Kijktip'Niets gaat over'
Het relaas van de Zwitserse brandweerlui na de busramp in Sierre: ‘Geen enkele collega, zelfs ik niet met mijn 25 jaar dienst, had al zoiets meegemaakt’
Op dinsdagavond 13 maart 2012 fixeert een automatische camera van de tunnel onder de stad Sierre zich op een autocar die ‘stilstaat’ tegen de tunnelwand. Een bedrieglijk beeld. In werkelijkheid is de bus tegen een hoek van een uitwijknis gebotst. Aan boord zijn 12- en 13-jarigen uit Heverlee en Lommel die na een week skiklassen huiswaarts keren. Tweeëntwintig kinderen, vier volwassen begeleiders en twee chauffeurs overleven de ramp niet.
Na het ongeval werden de Zwitserse hulpverleners alom geprezen omwille van hun inzet en hoge mate van professionaliteit. Toch zijn weinigen onder hen al uitgebreid aan het woord geweest, en zeker Reynold Favre niet. Hoewel hij en zijn manschappen instonden voor het bevrijden van de geknelde inzittenden, zul je zijn naam amper terugvinden in de pers. Favre mijdt die belangstelling. Zijn relaas geeft hij maar af en toe, en dan tijdens lezingen die bestemd zijn voor brandweerkorpsen.
Lees ook:
Janne en Kamil uit ‘Niets gaat over’: ‘We hebben een schuldgevoel omdat we de ramp hebben overleefd: waarom ik wel en de persoon naast me niet?’
Lieven Van Gils herdenkt busramp Sierre: ‘Ik kreeg telefoon van mijn vrouw: ‘Het is de klas van Frank’’
Wanneer ik aan de kazerne van Sierre parkeer, rijdt hij net binnen in een gloedrode truck. Hij kauwt op kauwgom, heeft een hangsnor zoals wel meer brandweerlieden, én een helder licht in de ogen. De besneeuwde Alpen daarbuiten schitteren in de zon. Bergen zijn van nature koud, hard en onverschillig. Maar dat geldt niet voor de hulpverleners die er wonen.
Favre zoekt naar de juiste woorden om over het werk van de brandweer te spreken. Want op een ogenblik dat er zoveel menselijk lijden te zien is, moeten zij allereerst een technische inschatting maken van het werk. En dat kan hard overkomen.
REYNOLD FAVRE «Wij brandweermannen beginnen altijd vanuit een abstractie. Wat zien we? Een zwaar ingedrukte bus waarvan de toegangsdeuren vastzitten, en met een onbekend aantal passagiers aan boord. Als eerste brandweerman ter plaatse moet ik onmiddellijk nagaan of die plek en die bus veilig zijn. Staat de bus stevig of kan ze kantelen? Is de motor oké of is er rook te bespeuren? En welk materiaal heb ik nodig voor de geknelden en voor de evacuatie? Dat zijn de vragen die ik eerst moet oplossen.
»Ik kom daar dus aan op het ogenblik dat al een paar agenten en hulpvaardige automobilisten zich om enkele bevrijde kinderen bekommeren. Tegelijk hoor ik andere kinderen wenen en om hulp roepen vanuit de bus, maar zelf moet ik op verkenning gaan. Ik moet achteraan de motorkap openen om rook of een brandgeur te detecteren, ik moet kijken of er olie of brandstof op het wegdek lekt, ik moet me tussen de bus en de tunnelwand wurmen om te zien of daar nog mensen gekneld zitten, en om in te schatten of die ruimte breed genoeg is om langs daar inzittenden te evacueren. En ik moet ook in de bus klimmen om poolshoogte te nemen. Daar zitten kinderen gekneld die roepen en huilen, en hoe hard dat ook is, ik mág hen op dat moment niet te hulp komen. Ik moet oog hebben voor de frames waarop de zetels vastzitten, voor de elektriciteit en de kans op kortsluiting: dus naar binnen stappen, tien seconden lang alles in ogenschouw nemen, en terug naar buiten gaan.
»Natuurlijk zou ik me om een wanhopig huilend kind kunnen bekommeren, maar ik mág niet, ik kán niet. Want intussen komen mijn manschappen aan en zij wachten op een bevel van mij. Zij gaan ervan uit dat ik de missie begin te coördineren. Dát is mijn opdracht.»
HUMO Dat klinkt hard, maar ook begrijpelijk.
FAVRE «Het is erg hard. Ik heb zelf twee kinderen, en mijn zoontje is net zo oud als die kinderen in die bus. Ik weet nog heel goed wat ik dacht toen ik die bus zo snel verkende: ‘Wat moeten die kinderen wel van mij denken? Hier is een volwassene, hier is een brandweerman en hij helpt ons niet!’ Maar ik ben de leider van de interventie: als ik één kind help, dan laat ik intussen de andere inzittenden én mijn manschappen in de steek. En oké, zij zullen wel ergens beginnen met hun hulp, maar net zo goed zullen er manschappen hulpeloos staan toekijken omdat ik geen lijn in de actie breng.
»Als mensen dus vragen hoe wij met die gewonde kinderen omgingen, dan kan ik met een gerust hart zeggen dat al mijn manschappen zich om álle kinderen hebben bekommerd. Door hun technisch werk en door hun menselijke aanwezigheid. Bij zo’n operatie met zware apparatuur zeggen we bijvoorbeeld altijd vooraf wat we gaan doen: ‘Attention, on coupe, ça va faire du bruit.’ Vaak leggen we ook een hand op de arm of de schouder, zo van: hou je sterk, hier is iemand die met je bezig is. Dan speelt het geen rol of je Nederlands kent of niet, dan beseft zowel een volwassene als een kind heel goed dat hij veilig is. (Er waren in de bus ook agenten en ambulanciers om de gewonde kinderen bij te staan, red.)
»En zo togen we aan het werk. Onze mannen knipten de poten van de zetel en ze hieven de kinderen op berries of met zetel en al door de stukgeslagen ramen. Daar wachtten collega’s op een loopbrug en op plooiladders om ze aan te pakken, en dan ging het naar de eerste medische post waar de triage gebeurde. Lichtgewond, zwaargewond of te laat voor medische hulp.»
Adrenaline
HUMO Waren er manschappen die het in de loop van de avond niet meer aankonden?
FAVRE «Ik heb inderdaad manschappen moeten vervangen – zowel in als rond de bus – omdat ze fysiek op waren, of mentaal uitgeput. Je kon daar niet onbewogen in het getouw blijven. Het merendeel van hen heeft een gezin, soms met kinderen die zo oud waren als de kinderen in de bus.»
HUMO Hoe zag u dat ze het moeilijk hadden?
FAVRE «De meesten ken ik al jaren, dus ik weet hoe ze zijn als ze oké zijn en wanneer niet. Wie met tranen in zijn ogen staat te werken, moet je aanspreken: die moet er een tijd tussenuit.
»Let wel, tijdens zo’n interventie kunnen mensen urenlang doorgaan, puur op adrenaline. Maar er zijn ogenblikken waarop die ‘brandstof’ hapert, en dat heb ik zien gebeuren rond halftwee ’s nachts. De bus werd toen enkele meters van de wand weggetakeld om een extra ingang te creëren. Voor zo’n hulpverlener die er middenin zit, die werkt en zwoegt en op adrenaline teert, is er dan ineens rust, kan hij enkele stappen opzijzetten. Een gevaarlijk moment, want dan kan je mentaal instorten. Als die spanning wegvalt, neemt het lichaam immers adrenaline terug en dat kan een mentale shock veroorzaken. Ik zag het aan hun houding: sommigen aarzelden om terug in die bus te stappen. Ze beseften wat ze hadden gezien en wat ze niet meer terug wilden zien.
»Die adrenaline is er ook omdat je lévenden wil vinden. Ergens heb je die hoop dat iemand op wonderlijke wijze toch nog werd beschermd. En zolang je die hoop hebt, wérkt die adrenaline. Maar hier was er na een aantal uur geen hoop meer, en zo zijn enkelen niet meer in die bus gegaan en door mij vervangen.
»Gelukkig was er psychologische opvang. Al vrij vroeg op de avond was een psycholoog uit Sierre ter plaatse geroepen. Die man heeft de kinderen bijgestaan, en toen die naar het ziekenhuis waren, bleef hij voor diegenen die de doden moesten bergen. Zag ik dat iemand het moeilijk had, dan stuurde ik hem naar die psycholoog. Hij had een kleine zitruimte ingericht in een materiaalkamer die zich in de wand van de tunnel bevond.»
Debriefing
HUMO Het ongeval gebeurde dinsdagavond, en donderdagavond hebt u een technische en psychologische debriefing gehouden.
FAVRE «Dat was noodzakelijk, want geen enkele collega, zelfs ik niet met mijn vijfentwintig jaar dienst, had al zoiets meegemaakt. Het zwaarste verkeersongeval tot dan toe was er één met vier doden. En als er tevoren iets ergs gebeurde, dan was je de eerste nacht van slag, de tweede en de derde ging het al iets beter, et puis ça passait. Maar deze keer voorzag ik wel zware en langdurige naweeën, en dus heb ik gezegd: verplichte debriefing voor alle aanwezigen, voor de veertig brandweerlui van Sierre en voor de twintig collega’s van Sion.»
HUMO Hoe hebt u die debriefing geopend?
FAVRE «Niet met de vraag: ‘Hoe voelen jullie je nu?’ Dat is de beste manier om iedereen te laten dichtklappen. Ik ben begonnen met een uitgebreide chronologie van de feiten, wanneer welk materiaal en welke manschappen waren ingezet, en waarom ik bepaalde beslissingen had genomen. Daarna kwamen de vragen, eerst vooral technische, maar algauw ook persoonlijke: waarom A niet gereageerd had toen B driemaal iets vroeg, of waarom C zo gesnauwd had tegen D. Ik zag het té persoonlijk worden en wilde ingrijpen, maar de collega die mee modereerde, hield me met een gebaar tegen – ‘Laat ze maar begaan!’ En zo kwam het los. Wat hen gestoord had, wat er op hun maag lag, waarvan ze wakker hadden gelegen. Dtechnische debriefing heeft anderhalf uur in beslag genomen, maar het praten over hun emoties heeft twee uur geduurd. Nooit meegemaakt.
»Wat telkens terugkwam, was dat immense gevoel niet genoeg te hebben kunnen doen, te weinig mensen gered te hebben, hulpeloos en machteloos te zijn geweest. Een auto met vier inzittenden is te overzien, maar die bus leek zonder eind te zijn.»
Die nacht zijn een paar collega’s het hem komen vragen. Of hij een einde zag aan het werk, of hij er wél een kijk op had. Het had bijna kwaad geklonken, en wat toen niet overzichtelijk was, kan hij nu op een computerschema laten zien. Dat de hoekige tunnelwand drie meter van de bus had ‘weggenomen’, en dat bij de botsing niet enkel de voorste rijen tegen elkaar waren gedrukt, maar dat de middelste en achterste rijen bovenop die eerste rijen waren beland. Een chaos die het werk aanzienlijk bemoeilijkte. Het korps had hydraulische scharen om het staal te knippen, en spreiders om verwrongen stijlen uit mekaar te duwen, maar het kluwen was te complex, en dat langzame vorderen heeft de machteloosheid en de hulpeloosheid in de hand gewerkt.
Huilen mag
HUMO Bij een bus denken jullie allicht ook: veel slachtoffers, maar evengoed: veel mensen die we kunnen redden.
FAVRE «Zo is dat. Maar bij deze ravage konden we niet eens een inschatting maken hoeveel mensen er aan boord waren. Was dat een halfvolle of een volle bus? We hadden geen indicatie. Ik ging op zoek naar een volwassene, naar een begeleider, maar ook dat bleek vergeefs te zijn. Alle volwassenen waren omgekomen. Pas veel later wisten we hoeveel inzittenden er waren geweest.»
HUMO Is die debriefing dan geëindigd in een algeheel gevoel van machteloosheid en hulpeloosheid?
FAVRE «Neen. Ik heb ook uitdrukkelijk gesteld dat we prima werk hadden verricht, en dat we vierentwintig van de tweeënvijftig inzittenden levend geëvacueerd hadden. En dat die gevoelens van onmacht ons niet moesten demoraliseren, want dat wij – soldats du feu – geen supermannen zijn die alles de baas kunnen. Dat ongeval had ons een machteloos gevoel bezorgd. Dus zijn er gevoelens die stérker zijn dan wijzelf, en dat is heel menselijk. Weet u, ik kwam donderdagmorgen voor het eerst weer op m’n bureau, ik deed m’n mailbox open en die stond vol berichten van Belgische families die ons bedankten voor wat we gedaan hadden. Ik had nog geen twee mails gelezen, of ik brak in tranen uit. M’n assistent kwam net vragen hoe het met me ging, hij maakte op slag rechtsomkeert.»
HUMO Hebt u dat verteld op de debriefing?
FAVRE «Jazeker. En ik heb gezegd dat niemand beschaamd moest zijn om zijn tranen. Dat het geen teken van zwakte is, maar enkel een teken dat wij ook mensen zijn, die weten wat het is om een gezin en kinderen te hebben. Die weten wat voor plezier het is om als kind in de bergen en in de sneeuw te zijn. En die hun eigen kinderen al zo vaak op schoolreis hebben zien vertrekken en zorgeloos hebben weten terugkomen. Alles herken je, met alles kan je je identificeren, en vandaar dat je zo hard getroffen kan zijn. Ik heb bijvoorbeeld vaak gedacht: hoe zou ík reageren als míjn kinderen op vakantie in België zouden zijn en als ze mij het nieuws zouden melden dat zij op de terugweg verongelukt zijn? Dat is zo vreselijk, daar kan ik niet eens op antwoorden.»
HUMO Is die psycholoog nog ingeschakeld?
FAVRE «Hij was op de debriefing en hij stelde zich ook in de toekomst beschikbaar om onze brandweerlui op te vangen. Dat heb ik die avond ook herhaald: dat het evenmin een teken van zwakte is als collega’s die bijstand zouden opzoeken. De volgende dag, vrijdag, had zich één persoon gemeld, en zaterdag nog één, dus dat leek mee te vallen. Maandag vertrok ik naar België om met een delegatie de begrafenissen in Leuven en Lommel bij te wonen, en ik was nog geen anderhalf uur weg uit Sierre, of ik kreeg al telefoon van m’n vervanger dat de psycholoog overstelpt werd door collega’s die zijn bijstand zochten. Die hem belden en simpelweg zegden: ‘Ça ne va pas.’
»Ik kon onmogelijk terug, en ik heb toen de psycholoog gebeld: ‘Ontvang iedereen die erom vraagt, reken niemand iets aan, stuur de factuur naar ons.’ Ik begreep nu ook dat iederéén getroffen kon zijn. Zowel de man in de bus als de man die voor het licht van de heli-landingszone moest zorgen als de man die bij de motor stond en die moest waken over het brandgevaar. Allemaal hebben zij de kinderen horen roepen, de gewonden zien passeren en de doden zien wegdragen naar de tijdelijke morgue die in de tunnel was ingericht. Je bent geneigd om hen te vergeten omdat zij licht werk deden, maar misschien waren zij in hun ‘nietsdoen’ wel machtelozer en hulpelozer geweest dan alle anderen, en dus meer geraakt door die traumatische ervaring.»
Tunnelangst
Wat er zoal schuilging achter die ‘Ça ne va pas’, dat zou de komende weken en maanden blijken. Slecht slapen, nachtmerries, vlug geïrriteerd zijn, het gevoel hebben altijd onder spanning te staan en daardoor uitgeput raken. Een amalgaam van psychische aandoeningen die na zo’n traumatische ervaring kunnen optreden en die familiale problemen kunnen veroorzaken, of een depressie omdat men zichzelf niet meer herkent, omdat men er niet meer in slaagt de persoon te zijn die men vóór het ongeval was. Favre zelf heeft weinig te lijden, zegt hij, maar flashbacks waren er genoeg: ‘Het was voldoende dat ik een bus zag en ik zat gelijk weer in dat ongeval.’
HUMO Een kind dat huilt, was dat ook een trigger voor zo’n flashback?
FAVRE (knikt) «De zondag na het ongeval was hier een loopwedstrijdje van schoolkinderen. M’n dochter liep mee, ik stond bij de aankomst en ik kon het niet tegenhouden: een kind dat met een kreet over de aankomst kwam, was genoeg om mij in die bus te dompelen. Het zit nog in m’n hoofd. Enkele maanden geleden werd ik opgeroepen in het schooltje van m’n dochter – een jongetje was met zijn vinger zwaar gekneld geraakt. Ik kom aan in die school, ik hoor dat kind al van ver huilen van de pijn, en... ik zit opnieuw in die bus. En dat hoor ik van meerdere collega’s. »
HUMO In juni 2012 was er een eerste herdenking in de tunnel, en naar ik hoorde zijn sommige hulpverleners elkaar toen huilend om de hals gevallen. Bleek dat ze daar voor het eerst terug waren, dat ze sinds het ongeval de tunnel gemeden hadden.
FAVRE «Dat klopt. Sommigen namen liever de langere weg bovengronds en langs de stad, dan de binnenweg door die tunnel.»
HUMO Het is vermijding, uit angst om opnieuw overvallen te worden door dat drama. Maar net daardoor kunnen die psychische moeilijkheden aanslepen.
FAVRE «Ik had de tegenovergestelde reflex. Ik woon vlak bij die tunnel, ik was gewend om ’m elke dag te gebruiken, en vanaf dag één na het ongeval stond het voor mij vast: ik moest en zou er opnieuw door gaan. Natuurlijk had ik in het begin flashbacks. Zeker omdat die plek gemarkeerd was met bloemen en kaarsen. Je kon die plaats dus onmogelijk negeren, maar ik hield me voor: ‘Er is daar geen bus meer, er is daar geen ongeval meer, allez-y.’»
HUMO Die ongelukstunnel had die nacht en die eerste weken beheerst, maar je ging niet toestaan dat hij je verdere leven zou beheersen.
FAVRE «Het was nogal verbeten, ja. Het was hij of ik.»
HUMO Hoorde je ook van familiale moeilijkheden als gevolg van die ervaring?
FAVRE «Partners belden me op dat hun man ‘niet meer dezelfde was’ en hulp nodig had. Evengoed belden werkgevers om te zeggen dat X niet eens meer de helft van zijn werk gedaan kreeg.»
HUMO Werkgevers? Dus jullie zijn een vrijwilligerskorps.
FAVRE «Alleen ikzelf en m’n adjunct zijn vastbetaalde krachten. De andere vierennegentig zijn vrijwilligers. Natuurlijk hebben zij een professionele opleiding gevolgd, maar ze hebben een ander beroep: ze zijn schilder, behanger, automecanicien of bankbediende. Veertig vrijwilligers waren voor die missie opgeroepen. Ze waren van thuis vertrokken en ze waren allerminst op die tragedie voorbereid. Oké, geen enkele hulpverlener kon daarop voorbereid zijn, maar er is toch een verschil met ambulanciers en politiemensen. Als het voorbij is, zijn mijn collega’s opnieuw schilders en behangers, terwijl die agenten en ambulanciers de volgende dagen en weken collega’s om zich heen hebben die hetzelfde hebben meegemaakt. Dat scheelt in de verwerking. Ik zag het genoeg in die eerste weken: sommige collega’s hebben hier ’s avonds uren zitten babbelen in onze kantine. Ze zochten elkaar voortdurend op, ze hadden daar nood aan.»
Geen tijdsbesef
FAVRE «Je denkt dat alleen de schokkende beelden je niet zullen loslaten, maar er zijn evengoed banale momenten die je nooit zal vergeten. Zo wou ik rond middernacht even weg zijn van die bus, even wat anders zien en decompresseren, dus ik nam de nooduitgang waardoor ik in de openlucht kwam, en toen ik na vijf minuten terug in de tunnel stond, werd ik getroffen door de rust die er heerste. Tientallen mensen waren nog in de weer, overal was er beweging, en toch hoorde ik alleen maar het sonore geronk van ons materiaal en die generatoren. Verder niets. Een surreële kalmte. Dat was in feite een positieve shock: het is een ramp, het is een immense tragedie, en toch slagen we erin ons werk te doen.»
HUMO Dat koortsachtig drijven op die adrenaline kan vreemde gevolgen hebben. Een brandweerman vroeg een nieuwe batterij voor z’n helmlamp, die batterijen gaan normaal twee uur mee, maar vijf minuten later was die batterij ‘al stuk’, en vroeg hij een nieuwe, ‘en na vijf minuten’ gaf ze weer geen licht meer. Hij sakkerde dat die lampen ‘prullen’ waren, maar z’n collega wees hem op de juiste tijd: er waren geen tien minuten voorbij, hij was víér uur bezig geweest.
FAVRE «Alle besef van tijd is weg. Ik ging om het uur informeren bij dat vijftal in de bus of alles oké was, of ze ’t nog aankonden. En toen ik tegen twaalven een derde keer binnenging, kreeg ik een snauw terug. Een paar dagen later kwam die ene zich verontschuldigen: ja, het werk was zwaar geweest, maar wat hij kotsbeu was, dat was hoe ik om de vijf minuten was komen vragen of ze oké waren. Terwijl ik daar maar om het uur was geweest.»
HUMO Dat het ongeval in een tunnel gebeurde, had zijn voordelen volgens u: zo waren de hulpverleners afgeschermd van de pers. U hebt het niet bepaald begrepen op de media. U was bijna onzichtbaar in dat verband.
FAVRE «Je hebt mensen die bij alles de pers verwittigen,die voluit wensen dat die belangstelling er is. Ik ben net andersom. Ik zoek allerminst belangstelling. Er zijn ook lelijke dingen gebeurd: journalisten die verplegers geld boden om hun uniform aan te trekken, zodat ze in het ziekenhuis de kinderen konden filmen.
»Wat voor mij telt, is dat we ons werk kunnen doen. En dat hebben we gedaan. In zes uur tijd hebben we achtenveertig van de tweeënvijftig personen uit die bus bevrijd. Dat is gemiddeld acht personen per uur. Als je weet dat we bij een verkeersongeval met één geknelde bestuurder gemiddeld drie kwartier bezig zijn, dan zeg ik: goed gewerkt, we konden niet beter.»
Terug in Lommel
HUMO Twee derde van die nacht waren jullie alleen maar bezig met het bevrijden en bergen van dode lichamen. Hebt u van dat alles geen nachtmerries gehad?
FAVRE «Neen. Wat allicht te danken is aan het feit dat ik in Lommel en Heverlee ben geweest. Met een aantal collega’s heb ik daar de uitvaart van de kinderen en de volwassenen bijgewoond, en toen we in Leuven waren, heb ik gevraagd of we de kinderen in het ziekenhuis konden zien. Ik wilde niet met alleen maar sombere beelden terugkeren, ik wilde voor het eerst in al die dagen ook iets positiefs zien, quelque chose de bien. Kinderen die het gehaald hadden, die aan de beterhand waren. Een aantal van hen heb ik gezien, en daar was ik blij om, maar het was wel verwarrend. We kwamen bij een meisje in de kamer, de mama zei wie we waren, dat kind was verrast en kort daarna zag ik haar ogen rood worden, en zijn we op onze stappen teruggekeerd. Het kunnen tranen van vreugde zijn geweest, maar evengoed tranen van verdriet, dat ons uniform voor haar de ramp en het verlies van haar klasgenootjes en leraar in die kamer had gebracht. In een andere ziekenhuiskamer lag een jongetje, dat kon Frans en hij begon meteen een hele uitleg tegen mij, tot de vader plots binnenkwam. Die trok een ontstemd gezicht, wie is die vreemde hier? En dat jongetje zei: ‘Het zijn redders, papa, ze zijn hier uit Zwitserland!’ En toen is die vader beginnen te wenen en heeft hij ons in z’n armen gesloten. (We zijn ontroerd.) En dat heeft me weer moed gegeven, dat er ook een goede kant was aan dat verhaal.»
HUMO Dat wil wel zeggen dat de brandweerlui die niet in België waren, enkel met die tragische beelden zijn blijven zitten.
FAVRE «In zekere zin is dat zo. Maar het was niet mogelijk om met veertig man naar België te gaan. Er is nog wel een tweede België-reis geweest. Vorig jaar in mei heeft Jan Jorissen, de brandweercommandant van Lommel, een bijeenkomst met de ouders georganiseerd en daarop waren wij uitgenodigd. We zijn toen met de vijf collega’s gegaan die het meest met de kinderen in contact waren geweest, en in de brandweerkazerne hebben we met de families gegeten en gesproken. Er waren daar ouders met kinderen die het overleefd hadden, en evengoed ouders van wie de kinderen waren omgekomen. En beide groepen waren blij ons te zien.»
HUMO Ze moeten wel veel vragen hebben gehad.
FAVRE «Natuurlijk, en soms heel persoonlijke. Dan lieten ze een foto zien, of ik hun kind herkende, of ik het misschien in handen had gehad. En dan kon ik alleen maar zeggen dat wij ons om álle kinderen hebben bekommerd, dat ál die kinderen onze volledige aandacht hebben gekregen.»
HUMO Voelde u zich niet machteloos tegenover dat verdriet van die ouders?
FAVRE «Toch wel. En het moeilijkste was het zien van de kinderen die het overleefd hadden. Tegenover hen hebben wij onze vreugde onderdrukt, wetende dat daar ouders waren die hun kind nooit meer kunnen terugzien. Toch is dat merkwaardig goed gegaan, hoe leven en dood daar tezamen waren. Ik zal die ontmoeting nooit van m’n leven vergeten. Omdat we daar als hulpverleners én als vaders en moeders met mekaar hebben kunnen spreken.
»Vooraf had ik geaarzeld om te gaan. Want in zo’n nasleep van een ramp nemen de media en de publieke opinie álles onder de loep. En zeker hebben wij lof gekregen, en zelfs decoraties ontvangen, maar toch ben ik altijd op m’n hoede geweest, want elk gedrag kan anders worden uitgelegd. Als wij naar die begrafenissen gaan, en naar die herdenkingen en die reünie in Lommel, dan kan het lijken alsof wij op zoek gaan naar erkenning, alsof wij hengelen naar lof, alsof wij erop uit zijn om dankbaarheid te oogsten. Dan is het alsof wij de held willen zijn, en dat is een perceptie waarvan ik gruwel. Wij hebben ons werk niet gedaan om die dank te krijgen. Wij hebben ons werk gedaan omdat het ons werk was.»
«««
Sierre telt enkele plekken ter memorie. Er is de plaats van het ongeval, er is de steile weg uit Val d’Anniviers waarlangs de bus naar het dal is gekomen, en er is ook een oude band met België, want op het kerkhof staat een gedenkteken dat hier in ’14-’18 dertig geïnterneerde Belgische oorlogsinvaliden zijn gestorven en begraven. Maar de nauwste band is wel dit terras, waar scholieren een glas drinken in de zon. Ze hebben de tafels bijeengeschoven, zitten languit in de stoelen en lachen op luide toon om mekaars onzin. Zo achttien. Er zijn kinderen die nooit zo oud worden