Het Zesde Metaal - Nie voe kinders
Kras: Het Zesde Metaal is op zijn derde officiële langspeler alweer aan zijn zesde incarnatie toe. Frontman Wannes Cappelle is aldoor de enige zittenblijver, voor de rest vervelt de groepsbezetting bij elke halve stap – net zolang tot het meest geschikte setje muzikanten overblijft om Cappelles inspiratie du jour in klanken om te zetten. Dat is de theorie, en op ‘Nie voe kinders’ blijkt ook de praktijk mee te vallen.
Leer op deze plaat onder meer 1. dat wie Vlaamstalige luistermuziek maakt niet bij Yevgueni hóéft uit te komen; 2. dat de teksten van Cappelle minder dan vroeger naar etterende wonden uit zijn persoonlijke verleden ruiken, maar thematisch breder uitzwerven en daardoor meer herkenning opleveren; 3. dat Cappelle – voor de zoveelste keer – wel degelijk in een andere ketel is gevallen dan Flip Kowlier, al was het maar omdat de Wevelgemse variant van het West-Vlaams, hoewel slechts een strontkar verder gelegen, niet dezelfde is als de Izegemse; en 4. hoe producer Jo Francken goed werk verricht, en wel door bijna geen knoppen aan te raken.
Wat levert zoveel studiewerk u op? Welgeteld één wereldsong. Dat is minder dan, bijvoorbeeld, tien, maar meer dan op de meeste platen. Het betreft de titeltrack, waarin Cappelle een overzicht biedt van de frustrerende onzin die kinderen van vroeger en nu op de mouw gespeld krijgen en daarbij – ‘het zit godverdomme ollemolle toch zo goed in mekoar’ – de woorden steeds schuimbekkender uitspuwt. Hij gaat erin klinken als de psychopaat die hij in zijn vrije uren misschien wel is. Het is in elk geval die psychopaat die in een groot deel van de andere songs te vaak ontbreekt. Want ook al smeult er van alles in tracks als ‘Dag zonder schoenen’, de bladerdegen countryfolk van ‘Ip min knieën’, de bescheiden meezinger ‘Gie, den otto en ik’ en ‘Toe nu maar’ – eerder dan voor vuurwerk te zorgen, leidt het tot de behaaglijke warmte van een haardvuur.
Naar een haardvuur luisteren blijft zelden lang boeien. Weer iets bijgeleerd.