus in contact gekomen. Later werd hij een vriend en zou je vaak in films en toneelstukken van hem spelen. Wat voor man was Claus?
Decleir «Ontélbaar veel gesprekken heb ik met hem gevoerd. Maar bijna nooit was dat serieus. Hugo was een soort kameleon – onbetrouwbaar, eigenlijk. Maar dan wel op een leuke manier. En altijd disponibel. Hij had nooit een duidelijke, welomlijnde mening. Of juister: hij sprak die nooit uit. Hij veranderde terwijl je erop stond te kijken (glimlacht). Hij kon met volle overtuiging zeggen dat iets hem had ontroerd tot op het bot. En de volgende ochtend vond hij het maar niets.»
HUMO Wat heb je van hem geleerd?
Decleir «We hadden het daarnet al over spelen. Wel, Hugo Claus was een echte speler. In alles. Ook het leven zag hij als een spel. Denk ik toch. Terwijl ik het leven indertijd net zwaar en moeilijk vond. Ik was een tobber. Het leven ís natuurlijk ook klote. Maar Claus wist het lichtheid in te blazen. Levensregel: speel het spel, door alle gruwel heen. Dat doe ik ondertussen zelf: ik spéél Jan Decleir. Wij spelen nu dit interview. Dat is toch leuk, nee?
»Ik vind: als je het leven serieus neemt, neem je eigenlijk iets onzinnigs serieus. Tegelijk pleit ik voor een zeker engagement, al was het maar om de gruwelijke, laffe ongelijkheid aan de kaak te stellen die in dit tranendal heerst. Dat wij hier, in het vrije Westen, een goed leven hebben, is eigenlijk puur toeval. En dat dan te vuur en te zwaard gaan verdedigen en afschermen? Nee, zoveel onrechtvaardigheid kan ik niet hebben.»
undefined
'Ik heb van jongs af aan afscheid moeten nemen van mensen. Dat maakt een mens opstandig, maar ook nederig'
HUMO Terug naar de levenslessen van Claus.
Decleir «Hugo speelde ooit met het idee om zelf acteur te worden. Er bestaan foto’s van (lacht). Hij poseerde graag, had er ook de allures voor. In z’n jonge jaren zag hij eruit als James Dean. En dat wist hij, dat gebruikte hij. Zonnebril op! Een arrogant kereltje, dat kon hij perfect neerzetten. En tegelijk: zo’n warme, gulle vriend…. Als iemand hem vanwege z’n schrijverschap complimenteerde, reageerde hij graag met: ‘Ach, in het land der blinden is éénoog koning.’ En deze, over de critici, vind ik ook erg mooi: ‘Wat zou de leeuw zich bekommeren om de luizen in zijn pels?’
»Hugo heeft mij ook geleerd hoe interviews te geven. Indertijd trokken wij met ‘De leeuw van Vlaanderen’ – wat ik in tegenstelling tot velen een prachtfilm vind – van stad tot stad. We werden er vaak vorstelijk ontvangen en getrakteerd op heerlijke suites en mooie diners. Er hoorden ook interviews bij. Na mijn gestuntel een poosje te hebben aangehoord zei Hugo: ‘Zorg dat je altijd een mandje vol antwoorden klaar hebt. Daaruit pluk je dan.’ Het was mij ook opgevallen dat Claus tegen de ene journalist ‘wit’ zei, en tegen de volgende ‘zwart’. Echt bij wijze van sport. Eigenlijk ben ik nu helemaal fout bezig, want jij verplicht mij in eigen keuken te kijken. En het is maar de vraag of er in die keuken iets te bekijken valt (hilariteit). Over alles willen ze mijn belangeloze mening. Terwijl ik niks zinnigs over de overkapping van de Ring te zeggen heb.»
Karakterkop
HUMO Je grote filmdoorbraak kwam er met ‘Mira’. De chemie tussen jou en Willeke van Ammelrooy was adembenemend. Nooit eerder gezien op een Vlaams scherm.
Decleir «Eigenlijk ben ik bij ‘Mira’ beland via Ellie Overzier, die de casting en de kostuums deed. Ellie en Claus waren toen al niet meer samen. Fons Rademakers, die ‘Mira’ regisseerde, was ook een fantastische acteur. Een gewéldige levensgenieter ook. Ja, Fons heeft mij in het leven leren happen. »Willeke had ik vreemd genoeg al eerder ontmoet. De toneelscholen van Amsterdam en Antwerpen wisselden soms leerlingen uit, of ze gingen bij elkaar op bezoek. Dirk en ik troffen Willeke aan in café Henri, in tranen: ze had net ruzie gemaakt met haar toenmalig lief, Rutger Hauer, en had geen slaapplaats. Wij hebben ons toen broederlijk over haar ontfermd en bij ons thuis te slapen gelegd. Het gekke was: ik was zo nerveus dat ik ons autootje niet in de juiste versnelling kreeg. Alleen de achteruit lukte. Ik ben toen met Willeke en Dirk van Antwerpen naar Merksem gereden. In zijn achteruit! Willeke heeft in ons bed geslapen, Dirk en ik op de sofa. Allebei braaf geweest als een pater. Niet besprongen of zo. Beleefde jongens (lacht). De volgende ochtend moesten m’n broer en ik vroeg in Antwerpen zijn. Toen wij weer thuiskwamen, lag er een bloem op het bed. Van Willeke! Zo zie je maar: je bent een optelsom van wat er met je gebeurt.»
HUMO Het is niet mijn bedoeling je hele carrière te overlopen. Maar ik wil toch even stilstaan bij de geweldige acteerprestatie die je in Stijn Coninx’ ‘Daens’ hebt neergezet. In het collectieve bewustzijn is de kop van priester Daens die van Jan Decleir.
Decleir «Ik kende, zoals ik daarnet al zei, de hele problematiek rond Daens. Ik had mij verdiept in de historische figuur en besefte dus zeer goed dat wat ik voor de camera neerzette, fictie was. Stijn was goed bezig. We hebben intens samengewerkt: hard op de taal gestudeerd, zodat die geloofwaardig klonk, en samen een aantal scènes waar ik problemen mee had, herschreven. En dat lukte! Bij ‘Daens’ viel alles in de juiste plooi. Zoals het onwaarschijnlijk sterke camerawerk van Walter Vanden Ende: hij heeft de film mee groot gemaakt. Alles viel mooi samen. En dan krijg je: bijna perfectie. Maar wel op het conto van een gróép mensen, niet op dat van Jan Decleir alleen. (Denkt na) Het kunstmatige van film boeit mij zeer. Hoe je met een veelheid aan trucs, metier en hard werken tot iets komt als… magie.»
HUMO Met ‘De zaak Alzheimer’ had je dat ook: de rol neemt bezit van de acteur en wordt vlees en bloed. Of ‘Karakter’: je speelt deurwaarder Dreverhaven niet, je bént ’m.
Decleir «Ik ben geen stand-upcomedian; ik ben een acteur, een speler, ik dóé. Het is: kunnen spelen. En dat is: 10 procent talent en 90 procent arbeid. Ook nu nog. Energie, helderheid in je hoofd: dáár gaat het om. En wérken. Ik zie het overigens meteen aan acteurs als ze níét werken, als ze lui zijn.
»En ja, van ‘De zaak Alzheimer’ heb ik veel gehouden. Tijdens het draaien zonderde ik mij af. Ik maakte geen grappen met de crew, ik hield mij apart en zocht de eenzaamheid op. Het was een klein beetje methodacting, ook, alhoewel ik daar zeker niet altijd een voorstander van ben. Ook in ‘De zaak Alzheimer’ heb ik mee aan het script geprutst, samen met regisseur Eric Van Looy. Het slot hebben wij helemaal herwerkt. Nooit credits voor gekregen (lacht). Maar dat hoeft ook niet.
»Kijk, volgens Herman Teirlinck is een acteur geen simpele interpreet maar een volwaardig scheppend kunstenaar. Geen uitvoerder of doorgeefluik of transformator of weet ik veel. Een goed acteur creëert dus. De tekst is een basis, van waaruit je begint te werken.
»‘Karakter’ wilde ik héél graag doen. Ik zat toen midden in de productie van ‘Ten oorlog’ van Tom Lanoye. Regisseur Mike van Diem zei mij: ‘Kijk, Jan, als jij ‘Karakter’ niet speelt, maak ik die film niet. Punt.’ Daar sta je dan (lacht). Bordewijk, de auteur van ‘Karakter’, wist zeer goed waarover hij het had. Dit was niet het verhaal van een vadermoord, nee, dit was een verhaal van pure liefde. Ik heb die rol zo graag gespeeld.»
undefined
Den elfde van den elfde
HUMO Laten we het even over ‘Den elfde van den elfde’ hebben. De generiek zegt alles over die prachtreeks: de namen van de acteurs worden geprojecteerd op twee schilderijen van James Ensor: ‘De intrige’ en ‘Dood en de maskers’. Een verzameling monsterlijk opgeblazen, verwrongen en verkrampte tronies die de universele tragiek van het menselijke tekort perfect weergeeft.
Decleir «Ik heb snel toegehapt toen Tom Van Dyck en Alice Reijs me vroegen: zij staan garant voor kwaliteit. Ze hebben dan ook een prachtige cast rond zich kunnen verzamelen. Een heel belangrijke factor daarin is Peter Van den Begin (Frank in de serie, red.). Ik voel een mateloze liefde en bewondering voor die man. Een vriend voor het leven. Dus dat heeft zeker ook meegespeeld in mijn beslissing om mee te doen.
»‘Den elfde van den elfde’ is tragikomisch: je lacht om dingen waar eigenlijk helemaal niet om te lachen valt. En je huilt om dingen die als komedie worden opgevoerd. Dit is een reeks voor verstandige kijkers, die wat verder zien dan hun neus lang is. De zieligheid van die figuren, ook, hoe ze onontkoombaar naar de afgrond glijden. Het carnaval van de menselijke verlangens, behoeften, intriges, kronkelwegen, verraad. Het is geen fraai beeld dat Tom en Alice van de mensheid ophangen.»
HUMO Jouw rol is die van de pater familias, Hubert Geunings, die door de rest van de familie gaandeweg wordt ontmaskerd. Je ensceneert in deze reeks ook je eigen aftakeling en dood: Jan Decleir in z’n ziekenhuisbed, via slangen en buizen verbonden aan medische bewakingsapparatuur. Hoe speel je zulke scènes op je 70ste?
Decleir «Zoals je op een ander moment een liefdesscène speelt.
»Mijn vrouw (de actrice Brechtje Louwaard, red.) kon het niet aan: ze was niet in staat naar die beelden te kijken. (Mijmerend) Ik gruw van het idee af te takelen. En oud worden… Ik weiger erbij stil te staan. Aan het werk blijven is een goed afweermiddel. Ik probeer te blijven meedraaien, mij te amuseren, actief te zijn. En ik hoop vooral dat het straks niet al te zielig wordt.»
HUMO Wij worden 90, Jan!
Decleir «Dat is toch de bedoeling (glimlacht). Ik ben nieuwsgierig en blij dat ik nog mag meedoen aan een reeks als ‘Den elfde’. Net zoals ik nieuwsgierig en blij ben dat ik straks weer op het toneel sta met ‘Aarzel nooit’, een productie van theatergezelschap Het Banket, geschreven door Tristan Versteven en mijn vrouw. Een groot plezier. En stel, stél, dat het publiek om wat voor reden dan ook op Jan Decleir uitgekeken raakt, dat het niet meer van mij moet hebben, dan zal ik mij toch blijven amuseren. Er valt nog zoveel te doen: schilderen, houtsneden maken... Het maakt mij geen donder uit of anderen het goed vinden of niet. En verder heb ik nog een plek waar ik mij graag terugtrek, een soort volkstuintje van een voorschoot groot. Daar ben ik dan in de weer met schop en riek.
»Hugo Claus was een winnaar, zeer competitief ingesteld. In alles wat hij deed, wilde hij winnen. Dat heb ik niet zo: ik lijd er niet onder als ik ’n keer verlies. Hugo wel: hij móést winnen, ook als hij petanque of scrabble speelde. Nee, dan vertaal ik liever een sonnet van Shakespeare, puur voor het plezier. Een volle week met twee zinnen bezig zijn: leuk! Het lezen gaat wel iets trager dan vroeger, ik moet vaak enkele alinea’s teruggaan. Maar wandelen, fietsen: dat gaat nog allemaal uitstekend. De benen zijn nog oké. Ik wil nog reizen, naar concerten gaan, naar musea. Ik zal mij niet vervelen, straks.»
HUMO Tijd voor de afscheidsvraag: wat heeft het leven je geleerd?
Decleir «Ik heb van jongs af aan afscheid moeten nemen van mensen. Slachtoffers van de jaren 60, vaak. Zoveel vrienden die mij zijn ontvallen. Dat maakt een mens opstandig. Maar ook nederig. En levenslessen? Ik geloof niet zo in levenslessen. Ik zou zeggen: let ervoor op. Of juister: kijk uit voor mensen die weten hoe je moet leven. Of die menen het te weten. Toch deze: je moet durven en kunnen toestaan dat dingen met je gebeuren. Laat het over je heen komen. En blijf overal en altijd het spel zien. Verdriet, vreugde, liefde, woede: hoort allemaal bij het spel. Wees dus een speler!»